Toen ik gisteravond half acht als spreker het zaaltje van de Stichting RUW in Wageningen binnenliep, was het nog heel erg rustig. Maar binnen een kwartier na aanvangstijd hadden toch zo'n 25 studenten de regen getrotseerd om mee te discussieren over bedrijfsgrootte in de Nederlandse landbouw: groot versus klein, waar gaat het heen, moeten we iets bevorderen of afremmen? En dat in het Engels want er waren ook Russische, Turkse en Poolse studenten.
Zelf hield ik een causerie van twintig minuten met als boodschap: groot en klein hebben we altijd gehad, maar gemiddeld wordt het steeds groter. Waardoor inkomens kunnen stijgen.
Na mij presenteerden drie boeren op voortreffelijke wijze in goed Engels hun bedrijven, enkele buitenlandse studenten vertelden me dat dit toch een groot verschil met thuis was. Eerst de zoon van een eigenaar van een groot melkveebedrijf die zijn stages in nog grotere melkveebedrijven elders in de wereld had doorgebracht. Daarna een m.i. wat meer dan middelgroot biologisch bedrijf met multifunctionele activiteiten, in betrekkelijk korte tijd van de grond af opgebouwd. Met mooie high tech ICT in tramlijn besturing. En een kleiner geitenbedrijf uit Twente dat blijkbaar elke zaterdag goede zaken doet op de Amsterdamse Noordermarkt met 24 soorten kaasjes. En aan kopers weet uit te leggen dat wie duurzaam geitenkaas wil eten, ook het vlees van de geiten en vooral bokjes moet eten.
Het debat was interessant maar forse ideologische verschillen wilden niet aan het licht komen. In dit circuit was Schumacher (niet die van de F1 maar van Small is beautiful) nog niet teruggekeerd. Iemand vond dat de concurrentiekracht met de rest van de wereld geen issue hoefde te zijn, we zijn zelfvoorzienend. Maar dat zet natuurlijk de ontwikkeling niet stil want boeren zijn veel meer elkaars concurrent op de locale grondmarkt dan in het schap. En iemand was tegen liberalisering omdat in de bijbehorende herstructurering veel boeren met lage inkomens te maken hebben en dat leidt tot incidentele misstanden rond dierwelzijn, zo werd gesteld.
Daar werd tegen ingebracht dat het niet gaat om de grootte van bedrijven of locaties maar het aantal dieren per persoon. En dat is op de grote bedrijven in bv. Duitsland of Rusland of de VS met goedkope arbeid vaak lager dan op de Nederlandse gezinsbedrijven met 80 of 100 koeien, zo stelde een ervaringsdeskundige.
En de melkveehouder in het panel vertelde dat er in Oost-Duitsland boeren zijn met twee grote melkveebedrijven bij elkaar van ieder 800 koeien en meer, waarbij de afkalving op 1 van de twee gebeurt. Dat maakt het mogelijk de afkalfstal 24 uur per dag te bemensen, in Nederland komt er 's nachts toch al snel iemand 6 a 7 uur niet in de stal. Met andere woorden dierwelzijn is gebaat bij schaalgrootte. Een verfrissende praktijkervaring.
We sloten af met de opmerking dat je in ieder geval niet de schaalgrootte moet reguleren, dan haal je de innovatie er uit en neem je aan dat parlementsleden en ambtenaren de optimale bedrijfsvoering kunnen bedenken. Je moet daarentegen de negatieve externe effecten opsporen, en die reguleren.
1 opmerking:
Was een leuke bijdrage geweest om naar Provincie Brabant te sturen. Niet dat dit het tij had kunnen keren, maar gefronste wenkbrauwen zouden er vast wel geweest zijn.
Een reactie posten