zondag 31 juli 2011

Cooperatie van nature

Nu we het toch over coopertaies hebben, een mooie opening voor een lezing over cooperatie in het komende VN jaar van de cooperatie: "The extraordinary success of Homo Sapiens is a result of four things: intelligence, language, an ability to manipulate objects dexterously to make tools and co-operation."
Ik quote deze openingsalinea (voor hergebruik) uit The Economist van dit weekend die een verhaal hebben over de evolutie van edelmoedigheid (generosity). Dat mensen anderen vertrouwen, met wildvreemden samenwerken en het risico nemen belazerd te worden, werd tot nu toe verklaard uit het feit dan mensen familie zijn (de genen-gedachte) of een langlopende wisselwerking hebben (en dus de score bij houden in wie goed doet wordt goed ontmoet). Dat verklaart niet dat je ook wildvreemde voorbijgangers als toeristen helpt. Speculaties dus dat er nog iets heel bijzonders aan de hand is.
Met een agent-model is nu aangetoond dat het gedrag ook zo al verklaarbaar is: als je al rekening houdt met een kleine kans elkaar in de toekomst nog eens tegen te komen (en die kans was in de oude lokale savannegemeenschappen veel groter dan nu), betaalt het zich al terug om iemand vol vertrouwen te helpen als dat weinig kost en de kans op misbruik (cheating) maar te nemen (als die niet al te veel kost). En zo werd vertrouwen hard-wired.

The Economist: 30.7.2011 The evolution of generosity: welcome, stranger

zaterdag 30 juli 2011

200 jaar suikerbieten

Mijn suikerbietencooperatie (voor zover je dat mag zeggen met een verwaarloosbaar aandeel in de COSUN aandelen) maakte me via hun ledenblad van juni deelgenoot van het feit dat er reden is voor een feestje: 200 jaar bietsuikerindustrie in Nederland.
En dat omdat in 1811 op het landgoed De Oorsprong (what's in a name?) in Oosterbeek de eerste fabriek van start ging (en de teelt neem ik aan). Dankzij het Continentaal Stelsel van Napoleon in 1806 die een nekslag toedeelde aan de rietsuikerindustrie die haar grondstoffen importeerde. En al die tijd is er een forse relatie tussen suikerindustrie en politiek gebleven.
Het waren de Amsterdamse, Rotterdamse en Dordtse suikerrafinadeurs die overigens het initatief namen voor het Oosterbeekse experiment. Dat was zo succesvol dat het volop werd nagevolgd. Vrij snel erna vond Napoleon zijn Waterloo. Frankrijk, Duitsland en (naar ik aanneem: later) Belgie kozen voor marktbescherming en daar ontwikkelde de teelt zich verder. Nederland zei dat ook wel te willen, maar het mocht niet ten koste gaan van de koloniale rietsuikerteelt en -handel. De Nederlandse HandelsMaatschappij (NHM, een verre voorloper van de ABNAmro) vertegenwoordigde die lobby. Amsterdam was het centrum van de wereldhandel en er waren in de 17e en  18e eeuw meer dan 100 "suikerbakkerijen" waar ruwe suiker uit Suriname en Brazilie werd verwerkt.
Toch bleef een hoekje van Nederland suikerbieten telen. In Belgie groeide de suikerbietenindustrie zo voorspoedig dat men bieten in Nederland liet telen, in West-Brabant en vooral in Zeeuws-Vlaanderen. Reden voor de Amsterdamse raffinadeur De Bruyn om het in 1857 in Zevenbergen te proberen met de grote fabriek Azelma. Met met 8600 ton bieten en zo succesvol dat er in 15 jaar meer dan 30 fabrieken bijkwamen.
Die systeeminnovatie was technisch goed geregeld, maar economisch zat er een forse weeffout in. Telers werden betaald met 10 gulden per ton bieten. Fabrikanten wilden dat ze rassen gebruikten met een hoog suikergehalte. Dat is geen perfect incentive-systeem: de belangen in de keten liepen niet gelijk op. Eindeloos gepalaver werd leidde ertoe dat telers in 1899 in Sas van Gent een cooperatieve suikerfabriek oprichten. En in 1908 in Dinteloord nog een, daarna gevolgd door o.a. Puttershoek, Zevenbergen, Groningen, Roosendaal en Bergen op Zoom. Die laatste heette Zeeland, en werd door Zeeuwse boeren gekocht van een particulier; Zeeland zelf was (buiten Sas van Gent) weinig geschikt voor fabrieken: je hebt veel zoet water nodig in het proces.
In 1919 ontstond de particuliere Centrale Suiker Maatschappij (CSM) uit een bundeling van de Wester Suikerraffinaderij en de Algemene Suiker Maatschappij ASMU. Een fusie van cooperaties leidde in 1947 tot de VCS (de verenigde cooperatieve suikerfabrieken). Puttershoek bleef daar buiten, maar in 1966 ontstond de Suiker Unie. Toen waren er dus nog twee: Suiker Unie en CSM. In 1963 en 1973 waren er al pogingen tot samenwerking. In 2007 nam Cosun dan toch CSM Suiker over. Met op de achtergrond de EU suikerhervorming uit 2005 waarin het quotum werd verlaagd en exportrestitutie werd afgeschaft..

In een nutshell dus een mooie historische case over systeem-innovaties, de rol van politiek en overheid onder invloed van lobbys voor gevestigde belangen, ontwikkeling van cooperaties en institutionele economie. Met een mooie cooperatie als resultaat en de vraag hoe dat nu verder gaat... En zouden we er iets van kunnen leren voor de opzet van de biobased economy?

Ontleend aan: Jan Hazen: Tweehonderd jaar Nederlandse bietsuikerindustrie in: COSUN Magazine, juni 2011

vrijdag 29 juli 2011

de ploeg en het aanrecht

Opzij-lezers en anderen die vinden dat de vrouwenemancipatie nog steeds te wensen over laat en dat vrouwen te weinig participeren in betaald buitenshuis werk of de top van het bedrijfsleven, kunnen nu de schuld geven aan de ploeg.
In oude culturen waar de ploeg werd geintroduceerd, werd de man belangrijk. Ploegen was zwaar werk, beduidend zwaarder dan de alternatieve techniek met de schoffel. Daar waar oorspronkelijk de man zich specialiseerde in de jacht en de vrouw in het verzamelen (en daarna telen) van groente, fruit en noten, zette de ploeg de arbeidsverdeling op zijn kop. Samenlevingen gingen over van matriarchaal naar patriarchaal. De Franse historicus Ferdinand Braudel stelde ooit dat het geen toeval was dat 5000 voor Christus in Mesopotanie de goden mannelijk werden in plaats van vrouwelijk.

Economen zijn de laatste decennia geobsedeerd door instituties en de vraag hoe cultuur doorwerkt in ons economisch handelen. Fors dus, zo blijkt uit een paper van Alberto Alesina, Paolo Giuliano en Nathan Nunn van Harvard en UCLA, waar The Economist afgelopen weekend uitgebreid over rapporteerde. Ze hebben de theorie van Ester Boserup getest, die al in de jaren 70 beweerde dat de huidige man-vrouw verhoudingen verankerd zijn in traditionele landbouwtechnieken.

De economen beschikten over een dataset van 1200 taalgroepen en hun oudste agrarische methodes en of daarin man, vrouw of beiden actief waren. Ze koppelden daar de huidige cijfers over participatie in de arbeidsmarkt aan vast. En inderdaad: volkeren waar werd geploegd, c.q. de vrouw vooral binnenhuis werkte, hebben heden tendage nog steeds een lagere buitenshuis participatie van vrouwen dan in de schoffel-culturen waar de vrouw op het land stond. Zo werken veel meer vrouwen buitenshuis in grote delen van Afrika dan in het Midden-oosten en India.
In landen van ploegvolkeren blijken mensen het significant vaker eens te zijn met de stelling dat mannen de eerste keuze op een baan moeten hebben in tijden van werkeloosheid. Ze zijn het er ook over eens dat mannen betere politieke leiders zijn. Niet vreemd dat je dan in die landen vindt dat parlementen relatief minder vrouwen bevatten en minder in de top van het bedrijfsleven werken.
Deze opvattingen blijken ook redelijk bestand te zijn tegen immigratie. De amerikaanse auteurs rapporteren dat dochters van amerikaanse immigranten die uit ploeg-volkeren komen veel minder vaak een baan hebben dan dochters van immigranten uit schoffel-volkeren.

De kritische reviewer zal misschien opmerken dat samenhang nog geen oorzakelijk verband is: de opvattingen over de rol van man en vrouw zouden ook de adoptie van de ploeg kunnen hebben bevorderd. De auteurs wijzen er echter op dat de ploeg met name is geadopteerd in die landen waar het klimaat een vrij kort groeiseizoen met zich meebrengt en gewassen op grotere oppervlaktes worden geteeld, zoals veel granen (tarwe, gerst, teff, rogge, droge rijst). Dan moet je snel grote oppervlaktes bewerken en een ploeg helpt dan.
Wie met de hand wortelen en knollen teelt, of ook sorghum of millet, hebben veel minder baat bij de ploeg. Het blijkt dat de adoptie van de ploeg vooral samenhangt met klimaat, grondsoort en type gewas. Dat maakt het toch wel erg aannemelijk dat de ploeg vanwege zijn economische voordelen is geadopteerd en niet vanuit rolopvattingen als innovatie is mislukt. 

Het moderne inzicht is dat we vooral ploegen om onkruid te bestrijden en dat er dus op bv. graanbedrijven veel meer no-tillage systemen mogelijk zijn. Dat is goed voor de bodem en vooral de reductie van de CO2 uitstoot. En dus op lange termijn misschien ook voor de vrouwen-emancipatie.

Voor wie het paper wil lezen:
Ontleend aan The Economist: Economic Focus - The plough and the now, 23.7.2011

donderdag 28 juli 2011

Als prijzen stijgen....

Gezicht op de Alexanderplatz,
Berlijn, met de TV toren en
het rode stadhuis
Vanuit de nieuwe
Humboldt Box
Op Quora beantwoordde ik net een vraag over het wel of niet bestaan van een 'food crisis'. Een reactie van een andere discussant op die website wil ik je niet onthouden. Ene Mike Lawson, Food Broker gaf de volgende reactie op food crises:

commodities up,
fuel up.
greed up,
joblessness up,
people fed up

woensdag 27 juli 2011

Voedselwoestijnen part 2

Vorige week blogde ik hier over het discutabele concept van voedselwoestijnen. Met een wat weinig toepasselijke foto van een Duitse bloemenwinkel, zo constateerde een lezeres. Hiernaast dus een koffietentje met vette donuts niet ver van de woestenij van Oregon.

Ik kom er op terug omdat prof. David Hughes, waarmee ik al meerdere malen koffie heb gedronken en ooit zeer plezierig in Wye heb gedineerd, op het artikel in The Economist terugkomt in de brievenrubriek van het blad.
Hij spreekt zich uit voor een vet/zout/suiker accijns zodat de kosten van junk food de werkelijke maatschappelijke kosten bevatten. En als tweede: haal de negatieve aspecten in de beeldvorming rond de aankoop, het bewerken en de waardering van gezinsleden voor vers voedsel weg. Een beetje onderwijs over voeding en bereiding zou daarbij wel helpen. Zo stelt Hughes.

En dat onderwijs zit hem in de genen, hij is een geweldig presentator. Vier jaar geleden haalde hij ook de brievenrubriek en toen schreef ik een paar leuke anekdotes op over hoe hij voedselkennis test bij studenten. Ik recycle ze maar even via deze link.

dinsdag 26 juli 2011

compromisloos

In aanvulling op de blog van gisteren is er dan ook nog het artikel dat Hubert Smeets zaterdag in de NRC schreef: "De VS, Europa en de crisis van het compromis", waarin hij signaleert dat de meeste leiders zich verschuilen achter een nationaal electoraat dat zich bedonderd voelt door de buitenwereld. En dan aansluiting zoeken met een al maar uitdijende kiezersgroep (a la de Tea Party rond de Amerikaanse tekorten) die tabak heeft van compromissen en nu daadkracht wil zien. Waarbij het macho image voor politici belangrijker is dan de werkelijkheid. Smeets ziet het in de eurocrisis tussen neuro's en zeuro's en in de VlaamsWaalse crisis.
In de geest van het historisch materialisme ziet Smeets de verklaring in de economie: wanneer het nationaal inkomen groeit, de individuele kansen stijgen en de emancipatie op de kinderen overerft, is er in de politiek bereidheid tot compromisvorming. De koek wordt groter, het gevecht gaat om de verdeling van de groei. Iedereen wordt beter van welk compromis dan ook.
In tijden van stagnatie, gefnuikte verwachtingen en grotendeels voltooide verheffing dreigt het een zero-sum verdeling te worden. Iedereen wil dan zijn deel van de koek beschermen en een compromis is een potentieel gevaar.
Smeets ziet de belle epoque tussen 1890 en  1914 als historische analogie. Wie zo min mogelijk concessies doet en zich niet laat committeren heeft uitzicht op meer in plaats van minder macht. Dt zijn vaker de calculaties die vooraf gaan aan een revolutie. Die zijn namelijk vaak het werk van de geduldige rekenaars die wachten tot dat ene moment dat een klein zetje een groot effect heeft om de bal een bepaalde kant op te laten rollen. Type Lenin denk ik daar al snel bij.
Een sombere maar naar ik vrees juiste analyse. De crisis is nog niet voorbij, ondanks een euro-akkoord. En nu maar hopen dat de burgerij de materiele belangen die nog te verliezen zijn goed in de gaten houdt.

maandag 25 juli 2011

Vitale democratie

De PV, bekend cafe in Berlijn, en
eerder in Bonn
Woensdag blogde ik over de wijze waarop de technologie het medialanschap verandert. Als vervolg hierop een paar aantekeningen van een artikel dat de hoogleraar financiele geografie Ewald Engelen vrijdag in de NRC schreef onder de titel "De lulkoek (zijn vertaling van bullshit) van de beleidselite"
Hij constateert dat door het afkalven van georganiseerde belangenverbanden het politieke spel steeds meer is veranderd van een elitair onderhandelingsspel achter gesloten deuren naar een quasi-openbaar spel. En in zo'n spel draait het om verleidelijke verhalen.
Net als het bedrijf, het gezin en de staatsorganen zijn de belangenverbanden steeds poreuzer geworden en zijn bijbehorende loyaliteiten deels verdampt. De elite moet dus continue zorgen voor draagvlak bij de achterban.
Engelen ergert zich niet aan deze emancipatie (integendeel) maar wel aan het feit dat veel van die verhalen onzin zijn of haaks staan op wat er daadwerkelijk gebeurt. Amsterdam toch promoten als financieel centrum van de wereld. Of roepen dat er geen geld gaat naar Griekenland terwijl je weet dat dit ook uit eigen belang wel gaat gebeuren.
Tegenmachten tegen zulke beleidsverhalen waren in het verleden de journalist en de intellectueel. Maar de eerste werkt in een bedrijf dat sterk commercialiseert en op zoek is naar nieuwe funties, rollen en verdienmodellen. Zie de blog van woensdag.
En ook de intellectueel ligt onder vuur. Het gaat om maatschappelijke relevantie boven academische onafhankelijkheid [juist meedoen in het debat rond die door te prikken verhalen lijkt me relevantie, dus hier heb ik een kritische noot]. Er is minder geld voor kritisch, onafhankelijk onderzoek. Het onderzoek wordt ambtelijk aangestuurd en moet wetenschappelijke legitimiteit leveren voor de bestaande politieke verhalen. "Meer en meer is de academicus een hoog opgeleid copywriter voor een onzekere elite, zeker als deze zich opwerpt als de beschermheer van de kenniseconomie". Zo citeer ik Engelen die natuurlijk ook de bestuurders van de universiteiten nog een veeg uit de pan geeft.

Interessante opvatting waar veel waarheid inzit. Maar als de democratie echt vitaal is, dan ontstaan er op internet en in het koffiehuis weer nieuwe vormen van debat en ontmaskering, zo denk (en hoop) ik.

zondag 24 juli 2011

Boeren PR

Bij het einde van de Tour de France nog een keer dat geweldige filmpje van de cerealiers in departemant 44 die zo trots zijn ons te voeden:

http://www.youtube.com/watch?v=XCXqyrZcUWQ&feature=player_embedded

zaterdag 23 juli 2011

duurzaam beton

Het komt wel goed met de duurzaamheid, het wordt een steeds bredere beweging. Die indruk krijg ik althans nu een mailing de computer bereikt voor een congre over "Beton en duurzame landbouw". Een concreet onderwerp, zo zou je zeggen. Bij mij had beton al een duurzaam image (dat het wel eens vroegtijd gesloopt moet worden komt natuurlijk door architecten en aannemers) maar misschien is de LCA helemaal niet zo best. Op dit congres komt het aan de orde, overigens zonder mij.

donderdag 21 juli 2011

corn op de korrel

2011 wordt het eerste jaar waarin meer dan de helft van de mais in de VS in ethanol wordt omgezet, zo heeft de USDA bekend gemaakt. Waaruit je niet mag concluderen dat het goed gaat met de duurzame energie, zo denk ik er dan bij, want de netto-energie balans is nogal ongunstig.
Betekent wel dat we veel van de Amerikaanse landbouwbedrijven nu bij de energie-sector mogen tellen en de foodsector dus wat kleiner is geworden in aantallen bedrijven en bijdrage aan de economie.

woensdag 20 juli 2011

Terug naar het koffiehuis

nieuw business model
voor stadsbezichtigingen:
uw hond heeft recht op een
leuk bezoek aan Berlijn
In de stromende regen zat ik gisteren op een terras in Parijs, droog onder de overkapping. Een uurtje de tijd te doden tot de TGV vertrok, na een goed verlopen vergadering op het Franse ministerie. Meer weer voor de Mona Lisa dan de Champs Elysee (waar de vlaggen en dranghekken al op de tour wachten) als ik de verregende toeristen zo zag.
Ik las er de special in The Economist van ruim een week geleden over de ontwikkelingen in krantenland. Daar slaat internet flink toe, althans in de Westerse markt. In China, India en Brazilie groeit de markt door de stijgende inkomens, maar hier is de nieuwe techniek disruptive: nieuws is sneller op internet en bovendien nog gratis, journalistiek wordt participatief.
Roel in 't Veld schreef al eerder over het feit dat kranten in het gedrang komen en zich dan extremer en meer op korte termijn gericht sensationeler dreigen te gedragen. En dat kamerleden zichtbaar moeten zijn en dus daar op reageren, per twitter. The Economist wijst er op dat kranten vaak een lokaal of regionaal monopolie of duopolie hadden en daarmee het een verstandige strategie is om in het midden te gaan zitten. Op internet is dat juist niet zo, daar scoor je met extremen en komt voor en tegen, mening en weerwoord aan de orde op verzamelsites en discussiefora. En zijn die extremen als FoxNieuws of the Huffingtonpost minder erg dan wel gedacht.
De objectieve, meningloze journalistiek is een uitvinding uit de laat 19e eeuw toen de stoompers en de grote oplages kwamen die dreven op advertenties. En van de publieke omroep omdat er maar 1 tv kanaal was. Voor die tijd werden kranten in koffiehuizen zonder advertenties met veel mening verkocht, en aan de stamtafel werd dan wel voor en tegen gewogen.
Boeiende analyse. We gaan terug naar het koffiehuis, de koffie is in veel westerse landen de laatste tijd ook al een stuk beter. Boeiend omdat het zo'n leuke institutionele interactie is van techniek, business modellen / economie en democratie. En je vraagt je af of je zo ook in het landbouwkundig onderzoek tot hele andere modellen zou kunnen komen.,,,


The Economist: Special Report The News industry, July 9th 2011

maandag 18 juli 2011

voedselwoestijnen

In woestijnen is er per definitie weinig water en eten. In aanvulling daarop hebben onze collega's van de USDA-ERS nu voedselwoestijnen gedefinieerd: gebieden waar mensen geen supermarkt in de buurt hebben. Hier wonen veelal (gebroken) gezinnen met lage inkomens, die -zo wil het beeld-  niet makkelijk goed vers voedsel (zoals groente en fruit) kunnen kopen en alleen geconfronteerd worden met gemaksvoedsel. Met obesitas als gevolg. Het concept komt overigens uit Schotland en de negentiger jaren.
Hier is de link naar de kaarten met voedselwoestijnen: 10% van de VS en 13,5 miljoen mensen. Dat aantal is nogal gevoelig voor definities: in 2009 waren het er nog 10 miljoen meer, maar intussen werd op het platteland de eis dat er binnen een afstand van 1 mijl een supermarkt moet zijn voor 33% van de bevolking, verhoogd naar 10 mijl. Daarnaast moeten er in een voedselwoestijn 20% van de mensen beneden de armoedegrens leven.

The Economist van 9 juli, waaraan ik dit ontleen, citeert ook wat critici van het concept. Zo blijkt dat maar 15% van de mensen in de eigen censusarea (de basis voor de classificatie) shopt. Verder tellen alleen de supermarkten, niet de gespecialiseerde groentezaken, health shops of (boeren)markten of kraampjes, waar veel vers spul wordt aangeboden.
Ook de ERS is van mening dat puur het vergroten van het aanbod niet helpt. Ook als je een supermarkt in een voedselwoestijn opent, kopen de mensen er vooral energiedrankjes en junk food. Misschien nog weer wat goedkoper. Veel mensen willen blijkbaar niet gezond eten, hebben de kennis niet of kunnen het gewoonweg niet (meer) betalen. "over the last four years, the price of the healthiest foods has increased around twice the rate of energy-dense junk food. That's the whole problem, in an organic nutshell", zo concludeert The Economist af. Of zoals iemand me pas vertelde over haar ervaringen op Rotterdam Zuid: 4 energiedrankjes en een patatje kapsalon per dag is voor veel kinderen aldaar ook een geregeld, maar ongezond leven.

The Economist: Food Deserts, 9.7.2011

zondag 17 juli 2011

agrarische kennis en innovatiesystemen

Wie net als ik belangstelling heeft voor hoe het verder moet met agrarische kennis- en innovatiesystemen in Europa kan wellicht wat met de mail die ik deze week in mijn netwerk rondstuurde:

The UK House of Lords has published an interesting report with their view on AKIS. You can download the report here. De dames (Baronesses) en heren Lords willen minder geld voor grondeigenaren en meer voor innovatie. Dat kwam in het gesprek dat ik met hen mocht hebben ook al boven water.

Over hetzelfde onderwerp organiseerde de OECD in juni een conferentie, dat meldde ik al. De presentaties van de Conference on Agricultural Knowledge System (AKS) staan online.

zaterdag 16 juli 2011

Franse inzichten

De Duitse graanvelden leken mee een goede plek een boekje te lezen dat door Franse graantelers is geinitieerd. In plaats van het dumpen van mest op de stoep van de prefecture of het slopen van een McDonald’s, besloot een groep Franse graantelers een slag om de ideeen aan te gaan met onderzoekers en academici. Zo staat het op de kaft van “Tomorrow’s world needs the Farmers” (ed. Jean-Francois Gleizes, uitgegeven door L’Aube). Lijkt me ook meer bij de Franse cerealiers passen dan de genoemde alternatieven.

Tot de auteurs van de essays behoren een aantal mensen van naam die niet dagelijks in de wetenschappelijke journals zijn te vinden maar wel hoge posities hebben. De analyses komen vrij sterk overeen met wat ook hier ten lande in het kader van Schaarste en Transitie issues. Zo is er een mooie geo-politieke analyse (de wereld wordt weer multi-polair en daarmee minder stabiel).

Meest opvallend vond ik de worsteling van de akkerbouwers met hun plek in de Franse economie. Waar ik dacht dat de Fransen die sector toch zien als de ‘petrole vert’ (de groene olie), krijg je uit sommige bijdragen toch een andere indruk. Verschillende auteurs zien kansen voor de Franse akkerbouw voor export naar de wereldmarkt, in het bijzonder ook Noord-Afrika en het Midden-Oosten maar vragen zich af of ze van de maatschappij daarvoor wel de ruimte en ondersteuning (via bv. onderzoek) krijgen. En dan gaat het niet alleen om GMO of minder milieuvervuilend te produceren of meer areaal aan natuur te besteden.

Zo stelt de filosoof Francois Ewald dat we in een tijd leven van het neo-Rousseauisme. Net als Rousseau denken we dat alle kwaad uit de mens komt, en we zien het overal. We hebben de natuur verloren en verwoesten het milieu. There is less to be done than to be undone. Het Utopia van vandaag de dag is dat van de standstill, terugkeer naar wat er verloren zou zijn gegaan. Utopia is de weigering tot verandering, niet willen opgeven om te verbeteren. We gebruiken de energie voor een sur-place. Laten we leren Athene te verlaten en de weg terug naar Sparta te vinden, zo kenschetst Ewald de mentaliteit. Rousseauism is an isolating craze, it is community centred. Isolatie is ideaal. De rol van de wetenschap was om vrijheid te creëren, ons onafhankelijker te maken. Maar dat is nu gevaarlijk, het moet onder het gezag van de ethiek worden geplaatst.

De peasants mogen dan farmers zijn geworden, in de neo-Rousseauistische gedachtengang zou dat terug moeten worden gedraaid. Maar weinig Fransen hebben nog contacten in de landbouw. Hoe meer de sociale banden verwateren, hoe meer het platteland wordt geidealiseerd. Stadsmensen bouwen, zo stelt Pierre Radin- een emotionele band op met een platteland dat gewaardeerd wordt vanwege zijn wilde oorsprong, de natuur. Het feit dat een deel van de bevolking de landbouw beschuldigt van het beschadigen van de natuurlijke omgeving is diep shockerend voor platteland dat minstens zo respectvol richting de natuur is als de stadsmens.

Kortom, een interessante bundel, die hier en daar ook nog over het landbouwbeleid gaat, maar minder dan je zou denken. En nauwelijks een pleidooi bevat voor veel ondersteuning uit het GLB. Zie verder:

http://www.passioncereales.fr/forum

Posted by Picasa

vrijdag 15 juli 2011

Rond Berlijn

Bekende economen in Berlijn
(Marx en Engels)
Ik was dus afgelopen week in het oosten van Duitsland. Altijd weer leerzaam. Zo hoorde ik op de Humboldt universiteit dat een student een prijs had gekregen voor het idee (of prototype, daar wil ik vanaf zijn) om op een combine het graan in twee kwaliteiten te scheiden, wat met name op grote bonte percelen een uitkomst zou zijn. Waar we vroeger geld verdienden aan mengen van graankwaliteiten staat hier de segmentatiegedachte centraal.

Sommige boeren zouden dat misschien al wel direct kunnen gebruiken. In de regio waar ik verkeerde is er deze winter wel heel veel wateroverlast geweest en veel wintertarwe verzopen. Hele stukken waar te lang water gestaan heeft, zijn daarna opnieuw in- of doorgezaaid met zomertarwe of zelfs gerst. Die soms laat is door het droge voorjaar; sommige mais staat er wel heel divers bij en is nu door de vele zon al in de pluim. Soms zijn de winterse meren ook herkenbaar aan honderden vierkante meters kamille of braak. Dat schijnt dan weer problemen op te leveren met de uitbetaling van de inkomenstoeslagen, want je moet daarvoor je grond wel in landbouwkundige staat houden. Eind van dit jaar een keer culteren of ploegen zou die eis inwilligen, zo zou je denken – blijkbaar is dat in Duitse ogen niet grundlich genoeg. Toch eens onder de koffie in Brussel navragen hoe dat zit.

Enfin, de techniek zet dus door, hoewel ik begreep dat ook heuvels en bosranden nog een uitdaging zijn voor de satellieten. In heuvelland is de bewerkte oppervlakte nu een keer groter dan je uit het platte satellietvlak zou denken en grote machines zijn zo zwaar dat ze wat schuin achter de tractor op een helling lopen. Zal door de heren van John Deere wel aan gewerkt worden.

Onlangs was ik in Canada voor de discussie over complexe bedrijfsorganisatie, maar dat zie je dus ook dichter bij huis. Niet alleen zijn er verschillende bedrijven met vele vestigingen, er is ook een interessante grondmarkt ontstaan. Grondeigendom is sterk versnipperd omdat na de Wende tal van mensen een stukje grond hebben teruggekregen op basis van oude eigendomtitels. Soms verkopen ze aan bedrijven, maar velen verpachten (tot 12 of 20 jaar) of verhuren (voor 1 jaar). Een perceel wordt daarmee vaak van velen gepacht (in informaticatermen: een perceel bestaat uit meerdere Grundstucke of –flache). Interessant is dat boeren onderling doorverhuren/verpachten zodat de percelen vergroot kunnen worden en er nog efficienter gewerkt kan worden. Alsof je Monopoly speelt en een straatje huizen bij elkaar probeert te krijgen. Interessant, want dit is een private administratieve kavelruil met een tijdelijk karakter (het kan niet langer dan het kortstlopende onderliggende pachtcontract) zonder dat er een DLG voor nodig is. Een dergelijke grondmarkt situatie ben ik nog niet eerder ergens tegengekomen. Het is ook een markt die ‘ge-nest’ is in een andere (nested market), met op dat niveau weinig spelers en informatie-assymetrie over bv. de grondkwaliteit. Wat vragen oproept over efficiente ruilstrategien. De administratieve kosten lijken me niet gering, dus op den duur zal het systeem wel overgaan in een eigendomssituatie – met dit stukje is het dan alvast aan de vergetelheid ontrukt. Tenzij de grondeigenaren (fiscale) prikkels hebben om nog lang eigenaar te zijn.

Complexe bedrijfsorganisatie zie je ook in de bio-energie met sterke specialisatie. Het aantal biovergisters lijkt nog steeds toe te nemen, zo kreeg ik al rondrijdende de indruk. Mij werd verteld dat het overgrote deel ervan nu echter in handen is van gespecialiseerde bedrijven die het operationeel management en de investering doen, en mest en snijmais een tijdje van de boer in de vergister gebruiken, tegen vergoeding natuurlijk (anders kregen ze misschien nog wel mest, maar zeker geen snijmais). Daarmee profiteren boeren nog wel van deze door de Duitse overheid sterk ondersteunde ontwikkeling (met het bekende feed in tariefsysteem) maar een belangrijk deel van de inkomsten vloeit zo naar de gespecialiseerde bedrijven en de investeerders en managers in de stad.

En dat profiteren door boeren is dan vooral door de teelt van mais, maar vermoedelijk is de door de Duitse regering opgewekte vraag nu ook weer niet zo groot dat die de wereldmarktprijs van veevoer beinvloedt. Ofwel, misschien kan iemand van zo’n Duitse universiteit eens uitrekenen welk deel van de miljoenen die consumenten betalen via een hogere energieprijs er nu naar de boeren gaat, en welk deel naar de verpachtende grondeigenaren en de commerciele biogasbedrijven. Het boerendeel zou wel eens bedroevend laag kunnen zijn.

donderdag 14 juli 2011

zwarte zwanen

en Oostduitse ooievaars
De bibliotheek van boeken die je nog niet gelezen hebt is wellicht belangrijker dan die van de boeken die je al uit hebt, zo suggereert Nassim Taleb met het verhaal van Umberto Eco’s antibibliotheek in zijn 2007 bestseller Black Swans. Afgelopen weekend verhuisde ik het boek eindelijk van de anti-bibliotheek naar de bibliotheek. Het boek is een fraaie mengeling van filosofie en statistiek die tot denken aanzet.

Zwarte Zwanen zijn gebeurtenissen (positief of negatief) die voor onmogelijk worden gehouden maar extreme gevolgen hebben als ze onverwachts toch optreden. Ze behoren tot het domein met de zaken waarvan we niet (willen) weten dat we ze niet weten. We leren in het onderwijs wat we weten, niet wat we niet weten. Uit de bibliotheek, niet uit de anti-bibliotheek.

Het lijkt erop dat onze huidige economie daar meer gevoelig voor is dan ooit. Door globalisering, netwerkeffecten (the winner takes all) en –zou ik zeggen met verwijzing naar de lange golf theorie- de stand van de economie met veel speculatie-effecten. Verschillende beroepen zijn ‘scalable’ geworden, de uitvoerders zetten met gemak een aantal nullen achter hun omzet. Vroeger had elke regio een rondtrekkende zanger die wat kon verdienen, nu maken een beperkter aantal een grammofoonplaat (recent: CD) en momenteel verkopen de winnende artiesten een buitensporig aantal en de rest komt niet uit de kosten. In een wereld waar het uitvoerend werk is geautomatiseerd of naar China is verplaatst, en ideeen de doorslag geven is meer schaalbaar dan voorheen.

Taleb maakt zich vooral boos over statistici en in hun gevolg econometristen, economen (vooral het type uit de finance dat hij op Wall Street veel tegenkwam, over behavorial economics niets dan goeds) modelbouwers, en het Nobelprijs comite voor economie dat de kansberekeningen met de klokvorm van Gauss toepast en toejuigt in situaties waarin dat gezien de kans op Black Swans niet mag. De verdelingen van Gauss (en hun verwanten zoals Poisson) mag je toepassen op verschijnselen als de lengte van mensen of de ha-opbrengsten van tarwe, maar niet op de verdeling van welvaart of boekverkopen: daar gelden power laws, met uiterst scheve verdelingen en ‘dikke staarten’. Iets wat ik al eerder oppikte uit het werk van Benoit Mandelbrot, aan wie Black Swans is opgedragen.

Meer dan vervelend is dat je door inductie voor die situaties ook niet kunt afleiden uit eerdere waarnemingen: de kalkoen die elke dag gevoerd wordt en groeit heeft geen idee over Kerstmis. (De slager wel dus wat een black swan voor de een is, is dat niet noodzakelijk voor de ander). Black Swans ontstaan dus uit onwetendheid (inclusief teveel complexiteit en non-lineariteit). We overschatten wat we weten en we onderschatten onzekerheid. Meer detailkennis helpt ook al niet, het houdt je af van het zien van het hele systeem.

In de wereld van de Black Swans heeft het geen zin om onderscheid te maken tussen risico (in de terminologie van Frank Knight) waarin kansen bekend zijn en onzekerheid (waarin dat niet het geval is). De kennis over de verdeling is dermate onzeker dat die niet uit de empirie af te leiden is; denk er aan dat juist aan de staarten van een verdeling je er gauw fors naast zit.

Aardig citaat ook van de econoom Hyman Minsky die een golfbeweging ziet in hoe we omgaan met risico (p.78): stabiliteit en afwezigheid van crises verleidt de maatschappij tot het nemen van risico, zelfvoldoening, en verlaagd bewustzijn voor het optreden van problemen. Dan treedt er een crisis op, met als gevolg verkramping bij mensen die hen afhoudt om hun middelen te investeren of anderszins te bewegen. (Ook een Oostenrijkse redenering, die in die school aanleiding is tot advies aan de overheid afzijdig te blijven, maar Minsky is Keynsiaan).

Advies van Nassim Taleb: maak systemen robuust (en verwacht daarbij niet teveel van stress testing als je die tests baseert op 3 of 4 keer de standaard deviatie, in plaats van 20 keer), niet te complex, besteed geen energie aan het inschatten van kansen, maar aan mitigatie van gevolgen. En je kunt aan positieve black swans proberen te verdienen door 98% van je kapitaal uiterst save weg te zetten, en met een paar procent juist veel exposure te nemen. Immers als dat misgaat mis je die paar procentpunten niet in een normale verdeling (Mediocrestan) en als het goed gaat maak je een klapper (in Extremistan).

Dat denken over robuutstheid leidt ook tot small is beautiful en ecologie / diversiteits denken in situaties waarin zwarte zwanen te zien zouden kunnen zijn. Kennen we die situaties in de agro-business?

woensdag 13 juli 2011

Ui(t)stekend

Uitstekende vernieuwing in Berlijn
De Humboldt Box tegenover de Dom
In zijn altijd weer boeiende NRC-rubriek Woordhoek constateerde Ewoud Sanders afgelopen maandag dat de spellingcheckers het woord uistekend niet als fout herkennen, als mensen uitstekend willen schrijven. Met als gevolg dat het op internet en in de gedrukte media wemelt van het woord uistekend of uistekende.
Hij suggereert daarbij dat het woord uistekend (zonder t) ook bestaat maar dat de frequentie zo laag is dat spellingcheckers toch beter een rood lijntje onder dat woord kunnen zetten.
Ik denk dat het nog een stukje sterker kan: uistekend is geen normaal Nederlands want uien worden niet gestoken. Asperges worden gestoken (en vroeger suikerbieten ook), maar uien worden gerooid. hooguit wordt er wel eens iets in of tussen uien gestoken, zo begrijp ik uit enkele recepten op internet. Maar daar waar de combinatie "asperge steken" zinvolle zoekresultaten met Google oplevert (136.000), is dat voor "ui steken" of "uien steken" niet het geval.
Kortom, spellingchecker-makers kunnen een dikke rode lijn onder het woord uistekend zetten.

Lijstje: beroemde business boeken

Onder de business boeken verschijnt veel pulp van magere kwaliteit, vermoedelijk omdat bedrijven van de auteurs (consultancies of het bedrijf van de publicerende CEO) garant staan voor een forse afname. Dat vermindert de prikkel bij de uitgever om kritisch te selecteren. Goed idee dus van The Economist om elk kwartaal toch even kaf en koren te scheiden. Ter introductie kijkt het blad terug op business boeken die er afgelopen 50 jaar toe deden. Ik zet het om in een willekeurig lijstje dat ook illustreert dat de thema’s van succesvolle boeken een decade definieren:

1. Peter Drucker heeft het managementvak zo ongeveer uitgevonden. Twee klassiekers van zijn hand: The concept of the corporation uit 1946 en Management: tasks, reponsibilities, practices uit 1973. Naast alle andere hits

2. Alfred Sloan’s My Years with General Motors (1964) is vermoedelijk de beste autobiografie in het genre. Over hoe hij ‘cars for every purse and purpose’ in een divisiestructuur liet bouwen.

3. Dat brengt ons bij bedrijfsjournalistiek: winnaar in deze categorie is mogelijk William Whyte’s The organisation man (1956) over het succesvol opereren binnen grote bedrijven.

4. De meest controversiele van dit lijstje is vermoedelijk In search of Excellence van de ex-McKinsey consultants Tom Peters en Robert Waterman (1982). Bij publicatie een enorm succes, en dus ook bekritiseerd en na verloop van tijd bleken veel van hun cases in de problemen te zijn geraakt.

5. Op zoek naar gouden business formules is een belangrijk deel van het genre. In 1990 (pas) populariseerde James Womack Toyota’s Just-in-time en quality management in The machine that changed the world

6. Michael Hammer en James Champy: Reengineering the corporation (1993) zette managers aan om te blijven zoeken naar vernieuwingen met minder mensen.

7. In zekere zin een evenknie daarvan was Clayton Christensen’s The Innovator’s dilemma, waarin het draaide om disruptive innovation: een bedrijf kan alles perfect doen en dan toch door nieuwe technologie in problemen komen.

8. Een van de meest recente hits maakt een bijzonder aspect van emerging markets toegankelijk voor bedrijven: C.K. Prahalad’s The bottom of the pyramid (2004). Consumenten in die markten die minder dan $2 per dag uitgeven vormen samen wel een heel grote markt, die veel van de groei vertegenwoordigt en die door innovatie in distributie bereikbaar is.

maandag 11 juli 2011

krimpend platteland

Uit de serie Aaldense portretten
van LNV ministers
Van Eurostat kreeg ik een handzaam zakboekje met agrarische statistieken (ISSN 1830-463X). Altijd weer goed voor een paar opvallende feitjes. Zoals de vergrijzing: geboortecijfers dalen op het Europese platteland sterker dan in de stad, maar de vergrijzing slaat harder toe in de stad.
Ook een top20 van gebieden die tussen 2001 en 2006 het sterkst gegroeid of gekrompen zijn qua bevolking. De krimpgebieden liggen vooral in Bulgarije (7 regio's in de top-10) en in de ex-DDR: Hoyerswerda, Frankfurt a/d Oder, Spree-Neisse, Suhl, Oberspreewald. met krimppercentages van 9 en meer. Daar staat alleen het groeiende Potsdam tegenover.
Ook Delft/Westland staat met een krimppercentage van 9,4% in die lijst. Dat lijkt me raar, zou er een grenscorrectie met Den Haag of zo hebben plaats gevonden? Flevoland staat 16e in de lijst van groeiers, dat is dankzij Almere en Lelystad wel begrijpelijk.
Enfin, we gaan dezer dagen eens kijken of er nog mensen overblijven, daar in de ex-DDR.

zaterdag 9 juli 2011

aantal boeren komt niet op een paar miljoen

Ook deze LNV minister kennen
ze in Aalden nog
Hoeveel boeren zijn er eigenlijk in de EU? Wie het weet mag het zeggen, het hangt natuurlijk af van de definitie.
In de oude EU-15 hadden we er zo'n 4,7 miljoen (cijfers 2007), waarbij dan zo'n beetje iedereen meetelt die minimaal voor 1200 euro (1 ESU in vakjargon) aan saldo zou kunnen realiseren. Daar heb je in Nederland hooguit een ha voor nodig en als je hem intensief beteelt kan het met een stuk minder.
In de EU-27 (de huidige EU) zijn dat er 7,3 miljoen. Daarvan zijn er 1,7 miljoen groter dan 16 ESU. Dat lijkt me een redelijke grens voor een bedrijf dat je onder redelijk optimale omstandigheden professioneel zou kunnen noemen. Voor Nederland ligt die grens veel hoger, maar in Griekenland of Roemenie lukt het misschien nog wel om nog net onder die omvang een inkomen te realiseren. Iemand zou dat eens precies kunnen schatten per land.
Er is ook een cijfer in omloop van bijna 14 miljoen boeren (13,7 om precies te zijn). Dat komt omdat er vooral in het oosten van de EU nog 6,4 miljoen boertjes zijn die kleiner dan 1 ESU zijn. En die vooral een groentetuin en varken voor eigen consumptie hebben. Een belangrijk sociaal verschijnsel, maar weinig relevant voor agrarische markten.
Nederland weigert terecht dergelijke activiteiten te tellen. In 2003 waren er nog 140 (als dat al betrouwbaar was vast te stellen). Denemarken heeft er nog 260 in die categorie.
Conclusie: het aantal boeren in de EU ligt ergens tussen 2 en 14 miljoen, afhankelijk van wat je relevant vindt.

woensdag 6 juli 2011

Quora

Amerikaans fort, daar waar de Niagara rivier
uitstroomt in Lake Ontario
Tot de betere social media waar ik afgelopen maanden dankzij een collega mee kennis maakte, behoort .http://www.quora.com/ Quora is een professionele vraag en antwoord site: je kunt er vragen stellen (professioneel, wetenschappelijk) en dan krijg je uit de crowd antwoorden. Er zitten tal van sociale mechanismes in, zoals stemmen, edit-suggesties, threads etc. En het geheel wordt door een redactieteam in de gaten gehouden die vragenstellers op de vingers tikt die verkeerd bezig zijn. Het businessmodel is me nog onduidelijk (vooralsnog zal het wel angel- en venturecapital verbranden), maar het is voor mij een nuttige site, waarop ook professionals van naam mee doen. Aanbevolen dus, maar het kan zijn dat het nog op invitation-only is (en meldt je daarvoor niet en-masse bij mij).

dinsdag 5 juli 2011

Van oude bedrijfseconomie en moderne voedselverspilling

Tijd voor wat definities uit de oude doos. Over wat versplling is. Bedrijfseconoom J.L. Mey formuleerde in 1960 als enge kostendefinitie:
"Kosten zijn onvermijdbare, voorzienbare en in samenhanq met het produktieproces kwantitatief meetbare offers".
Aansluitend formuleerde Van der Schroeff in zijn standaardwerk Kosten en Kostprijs (1974): "Onder verspillingen vallen al die offers samen te vatten, welke in het betreffende produktieproces meer worden gebracht dan voor het bereiken van de economisch meest qunstige proportionaliteit nodig, zijn."

Hier mee bracht ik vandaag boven water waar het bij mij gaat kriebelen als we alle voedsel dat niet humaan wordt aangewend (direct of indirect als veevoer) nu verspilling noemen. Een deel daarvan is technisch onvermijdbaar (wie salade snijdt gooit vieze bladeren en stronkjes weg) of economisch (het is soms te duur deels beschadigde kroppen met de hand uit elkaar te halen, of wie om 8 uur s avonds in de supermarkt gegarandeerd nog brood wil vinden, weet dat er bij dit service niveau ook wat wordt weggegooid). Dat zijn dus onvermijdbare kosten en geen verspillingen in de definitie van guru Van der Schroeff. En nu voedsel en energie uitwisselbaar worden is het niet eens zo erg als iets vanwege de uiterste verkoopdatum of anderzins in de biovergister gaat.
Enfin ik had mijn oude definities nodig om te weten waar het wringt. Waarmee het toch zinvol kan zijn heel de "verspilling" te meten omdat je ook innovatie wil die het technisch of economisch onvermijdbare deel wil verkleinen. Maar eigenlijk, zo constateerden we vandaag, gaat het om optimaal managen van goederen- en reststromen. Maar dat klinkt weer saaier.

maandag 4 juli 2011

fly in, out, away

7 uur vliegen vanaf de Holland Blvd:
Niagara Falls
Ik was vandaag op Schiphol. Dit keer allleen voor een vergadering. Een zgn. fly in/ fly out vergadering, handig voor onze buitenlandse collega's, die hoeven alleen ergens verscholen achter incheckbalie 3 omhoog naar een kantoorruimte.
Mooi uitzicht op het platform, waar overigens overdag minder te doen is dan tijdens de spitsuren. Vliegtuigen staan overdag vooral stil is mijn indruk.
We vergaderden over gezondheid en voedsel. Daar is nog onderzoek naar nodig zo lijkt me want de zaaltjesverhuurder denkt er goed aan te doen zijn gasten de hele dag een mand met candy bars zoals Marsen, M&Ms en Snickers ad lib op tafel voor te zetten.

zondag 3 juli 2011

vlas in WO I

Het apotheek-museum in NotL
(zie foto van gsteren)
 Gistermiddag trok het nationaal landschap van de Hoekse Waard aan me voorbij. Dat kan tegenwoordig uit de TGV of Fyra, maar nu weer maar eens vanuit de auto. Doel was een bijeenkomst aan de oude haven van 's Gravendeel.
Het gesprek kwam op het feit op de vlasteelt, die hier in vroeger jaren een grote rol speelde. Met name ten tijde van de eerste wereldoorlog zijn een aantal mensen daarmee puissant rijk geworden.
Nu leiden oorlogen meestal tot hoge prijzen voor landbouwproducten en in WO I was dat in het neutrale Nederland zeker het geval: beide zijden zaten op producten te wachten, sommige boeren en landarbeiders (en paarden) waren er naar het front geroepen, inputs waren soms gebrekking verkrijgbaar en de legers kochten en masse in.
Maar in dit kader realiseerde ik me ineens dat voor vlas ook gold dat het belangrijkste productiegebied Noord-Frankrijk en Belgie is. De frontlinie heeft er 4 jaar lang dwars doorheen gelopen. Dat moet een forse productiedaling en stijging van de prijzen hebben meegebracht. Tot profijt van Zuidwest Nederland. Beschikt er iemand over cijfers en een paar mooie grafieken??

zaterdag 2 juli 2011

intangible expenses?


Intangible assets in de museum
apotheek van Niagara on the Lake
 Soms kom je in je vakgebied een begrip tegen dat je nog niet kent, en waarvan je je dan onmiddelijk afvraagt of het wel bestaat en niet een rare vertaling of zo is. In de laatste editie van de European Review of Agricultural Economics schrijven twee Franse vakgenoten over de investeringen van de Franse wijnbedrijven in adverteren, R&D en andere immateriele activa. Met de vraag of het loont.
In de titel van het paper komt de term "intangible expenses" voor, die naar deze investeringen verwijst. Die kende ik niet. Wel intangible assets en soms ook intangible capital, in goed Nederlands "immateriele activa", ter onderscheid van materiele, die je wel vast kunt pakken of fotograferen. Goodwill en human capital zijn voorbeelden van zulke intangible assets.
Boekhoudkundig vormen die activa zich doordat uitgaven (expenses) wordt geactiveerd op de balans. Vervolgens worden ze door afschrijving in kosten (costs en dus in analogie intangible costs of beter: costs of intangibles) omgezet. De expenses zelf zijn in de regel gewoon betalingen voor diensten, even zichtbaar als die voor de telefoon of een reparatiedienst, en ik kende daarvoor niet de term "intangible expenses".

Even gezocht dus. De Routledge dictionairy of economics heeft een macro-economische inslag en kent raar genoeg niet eens de term Intangible assets, wel Intangible wealth, met als definitie "an asset....". Google kent de term nauwelijks, veelal komt het op met artikelen over intangible assets waar dan ook de term expenses in voorkomt. En het toont het hier gciteerde paper in de top-20 van zoekresultaten, wat te denken geeft.
Maar helemaal vreemd is de term niet, want een aantal Amerikaanse belastingformulieren van staten als New Jersey kent de term wel. Overigens willen die belastingsystemen nog al eens op kasbasis zijn.

Kortom, weer wat geleerd in terminologie maar zelf had ik een andere kop voor het artikel verzonnen. Als ik de editor van het artikel weer spreek zal ik hem onder een glas wijn is vragen naar zijn visie.