zaterdag 28 september 2019

Bier na wijn

De NRC van vandaag bevat veel voor deze blog relevante stukken. Rosanne Hertzberger neemt het op voor de boeren, ze zitten klem en zijn een te gemakkelijke prooi voor kamerleden, zo is de teneur. Marc Chavannes kijkt wat verder en komt tot de conclusie dat onze natuur dan wel Naturodam is, maar dat dat het enige is wat we hebben. En dat de minister van Vroem (mooie woordspeling op Vrom) niet om een list moet vragen. Formule-1 races in een Natura2000 gebied komen er ook niet best af (ministers die daar voor pleiten hebben de tijdgeest niet begrepen), ook niet bij Youp. En Tom-Jan Meeus vermoedt dat het niet-1e kamer lid Remkes zo zijn eigen motieven heeft om de VVD te laten zweten. En dat alles naar aanleiding van diezelfde commissie, de eerdere uitspraken van D66 en het IPCC panel dat een fors hogere zeespiegel aankondigt. Genoeg materiaal voor discussie dus.

Eigenlijk wou ik het vooral hebben over het stukje uit de NRC Wetenschap waarin het gaat over de juistheid van het spreekwoord Bier na wijn geeft venijn, wijn na bier geeft plezier. Waarvan in het Engels en Duits ook varianten bestaan: Beer before wine and you'll be fine; wine before beer and you'll feel queer"  Uit een grondig gecontroleerd gerandomiseerd kruislings uitgevoerd blootstellingsexperiment van een Duits/Britse onderzoeksgroep bleek weer eens dat het spreekwoord geen letterlijke betekenis heeft.
De uitdrukking is overdrachtelijk en gaat over het verloop op de sociale ladder: wijn staat voor de betere klassen, bier voor de lagere.  Voor veel boeren geldt momenteel Bier na Wijn. Niet alleen door milieubeleid, ook door de snelle technologische ontwikkeling. Misschien dat met uitkopen er toch nog een glaasje wijn resteert en het respect terugkomt.

donderdag 26 september 2019

Polderpioniers

Deze week verdiepte ik me een avondje in de geschiedenis van de familie Rijk. Althans de tak uit de Wieringermeer die Marian Rijk beschreef in het boek Polderpioniers. Het boek kwam mee met het familiearchief en dateert uit 2016. Het start, hoe kan het anders, halverwege de 19e eeuw in de Zak van Zuid-Beveland en eindigt in de Wieringermeer. Wie Eva Vriend's  Het Nieuwe Land of Koen van Wijk's Land van Glas boeiend vond, zal dit ook appreciëren.
Het voorgeslacht had de nodige problematische tijden, zoveel is wel duidelijk. Niet alleen door oorlog, water en armoede. Er waren ook ruzies over geld en boerderijen in deze grote katholieke gezinnen met meerdere potentiële opvolgers.
Ik leerde uit het boek dat West-Zeeuws-Vlaanderen pas eind mei 1940 capituleerde, nog later dan Walcheren. En het een en ander over de inundatie van de Wieringermeer en hoe lang de wederopbouw duurde door gebrek aan materiaal om na de oorlog huizen te bouwen.  En ruilverkavelingen (de eerste op Ameland) zouden uit de VS zijn afgekeken.
Voor wie zoals ik Zeeland, West-Brabant en Flevoland een beetje denkt te kennen, een mooi boek  Alsnog een aanrader dus.

dinsdag 24 september 2019

Mazoyer & Roudart - slot

De laatste hoofdstukken van Mazoyer en Roudart bevatten bekendere geschiedenis. Ze wijzen op de enorme invloed van de gedaalde transportkosten in met name de 19e eeuw. Die er toe leidde dat regio's zich gingen specialiseren in wijn- of fruitstreken of melkveegebieden etc. En hoe bedrijven zich specialiseerden. 
Met het bekende verhaal van de reactie van Engeland, Denemarken en Frankrijk/Duitsland op de landbouwcrisis dat ze mooi hebben beschreven voor o.a. Denemarken en Frankrijk.
Tot slot een informatief hoofdstuk over de effecten op ontwikkelingslanden. Tussendoor nog wel wat informatie over het EU landbouwbeleid of de wereldeconomie die in andere bronnen wel beter beschreven is.
Maar al met al een mooi boek, dat we bijzetten in de boekenkast.

zondag 22 september 2019

na de braak en het 3slag stelsel

In de serie blogs n.a.v. het boek van Mazoyer en Roudart (a world history of agriculture) deze week een paar afsluitende. We waren blijven steken bij het drieslagstelsel van de Middeleeuwen, met een bouwplan van zomer- en wintergraan en een jaar braak. Dat er vooral was voor de bemesting en onkruidbestrijding.
De volgende grote innovatie was het vervangen van de braak door gezaaide groenvoedergewassen (gras, klaver). Het systeem van braken was namelijk verre van perfect: in die 15 maanden of meer gingen ook de nodige mineralen verloren door uitspoeling. Door gras/klaver in te zaaien ging het opbrengend vermogen niet achteruit, in tegendeel. Het idee dat grond 'rust' bij braak moet dan ook met een flinke korrel zout worden genomen. Daarmee geen de grondproductiviteit verder omhoog (een verdubbeling en meer), er kon meer vee worden gehouden en deel van de oude saltus veehouderijgronden konden de rotatie in. Er kwam ook ruimte voor industriële gewassen als vlas (linnen, textiel) en meekrap. Na Columbus ook de aardappel. De verbetering in vruchtbaarheid van de grond leidde ook tot veredeling van gewassen en dieren die meer inputs vroegen. Maar er waren ook meer mensen in de landbouw nodig, want de arbeidsproductiviteit steeg niet echt. 
De vernieuwing begon in Vlaanderen in de 15e eeuw. Ook in Engeland (het zgn Norfolk bouwplan) was men er vroeg bij. Maar het duurde eeuwen voor het zich over heel Europa had verspreid. Mazoyer en Roudart zijn wat onduidelijk waar en waarom nu juist op dat moment het heeft plaats gevonden. Het lijkt te maken te hebben met de toegenomen vraag uit de textielsteden. Bij matig lange-afstandsstransport vraagt dat om meer productie voor de stad, tegelijkertijd moet zowel die stad groeien als dat er op het platteland meer handjes nodig waren.
Een belangrijke voorwaarde (en daarmee een blokkade elders) is dat het vooral ook een sociale innovatie is: je moet de rechten afbreken van de mensen die hun vee op het braakland mogen weiden. Dat was ooit geïnstitutionaliseerd om mest van andermans vee te verwerven, nu moest je andermans vee van je grond zien te houden. Dat leidde tot afrastering, in Engeland de Enclosure beweging. Het hielp dus als de instituties in maatschappij toch op drift waren en Hervormings- of Verlichtingsideeen toesloegen.

zaterdag 21 september 2019

PAS

Het Programma Aanpak Stikstof houdt het land bezig. Discussies alom. Bij Wageningen Economic Research leidde het tot een blog van Petra Berkhout. Ik droeg bij aan de discussies die nodig zijn voor een goed stuk, en zo werd ik ook nog co-auteur. Hier een overzicht van wat er speelt. 

zondag 15 september 2019

exportkwaliteit

De beste kwaliteiten van een product worden vaak relatief veel geexporteerd. Klasse 2NL blijft in eigen land. Soms misschien omdat de beste producten het best tegen transport zonder bederf kunnen, of omdat de verre markten luxe markten zijn die klasse willen.
Maar er is ook een reden die gelegen is in de transportkosten. Die zijn per kg voor alle kwaliteiten gelijk. Als je die optelt bij de prijs in het land van productie dan zijn de relatieve prijsverhoudingen tussen de normale en de beste kwaliteit in het importerende land minder groot dan in het productieland. Een voorbeeldje: als de prijzen in het productieland 100 en 125 zijn (verschil 25%) en de transportkosten 30 dan zijn in het importland de prijen 130 en 155. (verschil 19%). En dus zal de vraag naar het luxere product relatief wat groter zijn. Dat staat in de economie bekend als het Alchian-Allen theorema. In de nieuwste editie van de ERAE tonen twee economen dat weer eens aan voor Braziliaanse Arabica en Robusta koffie: hoe verder weg, hoe meer Arabica er wordt gedronken.

vrijdag 13 september 2019

prijs of hoeveelheid

Als je als overheid iets wil doen aan de emissie van bv. CO2, kun je dan beter met een heffing werken of met een quotumsysteem met verhandelbare rechten waarin de hoeveelheid wordt vastgezet. Martin Weitzman, die eind augustus overleed, beredeneerde dat dit wel hetzelfde lijkt maar dat het afhangt waar de regulator relatief de grootste faalkosten zou kunnen hebben. Heb je vooral veel kosten als je het doel in kg niet haalt, dan moet je met quota werken (die zet je dan vast), zijn er veel kosten aan een te hoge prijs (bedrijven verdwijnen) dan kun je beter een heffing doen en hopen dat je de hoeveelheid haalt.
Een andere bijdrage van Weitzman, zo schrijft The Economist van 7 september, ging over de belangrijke vraag van de discount rate bij bv. klimaat mkba's. Vanwege de onzekerheid in de toekomst, zou die af moeten lopen.

zondag 8 september 2019

De opkomst en ondergang van de economen

The Economist besprak vorige week het boek The Economists' Hour van Binyamin Appelbaum. Dat gaat niet over het blad maar hoe in de beleidswereld na WO II economen een steeds grotere rol zijn gaan spelen, en hoe dat nu onder druk zu staan - en ruimte geeft voor heterodoxe bijdragen. Voor de leeslijst dus.

vrijdag 6 september 2019

de late middeleeuwen

We zetten de samenvatting van het boeiende hoofdstuk 7 van Mazoyer en Roudart nog even voort. Het succes van de  ploeg en de zeis  was begin 14e eeuw uitgewerkt. De bevolking was gegroeid en er deden zich bij misoogsten weer hongersnoden voor. Malthusiaanse praktijken (celibaat, late huwelijken, abortus, kindermoord) deden weer opgang. En bij ondervoeding kon de pest makkelijk toeslaan. De beruchte zwarte pest kwam uit Azië, via de handel op de zijderoute en Italiaanse schepen. De bevolking was met een factor 3 gegroeid, maar viel terug naar het niveau van de 10e eeuw.  Het ging gepaard met oorlogen en opstanden (zoals de 100 jarige Frans-Engelse oorlog, featuring Jeanne dÁrc).
Het begon met het duur worden op zelfs opraken van hout. Ook werden de graanvelden teveel uitgebreid ten koste van grasland. Kolonisatie bereikte marginale gronden.
Maar rond 1470 kwam aan de stagnatie een eind. De meeste productiemiddelen waren er nog, het bevolkingsoverschot weggewerkt. En nu begon de groei in de meest vruchtbare streken, die afgelopen eeuwen in productie waren genomen dankzij de ploeg. Ze trokken arbeid aan van elders. Het arbeidstekort bevorderde de status van de grotere pachtbedrijven t.o.v. de verpachtende landadel. Graanprijzen gingen stijgen en in de 16e eeuw werden ook marginale gronden weer interessant.
Eind 16e eeuw leek de cyclus zich opnieuw voor te doen, maar het viel mee: het drieslag stelsel werd nu overal ingevoerd, en er werden kanalen gegraven wat leidde tot verdere specialisatie en daarmee productieverhoging. En Nederland ontwikkelde een systeem zonder braak.

De oogst in Zwitserland

Tussendoor even de Zwitserse presentaties die we deze week gaven, voor wie ze zoekt. Bij ETH gaven we een presentatie over ICT in de landbouw vanuit de optiek van de social sciences.  Vervolgens reisde ik door naar Tanikon waar het 171ste EAAE seminar plaats vond over farm income. Mijn bijdrage ging over het issue van complex holdings. En vandaag presenteerde ik nog ons onderzoek naar volatiliteit van inkomensonderdelen.

woensdag 4 september 2019

de ploeg en de kolonisatie

We borduren nog even voort op de systeeminnovatie van de middeleeuwse landbouw. Een aantal van de ingrediënten voor de innovatie, zoals de zeis, de wagen e.d. waren al lang bekend. Dus waarom ontstond dit systeem rond het jaar 1000?
Mazoyer en Roudart houden het er op dat rond het jaar 1000 het oude systeem de bevolkingsgroei niet meer aan kon. Er ontstond overbevolking, graanprijzen liepen op, hier en daar ontstond onrust. Door landdeling waren bedrijfjes te klein geworden. Toch leidde het niet tot een grote crisis, want hier en daar was de ploeg ontdekt en begon men het nieuwe systeem te ontwikkelen. En toen bleek Europa ineens onderbevolkt: hele regio's van natte dalen in de Jura tot de lage landen, bleken met de ploeg bewerkbaar en nattere gebieden bleken als hooiland productief te kunnen zijn. De hogere graanprijzen maakten deze investeringen lonend. Kolonisatie vond plaats vaak door samenwerking van de adel (grondbezit) en kerkorden / kloosters (die deels baat hadden bij het celibaat dat in tijden van overbevolking populair was en dat de opvoeding van de volgende generatie monniken uitbesteedde aan de gewone man, zo merken Mazoyer et al snedig op). De cisterienzer orde was een multinational met landbouwbedrijven en ijzersmelterijen. Met watermolens en nieuwe blaasbalgen zagen ze kans ijzer bij 1200 graden Celsius te gieten, een innovatie die ze in de 14e eeuw snel over Europa verspreiden.
In de lage landen begonnen de Hertogen van Vlaanderen in de 11e eeuw met bedijken van land. In midden en Oost-Europa leidde de kolonisatie tot de graanteelt en de basis voor de Oostzeehandel van de Hanze steden. Vanzelfsprekend was er migratie uit de overbevolkte regio;s naar het nieuwe land.

dinsdag 3 september 2019

Bouwplan voor de ploeg

In de vorige blog beschreef ik de systeeminnovatie in de landbouw naar het drieslagstelsel in de Middeleeuwen. De gramlanden werden opgedeeld in hooilanden en weide.. Nattere gronden waar beweiding lastiger is (ook tot meer ziektes leidt) konden als hooiland worden ingezet. De veestapel kon groeien, mogelijk met een factor 4 tot 6 of meer. Rotsige velden en hellingen juist voor beweiding. Met de mest kon meer bouwland worden aangehouden: als een ha grasland 7.5 ton mest oplevert, en je hebt 15 ton per ha bouwland nodig dan kun je naar 1 op 3. Waarbij op den duur (maar dat duurde heel lang, in de 14e eeuw was het meeste nog twee jaarlijkse rotatie) een driejarige rotatie mogelijk werd op het bouwland: lange braak, wintergraan met korte braak in herfst en winter, zomergraan,  Dat was echter pas mogelijk als er genoeg mest was. En dan moesten wel de percelen heel anders worden ingedeeld.  Met dit systeem werden dieren en graanteelt echt aan elkaar gekoppeld, Dieren waren nodig voor de mest, maar ook voor het ploegen en vervoeren van hooi en mest.
De arbeidsfilm in dit systeem is vlakker. Mazoyer et al schatten dat de boer in dat systeem van de 13e eeuw 10 keer zoveel moet investeren dan in het oude systeem van de 10e eeuw. Veel kapitaalintensiever dus. Dat moet dus in generaties zijn opgebouwd.
Met de verdubbeling van de opbrengsten van granen kon de bevolking groeien, en kwamen er dus ook meer groentetuinen, boomgaarden en wijngaarden. Bossen werden kleiner en moesten steeds meer worden gereguleerd om te voorkomen dat er geen bos meer overbleef. Hout werd duurder.
Al met al konden er meer mensen worden gevoed. En er waren er wat meer die niet in de landbouw direct hoefden te werken, maar aan de slag gingen als wagenmaker, hoefsmid, molenaar etc. Of kathedralen gingen bouwen, In de steden vormden de handwerkmensen de gilden. Dat alles kon door  een surplus
En die surplussen leidden tot handel, zoals via het Hanze netwerk. Ze maakten ook nieuwe steden mogelijk. Heel veel (nu) oude dorpen en steden met namen als Neu-, Nieuw-, New-, Villeneuf etc zijn uit de Middeleeuwen.

zondag 1 september 2019

De ploeg en de zeis



Om tal van redenen is de introductie van de ploeg in de Europese landbouw een interssante episode. Niet alleen omdat het een belangrijk moment in de geschiedenis  was, maar ook omdat het een mooie illustratie is van moderne innovatie-theorien. En we er hoop uit kunnen putten voor de innovatie rond de klimaatcrisis. 

Tot in de vroege middeleeuwen domineerde het landbouwsysteem dat ik hier eerder besprak.  Het had twee bottlenecks in de bedrijfsvoering: de haakploeg was weinig effectief omdat hij niet echt ploegde en de grond omkeerde (belangrijk om mest onder te werken en onkruid te bestrijden), c.q. met de spa kon je niet hele grote oppervlaktes bewerken. En in de herfst moesten veel dieren worden geslacht omdat er geen wintervoer was. En in de voorzomer  was er voer over op de relatieve grote veevoeroppervlakte die voor de winter was aangehouden (de saltus). Vooral in midden en noordeuropa met wat koudere en langere winters was dat een forse bottleneck.

Het werd in de 11e - 13e eeuw (de centrale Middeleeuwen) opgelost door een systeeminnovatie waarin de ploeg en de zeis een grote rol speelden. Met de zeis kon gras worden gemaaid, waaruit hooi werd gemaakt en dat kon dan naar de stallen worden gebracht. Daarmee ging minder gras verloren en non de verhouding grasland/bouwland worden aangepast. En door het opstallen kwam meer mest beschikbaar.
Die vervolgens met de ploeg beter ondergewerkt kon worden.  Maar er was meer nodig, vandaar mijn term systeeminnovatie: voor het transport waren wagens en karren nodig. Runderen en paarden leverden trekkracht, waarbij de eerste groep ook nog melk levert. Voor de ploeg waren betere halsters nodig om trekkracht te leveren als ook hoefijzers. En eggen om het geploegde land te breken. En zo waren er nog wat investeringen. Waarmee de landbouw dus ook een stuk kapitaalsintensiever werd: stallen, transportmiddelen, paarden, ploegen. Het was ook een systeem innovatie omdat het om een andere verkaveling vroeg, ook niet makkelijk te realiseren.

De zeis is een Franse uitvinding van net voor onze jaartelling. En als eerste gebruikt om gras te maaien voor de hooioogst. Dat gebeurde aanvankelijk op open plekken in bossen, waar het op de gemene weides vrijlopende vee niet kwam. Bij gebrek aan transportmiddelen werd het geruiterd en werd het vee er in de winter naar toegebracht.
Die dagelijkse verplaatsing van vee leidde tot het bouwen van stallen en hooibergen bij de huizen. Om de mest handelbaar te maken werden er stro. bladeren, afval, twijgen etc aan toegevoegd in de potstallen. Tegelijkertijd waren er dus karren en wagens nodig om het hooi, en later de mest, te transporteren. Het wiel was al oud, en volop in militair gebruik en voor personenvervoer in de 3e eeuw voor Christus. Maar het was duur, en het Romeinse halster was voor verbetering vatbaar.

De ploeg schijnt in het begin van onze jaartelling op allerlei plekken in de noordelijke helft van Europa geintroduceerd zo niet ontdekt te zijn. Op zwaardere grond was een wielploeg nodig. Het goedkoper worden van de ijzerproduktie lijkt essentieel te zijn geweest. Paarden waren 3 tot 4 keer zo duur als een os, maar werkten wel twee uur meer per dag. Kleine boeren hielde het bij ossen, die ook beter hun weg vinden op land met boomstronken e.d.. Het was natuurlijk ook een impuls voor de paardenfokkerij.

Tegen het eind van het eerste millenium was dit systeem in vrijwel heel midden / noord Europa ingevoerd. Het mediterrane gebied bleef daarbij achter: de noodzaak was minder groot want de winters waren korter (dus minder slacht nodig in de herfst en beter voerverbruik) en er was vaak de mogelijkheid van de transhumance: zomer- en winterweiden, hetzij de berg op (zoals in Zwitserland) hetzij over grotere afstanden (zoals in Spanje).

Ontlend aan: Mazoyer et al.  A history of world agriculture, chapter 7