weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
maandag 30 april 2007
hi koe bij pulchri
Wel eerder vertoond was het Farce Majeur lied "Het is uit het leven gegrepen", maar nog niet met deze tekst, op deze plek en vertolkt door de bestuursraad. Het leek me even typisch Nederlands als de koe in wei: geen beroepsartiesten, laat staan Joop van der Ende cs bij het afscheid van een top-ambtenaar maar gewoon zingende collega's. Ik stel me zo voor dat dat in Parijs en Berlijn heel anders gaat - en daarom is de Nederlandse landbouwwereld zo leuk om in te werken.
donderdag 26 april 2007
belasting
woensdag 25 april 2007
what's in a name
Bij het opruimen van de administratie kwam ik een leuk gidsje tegen: 'planten met een verhaal', vermoedelijk gekregen bij een acceptgiro van een productschap. Het is eigenlijk een gidsje voor burgers, niet voor boeren. In ons geval valt dat enigszins samen en ik moet zeggen: een leuk gidsje en vermoedelijk dus goed bestede boeren PR-geld. Ik leerde er ook nog wat van, zo had ik me nooit gerealiseerd dat chichorei en witlof eigenlijk (bijna) hetzelfde zijn.
Chichorei wordt nu geteeld voor inuline, een grondstof voor suikervervangende zoetjes. De gebrande wortels zijn ook een koffievervanger of aroma-versterker van het type Buisman (vooral in Fransgeorienteerde culturen populair). Wat ik niet wist is dat de wortel dezelfde is als die van witlof en nauw verwant is aan de andijvie. Terwijl dat uit de internationale naamgeving wel blijkt, zo bevestigt de onvoltroffen Cambridge History of Food.
Wat wij witlof (Vlaams: Witloof) noemen, is bij de amerikanen Belgian (soms ook French) endive of Brussels endive. De engelsen hebben het eerder over chicory. De fransen maken het weer bont: die noemen het gewoon endive, en de andijvie noemen ze chicoree. Ook escarole is een veel gebruikte naam voor witloof of nauw verwante soorten.
Blijkbaar ging het overbrengen van namen bij het reizen vroeger niet altijd goed, en mogelijk dat ook kleine verschillen tussen lokale rassen voor verwarring zorgden. En dan is er nog de taalroute. Wat de amerikanen alfalfa noemen, heet in heel europa (ook in engeland) luzerne (lucern), om onduidelijke reden naar de zwitserse stad. Alleen de spanjaarden namen van de Moren in El-Andalus het arabische alfalfa over, dat via spaanstalig Mexico ook Californie bereikte en de term van de oostkust (lucerne sloeg er als gewas ook niet aan) overvleugelde.
toeslagrechten revisited
Akkerbouwers lijken baat te hebben bij een flat rate, die ten koste gaat van melkveehouders. Wij telen geen aardappelen dus dat zal voor ons wel niet gelden, ik reken me nog niet rijk. Bovendien zijn er meer melkveehouders dan akkerbouwers in dit land en is er meer waardering van het weidelandschap van het Groene Hart dan de aardappelvelden in de Veenkolonien. Mijn (bedrijfsgebonden) persoonlijke inschatting is dan ook dat die flat rate er wel niet zal komen, maar het blijft politiek...
dinsdag 24 april 2007
hoe krijgen we de emissie omlaag?
Een overheid heeft heel veel methoden om te proberen de emissies van vervuilende stoffen naar beneden te krijgen: je kunt voorlichten en praten (als Brugman), of je kunt het voorbeeld geven door schone producten in te kopen (en zo die bedrijven een steuntje in de rug te geven). En als het wat met de hardere hand van de wetgever moet, zijn er nog drie andere:
- alternatieven subsidieren (eigenlijk is de inkoop voor eigen doel er een hele lichte variant op), bij energie gaat het dan om subsidies voor bijvoorbeeld het maken of verkopen van ethanol, wat hier en daar big business aan het worden is.
- standaarden vaststellen voor producten en processen. Bij energie bijvoorbeeld het voorschrift dat x% van de benzine uit bio-ethanol moet bestaan, of voorschriften voor de automotor.
- een belasting op de vervuilende emissie (bv. de CO2 uitstoot van auto's of fabrieken).
Wat zou jij kiezen als je minister of kamerlid was? Elk antwoord lijkt goed, want als het om CO2 gaat doen we in Europa alle drie de zaken, Amerikanen doen vooral 1 en 2 hoewel California ook drie doet. Als je econoom bent, neig je naar het volgende standaard antwoord: 1 is altijd een slecht idee, 2 moet je meestal ook niet doen en 3 is verstandig.
De belasting op de vervuiling (of het nu CO2 is of geur, of licht of lawaai om de meest moderne milieuproblemen hier ter plekke maar te noemen) staat bij economen bekend als de Pigovian tax, de Pigovische belasting. Genoemd naar de econoom Arthur Pigou uit Cambridge (UK), die begin vorige eeuw beredeneerde dat als de markt faalt, de overheid het best die markt een handje kan helpen en de te lage prijs voor een product (omdat de schade aan derden er niet inzit) via een belasting kan verhogen. En dan met een zodanige correctie dat de prijs uitkomt op het niveau dat de schade aan derden precies is doorberekend.
In de situaties 1 (subsidies) en 2 (standaards) grijpt de overheid veel dieper in, met als gevolg grotere verstoringen van het marktmechanisme dat voor onze welvaart zorgt. Zo zorgt een subsidie op amerikaanse ethanol productie ervoor dat de tortillas in Mexico duurder worden. Een subsidie op zonnecellen in Duitsland zorgt dat zonnecellen in Duitsland worden verkocht, waar het lang niet altijd zo zonnig is als deze maand april, en zeker niet als in mediterrane landen - waar inzet van die zonnecellen efficienter zou zijn. De overheid is er veel minder goed in dan de markt om te bepalen waar de optimale aanwending van productiemiddelen is, dat hebben we niet alleen in communistische systemen geleerd. Het is nu eenmaal zeer lastig om vooraf de winnaars aan te wijzen (in bv. innovatie: gaan we voor wind- of zonne-energie?).
Datzelfde geldt bij het zetten van standaards: waarom 5% ethanol, waarom een bepaalde technologie: als je daar voor kiest gaan mensen dus niet meer nadenken over alternatieven die uiteindelijk wellicht beter zijn. Innovatie neemt dus af. Er zijn wel voorbeelden waar het zinvol is om een standaard te bepalen (bij de gsm-telefoon bijvoorbeeld, vanwege een netwerk effect voor de ontwikkeling van een bedrijfstak; of bij een logo voor biologisch om informatiekosten te verminderen), maar heel vaak is het beter om de Pigovische belasting te kiezen.
Een variant op die belasting is een emissie-handelssysteem dat met quota werkt. Net als bij melkquota geef je iedereen een emissierecht (of nog beter: je verkoopt ze bij opbod) en je streept bv. 20% weg. Dan worden die rechten schaars, er ontstaat handel en ze komen terecht bij degene die per kg emissierecht veel winst maakt. Bijvoorbeeld omdat hij dure producten maakt (die we als consument dus liever hebben voor de vervuiling dan goedkope producten). Op die manier komt de emissie in de kostprijs en betaalt de vervuiler, dat is de consument die de meest vervuilende spulletjes koopt. En wie goed is in nieuwe productieprocessen die weinig emissie hebben, kan productierechten verkopen. Cap en trade heet dat, we deden dat in de veehouderij al met dierrechten of ammoniakrechten.
Wie een duurzame en zo groot mogelijke bijdrage wil leveren aan het terugdringen van de emissies, kiest voor een marktoplossing en niet voor subsidies. Hoe plezierig die voor sommigen ook zijn.
Post deels gebaseerd op een hoofdartikel in The Economist van 17.3.2007: What price carbon?
De (eigen) foto toont een suikerrietfabriek in Australie die overigens vermoedelijk vooral water, warmte en geur de lucht in spuit.
maandag 23 april 2007
Barclays over de brug: speltheorie
Speltheorie laat zich mooi illustreren met de (Harvard) case van Holland Sweetener, een DSM dochter die aspartaam maakte (ze zijn uiteindelijk vorig jaar uit die markt gestapt) en eind jaren tachtig de hegemonie van Monsanto's NutraSweet wel eens even zou aanpakken. Het patent op aspartaam, dat door Coke en Pepsi in de cola wordt gestopt, liep in 1992 af en dat was reden voor Holland Sweetener 50 miljoen dollar in een nieuwe fabriek te investeren. Maar, zoals Barry Nalebuff zo mooi zegt, ze speelden het verkeerde spelletje.
zondag 22 april 2007
de graan golf
Het begint met 'basic survival' waarin het draait om (goedkoop) voedsel, kleren en onderdak. Als er een middenklasse ontstaat gaat kwaliteit een grotere rol spelen: de 'quality fase', zoals nu in India en China. Neemt de rijkdom nog wat toe dan komt gemak ('convenience') in beeld. Dat is de fase waarin Oost-Europa en Latijns-Amerika zich bevinden. En in de volgende fase zijn mensen bereid een premie te betalen om aan individuele smaken en verlangens tegemoet de komen ('customization'). De consultants illustreren dat met allerlei producten waaronder brood (de graan golf): in de overgang van de survival naar de quality fase stijgt de consumptie in kg per hoofd van de bevolking, daarna zet zich een daling in - als je het uittekent (met inkomen op de horizontale as) is het net een golf.
De fases hangen overigens niet zozeer van het gemiddeld inkomen af, maar ook van tal van andere zaken - dat is de kern van het betoog. Een mooi voorbeeld is de snoepjesmarkt. In arme landen zijn het op suiker gebaseerde snoepjes (zoals zuurtjes). In de quality fase worden die vaak vervangen door chocola. Maar er zijn uitzonderingen, zoals in het land waar de chocola vandaan komt: Mexico. Dat had al lang aan de m&m's en de marsen moeten zijn, maar is nog dol op suikersnoepjes. Komt omdat ze er van limoen en pepersmaken houden, en er zijn veel locale suikerproducenten, die mede door de handelspolitiek suiker aanbieden op 55% van de chocoladeprijs; in andere landen is dat 90%. En verder loopt de distributiestructuur in Mexico achter met koeling, en dat is voor chocola in een warm land onhandig.
Maar afgezien van dat soort uitzonderingen gaat het overal hetzelfde: het begint met een benzinestation waar ze je tank volgooien met benzine, daarna gaan ze er etenswaren bij verkopen, dat groeit uit tot een winkel en dan mag je zelf ook nog erbij tanken als je dat wilt.
.
Alonso Martinez and Ronald Haddock: The Flatbread factor in Strategy + Business, spring 2007
EU en VS: twee werelden ook in bio
Maar de visies van de twee overheden op de sector zijn totaal verschillend: de Amerikaanse ziet de sector vooral als een nieuwe markt niche voor producenten en een wat bredere keuze voor consumenten. Alsof Nike met een nieuw type sportschoen komt, of beter: alsof Puma de markt betreedt.
De EU ziet biologische landbouw vooral ook als een landbouwsysteem dat milieuvriendelijker is, er zijn sociale voordelen (meer werkgelegenheid op het platteland) en daarom moet deze bedrijfstak worden gesteund, zeker nu het een bedrijfstak-in-de-kinderschoenen is (het infant industry argument noemen economen dat). Veel landen in de EU hebben ook officiele doelstellingen over de omvang van het areaal dat men wil bereiken: Nederland in 2010 10%, Duitsland zelfs 20%. En zoals het bij EU doelstellingen gaat, lijken die intussen onhaalbaar.
Uit LEI onderzoek weten we dat ook in Nederland producenten en consumenten om heel verschillende reden iets met bio doen: winstmotief, gezondheid, milieu, kleinschaligheid etc. Visies zijn dus binnen de EU en vermoedelijk ook USA divers, maar toch grappig om te zien hoe zich dat op nationaal niveau vertaald.
In beide gevallen speelt de overheid een rol in labelling en certificering. Dat verlaagt de transactiekosten, jehoeft niet bij elke verkoop uit te leggen op welke manier het product is geproduceerd, je ziet met een logo dat het biologisch is, en dat logo heeft een vaste betekenis en staat voor een hele set productieregels. Ik ben blij dat de groenteboer dat er niet elke keer bij moet vertellen. Het logo helpt ook een informatie probleem op te lossen: je kunt aan een product zelden zien dat het biologisch is (hoewel er een tijdje was dat het het de bedoeling was dat die appel er wat wormstekeriger uitzag, net als de afgedragen spijkerbroek-look zich afzette tegen de echte nieuwe Levi's). En je kunt het vaak ook na consumptie niet vaststellen (tenzij je heel goed bent in smaak).
Certificering garandeert dat de standaards van de labels worden nageleefd. Ook hier zie je verschillen, ook binnen Europa, in hoe de certificering wordt georganiseerd. Dat kan helemaal door de overheid, het kan ook door gespecialiseerde bedrijven. Het hangt van de situatie af wat efficienter is, op voorhand neigen economen vaak naar het laatste: er is dan concurrentie die de kosten in de hand houd en de innovatie bevorderd.
.
Inzichten ontleend aan een artikel in Amber Waves, het blad van de USDA-ERS: Carolyn Dimitri and Lydia Oberholtzer: EU and US Organic markets face strong demand under different policies in: Amber Waves, Februari 2006
vrijdag 20 april 2007
Niet Rijk van toeslagrechten
- een boer moet zijn toeslagrechten verkopen omdat hij nu aardappelen of groente wil telen en dus niet meer de granen of suikerbieten zoals in het begin van deze eeuw. En je hebt nu eenmaal hectares nodig (waarbij groenten en aardappelen niet tellen) om de premies te incasseren. Dat is het argument dat Huib aandraagt. Zou kunnen, met name het suikerbietenareaal krimpt omdat we steeds meer per ha oogsten.
- boeren vinden de kosten van innen (transactiekosten) door formulieren in te moeten vullen te hoog. Lijkt me onwaarschijnlijk bij deze bedragen. Voor 10.ooo euro kun je de boekhouder nog wel een uurtje een formulier laten invullen, als het niet al automatisch gaat.
- Wie toeslagrechten aanvraagt moet aan de EU Wetgeving zoals Vogelrichtlijn en Nitraatrichtlijn voldoen. Wie ze niet aanvraagt ook, maar wellicht heb je meer controle (hogere pakkans bij een fout) als je toeslagrechten hebt, en in ieder geval is de sanctie hoger: je moet wellicht je toeslagrechten terugbetalen. Ik ken boeren niet als massale overtreders, dus dit motief lijkt me ook niet echt relevant.
- sommige boeren hebben zulke lage inkomens dat ze graag hun toeslagrechten te gelde maken als een soort desinvestering en er een betere auto voor terugkopen. Zou in incidentele gevallen best kunnen, alhoewel het laatste jaar voor veel akkerbouwers helemaal niet zo beroerd was.
- sommige boeren willen uitbreiden door grond te kopen, hebben daar geld voor nodig en zijn niet geinteresseerd in de toeslagrechten (die komen dan extra op de markt) of sterker nog: verkopen hun huidige rechten om extra grond te kunnen kopen. Zou me niet verbazen, er is een groep akkerbouwers die echt voor schaalgrootte gaat en meer kan verdienen met grondaankopen (denken ze) dan met beleggen in toeslagrechten.
- boeren die met pensioen gaan. Eigenlijk is dat hetzelfde dan punt 5: ze verkopen wellicht hun grond aan boeren die wel de grond maar niet de toeslagrechten willen.
Het zou interessant zijn uit te zoeken welke motieven (zijn er nog meer?) echt spelen bij de verkopers. Mooi onderzoekje voor een enquete door een student. Als het vooral categorie 5 is, dan zegt dat wel iets over het nut van toeslagrechten voor de boeren van de toekomst - die kunnen blijkbaar heel goed zonder.
Voor de verklaring van de lage prijs spelen nog twee andere zaken. Toen ze werden ingesteld kon ik bij een brainstorming op het LEI over dit onderwerp al niet bedenken wie ze zou willen kopen. De koper van toeslagrechten weegt deze belegging af tegen twee alternatieven: grond kopen voor bedrijfsuitbreiding (zie punt 5) of staatsobligaties kopen (of sparen als je dat makkelijker vindt). Staatsobligaties leveren rendement op zonder dat je grond hoeft te hebben en je loopt geen risico's van afschaffing of extra cross compliance eisen of controles.
Wij hebben voor 5 ha geen toeslagrechten waar we ze (als we bv 6 jaar granen blijven telen, dat moet je dan ook van te voren weten) voor aan zouden kunnen kopen. Drie keer de waarde wil je dan misschien wel betalen, dan heb je het vierde jaar nodig voor de rente over de investering en ga je in het 5e verdienen. Dus is het wel veel gevraagd 5 of 6 keer de jaaruitkering te betalen.
Een tweede punt is dat er bij het instellen inderdaad bij sommigen hoge verwachtingen waren van de waarde. Ten onrechte is daarbij vergeleken met quota. Die vindt iedereen duur, de waarde daarvan wordt bepaald door de 10% boeren met de hoogste marge die door hun management en bedrijfsopzet veel per kg melk of ha suiker kunnen verdienen. En boeren met gemiddelde resultaten vinden ze dan al snel te duur en kijken tegen die waarde op. Maar hoe hoog je marge per ha in de graanteelt ook is: het heeft geen enkele invloed op je uitkering van je toeslagrecht. Die blijft een vast bedrag per ha. Daar is dus geen 10% van de boeren die hele hoge prijzen betaalt, daar is iedereen bereid ongeveer hetzelfde bedrag te betalen.
Onderzoekers en columnisten hebben de afgelopen jaren wellicht te weinig op deze mechanismes gewezen. Maar misschien is het nog niet te laat voor een verhaal met praktijkervaringen?
donderdag 19 april 2007
Nabranders en puzzles
Verder zit ik me af te vragen hoe ik aan de titel van de blog (risico's van de health check) kwam, want bij mijn weten had ik geen radio gehoord of internetnieuws gelezen. Maar na het publiceren van de blog zag ik dat iemand in Utrecht is overleden bij een simpele klinische vetverwijderingsoperatie. Raar toeval of onderbewuste informatieverwerking?
En dan jullie als lezer -dat is ook een puzzle. Dankzij Google Analytics kan ik zien dat deze blog gemiddeld zo'n twintig bezoekers per dag trekt. Wie jullie zijn weet ik niet, maar de software weet blijkbaar wel te achterhalen vanuit welke plaats er wordt ingelogd (of misschien waar de servers staan). Sommige adressen liggen in het buitenland en uit mail-contacten kan ik Zuid Portugal of Paramaribo dan nog wel plaatsen. Maar vanochtend blijken er ineens 3 chineze bezoekers geweest te zijn. Zal toch niet komen omdat ik gisteren een survey over China las (maar er niet over publiceerde). Ik hou het er na wat gepuzzel op dat het toevalstreffers zijn op basis van mijn blog over Yo-Yo (You're On Your Own), een paar dagen geleden. Hoe dan ook welkom, willkommen, bienvenue, welcome of het chinese equivalent. Wat is ICT-globalisering toch boeiend.
woensdag 18 april 2007
Risico van de health check
.
dinsdag 17 april 2007
Leermomenten met Veronica en Down Town
Behalve dan dat we daar wat geld mee verdienden (een gulden per rij van 350 meter) had ik daar heel weinig mee. Net als onkruid wieden in de zomervakanties. Mijn vader vond het het mooiste wat er was, maar voor mij was het aanleiding handel en economie te gaan studeren. Weg van het land en hoe willen begrijpen hoe het kwam dat we jaren een mooi product als vlas teelden, en ineens niet meer. Wisten wij veel van synthetische stoffen en lagere arbeidskosten in het oostblok. Ik kwam de lange zomers vooral door dankzij Radio Veronica, en hoewel het wat weg zakt, kan ik nog vrijwel alle top-40 muziek tussen pakweg 1965 en 1975 thuis brengen.
Dat orgineel kun je ook economisch interpreteren (industriele districten, von Thunen) maar dat was niet de bedoeling van de songwriters. Greg heeft een versie opgespoord die wel de bedoeling heeft economisch onderwijzend te zijn. De Amerikaanse onroerendgoedmagnaat en eigenaar van de L.A. Times Sam Zell maakt elk jaar een nieuwjaarsboodschap. En in 2003 was dat de song Offshore, op de melodie van Down Town, waarmee hij de voordelen van de internationale handel uitlegt. Geweldige tekst, met een leuke vormgeving van de ondertiteling. Hij staat op de website van Zell onder het album 2003 Wired Exports. Geniet ervan en leer iets van handel en economie! Reacties hieronder welkom.
.
en ter illustratie de veiling in Naaldwijk waar ook veel internationale aanvoer uit offshore productie is.
maandag 16 april 2007
van yup naar yo-yo
Men spreekt volgens een artikeltje in the Economist van afgelopen zaterdag van the Yo-Yo omgeving: You're On Your Own. Lijkt me ook een leuke markt voor kant- en klaarmaaltijden en wijnproducenten: kleine flesjes met schroefdop, ik merk dat ouderen daarin noodgedwongen innovatiever zijn omdat ze meer moeite met kurk (etrekkers) hebben. De yuppen van toen worden de yo-yo's van morgen.
zondag 15 april 2007
Nederland heringericht met schone lei
zaterdag 14 april 2007
strijden tegen windmolens
vrijdag 13 april 2007
Spil: op zoek naar Mansholt II
donderdag 12 april 2007
de economie van de Duitse negerzoen
Al decennia was de markt in handen van een zekere firma Dickmann. Nu hebben monopolisten de neiging een tikje duur te zijn, of door afhankelijke klanten zo beoordeeld te worden, zeker als ze geen rekening houden met toetreding tot de markt. Begin jaren negentig zag ene Otto Lithardt als ondernemer zijn kans. Hij kocht in 1996 een verlopen Oostduits bedrijf, Grabower Kusschen, op, herstelde de arbeidsmoraal en heeft inmiddels de helft van de markt in handen. Toetreding lukte eerst in Oost-Duitsland (waar het merk nog een zekere bekendheid had uit de DDR-tijd) en vervolgens via Aldi op prijs. En wie bij Aldi mag leveren is ook elders welkom.
Met de toegenomen concurrentie is er ook weer productinnovatie. Die was na de introductie van de mini-negerzoenen door Dickmann vele jaren geleden geheel afwezig. Inmiddels heeft Grabower Kusschen ook suikervrije negerzoenen en een oude DDR-variant waarin de chocoladelaag niet zo netjes glad gestreken wordt. De suikervrije variant trekt ook nieuwe kopers aan en kannibaliseert dus niet alleen de bestaande afzet.
Kortom: welvaartsverhogende dynamiek zoals economen die uit de tekstboekjes kennen en dus graag zien. Of ze nu negerzoenen of chocoladekus heten.
Kerstin Schweizer: Zwei gewinnt in: Enable, FT Deutschland, Februari 2007.
woensdag 11 april 2007
roofridders in de voedingsmiddelen
dinsdag 10 april 2007
info van de tweede orde
schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
Jullie lezers zijn nog lastig tot interactiviteit over te halen, of je vermoedde een addertje onder het gras want veel antwoorden zijn er niet gegeven. Ik ontleende het spelletje aan een lezing van prof. Klaus Schredelseker uit Innsbruck die het gebruikte om uit te leggen dat economie uitgaat van spelletjes tussen mensen, ook in de waarde van informatie. Ook het antwoord ontleen ik aan zijn sheets:
- als je een getal boven de 33 gekozen hebt, dat heb ik geen idee waarom je dat deed
- koos je een getal in de buurt van 33, dan nam je 2/3e van het veronderstelde gemiddelde van 50. Dat betekent dat je jezelf intelligent vindt, en de rest dom.
- hoe lager het nummer dat je gekozen hebt, hoe meer respect je hebt voor andermans intelligentie.
- als iedereen een perfecte denker is, en iedereen weet dat, dan had je als antwoord nul moeten kiezen
En daarmee is het verschil geillustreerd tussen eerste orde informatie (de 33) en tweede orde informatie. Economen wijzen erop dat er in veel economische processen sprake is van tweede orde informatie. Schredelseker gaat zover dat hij er zelfs een verschil tussen technici en economen in ziet:
Er zijn twee jongetjes, die ieder een groen petje op hebben, maar dat niet weten en die kleur moeten raden waarbij ze alleen het petje van de ander kunnen zien. Een derde persoon vertelt ze: "minstens een van jullie heeft een groen petje op".
Volgens Schredelseker is de logische reactie van een natural scientist die van het jongetje dat reageert met "deze domme man vertelt ook niks nieuws, ik zie dat mijn vriendje een groen petje heeft, deze informatie is overbodig"
De econoom zou even nadenken en reageren met: "hmm, bedankt voor de info. nu weet ik dat ik een groen petje op heb". Want hij heeft tweede orde informatie (voor de technici: als hij een rood petje op had gehad, dan had het andere jongetje dat de rode pet kon zien wel geroepen: dank je, hij heeft rood op dus ik heb een groene).
Voordat jullie nu allemaal wel beginnen te reageren ter gerustelling nog het volgende: toen Schredelseker dat vertelde aan een zaal met een aantal gerenomeerde hoogleraren landbouweconomie waren er toch ook een aantal aan wie het nog even moest worden uitgelegd. Ik heb ze niet naar hun vooropleiding gevraagd, al was het maar omdat ik per ongeluk de eerste vraag al met 1 had beantwoord (en niemand met nul). ;-)
Prof. K. Schredelseker: To know or not to know - what is the question?, presentatie Igls, 15.2.2007
maandag 9 april 2007
eerste en tweede orde informatie
Laten we maar even zo'n spelletje spelen: schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
Morgen de uitslag.
zondag 8 april 2007
Informatiefabriek op wielen (v/h tractor)
zaterdag 7 april 2007
blog onderhoud
Verder installleerde ik met verbluffend gemak Google's Analist, u wordt nu automatisch in kaart gebracht. Welkom lezers uit Eschborn, Putten, Zeewolde, Wageningen, Opeinde, Alburqueque en nog een paar voor mij totaal onbekende plekken in Brazilie en Canada.
vrijdag 6 april 2007
Economie is een spel, kennis soms waardeloos
Laten we maar even zo'n spelletje spelen: schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
donderdag 5 april 2007
Lijstje: food stamps
Want het huidige standaardvelletje met 10 zegels van 44 cent bevat frankeerzegels met typisch Nederlandse (design) producten als de bakfiets, de bugaboo, de flessenlamp, de tulp en de fluitketel. Sommige van die producten zijn ongetwijfeld beschermde ontwerpen. Maar bij minstens twee voedingsmiddelen wordt ordinaire reclame gemaakt: de Heineken Longneck (nog niet echt een klassieker) en de Unox Rookworst (en dat net nu de Hema, ook rookworst) te koop staat. Ik vermoed dat Gildeglas en mogelijk ook Revolt stoel ook in het reclame rijtje passen.
Maar liefst 30% van de zegels (zonder inhoud was de longneck lang niet zo interessant) in dit velletje is dus direct agrarisch van oorsprong:
1. De Unox rookworst
2. De Tulp
3. De Heineken Longneck
woensdag 4 april 2007
lijstje: 10 principles of economics
- People face trade-offs
- The cost of something is what you give up to get it
- Rational people think at the margin
- People respond to incentives
- Trade can make everyone better off
- Markets are usually a good way to organize economic activity
- Governments can sometimes improve market outcomes
- A countries standard of living depends on its ability to produce goods and services
- Prices rise when the government prints too much money
- Society faces a short term run off between inflation and unemployment
Niet alleen is het lijstje leuk, maar er is ook een YouTube video waarin een "standup economist" het lijstje op de hak neemt. Neem punt twee: als je Snicker van 1 euro gratis krijgt aangeboden en het alternatief is niets, dan zijn er geen kosten en is je winst een euro. Moet je kiezen tussen een Snicker van 1 euro en een dollarbillet met een waarde van 80 eurocent, heeft dus maar een winst van 20 cent. En als je iemand vraagt: wil je deze Snicker hebben of liever die, dan heeft hij dus helemaal geen winst en geef je dus niks. Choices are bad.
Ook leuk is de videoquote: micro-economists are wrong about specific things, and macro-economists are wrong about things in general.
Even lachen dus.
dinsdag 3 april 2007
waarom bloggen economen?
Het is een vraag die The Economist vorig jaar augustus stelde, ook aan een aantal bekende economen bloggers. Zelf doe ik het omdat ik van schrijven en helder (?) formuleren hou, omdat er een zekere dwang vanuit gaat zaken vast te leggen voor hergebruik en dat laatste vergemakkelijkt wordt als het electronisch gebeurt. De positieve reacties zijn altijd leuk en leiden soms ook tot iets. En verder zal het wel een gezonde vorm van exhibitionisme of bewijs-drang zijn, dat is meer voer voor psychologen.
Een rondje rond bekende economen blogs (ik zal er wat opnemen in het lijstje links die hier ook links staan) leert dat het de heren (dames zijn er niet bij) vooral gaat om een plek in het 'intellectuele invloedsspel'. Veel van de blogs worden door meer mensen gelezen dan het aantal verkochte boeken van de auteurs.
Inmiddels is er ook een studie verschenen die wijst op de gevolgen van elektronische communicatie en goedkoop transport: het concurrentievoordeel van topuniversiteiten neemt af. Topuniversiteiten bestaan uit clusters top-hoogleraren die elkaar positief beinvloeden, snel informatie delen en zo tot meer productie komen. In de zeventiger jaren kon een hoogleraar zijn productiviteit verdubbelen (in artikelen gemeten) door te verhuizen van een universiteit buiten de top-25 naar Harvard. Dat effect werd zwakker in de jaren 90 en was bij de eeuwwisseling verdwenen.
The Economist August 4, 2006: The invisible hand on the keyboard
maandag 2 april 2007
elk jaar meer graan?
Die discussie is relevant. Neem de energiediscussie: als bij stijgende graanprijzen de winstgevenheid van de graanteelt groeit en boeren daardoor net wat vaker nog een beetje kunstmest, bestrijdingsmiddelen tegen afrijpingsziektes of water bij droogte (op bijvoorbeeld korrelmais in Frankrijk) toevoegen, stijgen de kg-opbrengsten extra en zullen energie en voedselprijzen niet zo sterk stijgen als wanneer prijzen geen effect hebben. Terzijde: dat zie je misschien niet altijd in de statistieken omdat tegelijkertijd ook slechte gronden, die nu braak liggen, weer met graan beteeld worden zodat per saldo de kg-opbrengsten per ha nog wel kunnen dalen. Maar de totale oogst in de wereld stijgt.
Als de stijging jaar in jaar uit los van de prijsontwikkeling 100 kg per jaar is, dan hebben prijzen een minder groot effect. Dan reageert de productie dus minder snel op aantrekkende prijzen.
Een paar weken geleden schreef ik naar aanleiding van mijn lezing in Washington op deze blog dat er een discussie is over de afvlakkende productiviteitsontwikkeling in de landbouw en dat er volgens sommigen daarom reden was meer geld in onderzoek te stoppen. Iemand wees me op het rekenkundige effect van die 100 kg: op 4 ton is dat 2,5%, op 10 ton is dat maar 1%. Naar ik begreep zou de legendarische Wageningse hoogleraar C.T. de Wit zich altijd boos op economen hebben gemaakt dat je dezelfde presentatie van de plantenveredelaars (100 kg) als steeds minder belangrijk voorstelt, terwijl 100 kg toch 100 kg is. Hoezo afnemende meeropbrengsten - wie schrijft ervoor dat je dat relatief en niet absoluut moet zien? Waarop een goed econoom meteen hoort te zeggen dat er zoiets is als het afnemend grensnut, al in de 19e eeuw geformuleerd in de Eerste wet van Gossen: ook na een mooie zomerse voorjaasdag levert het derde biertje minder nut op dan het tweede (ezelsbruggetje voor studenten: na verloop van tijd verandert de wet van Gossen in de wet van Kotzen, dat nog beter werkt als uitgelegd is dat Gossen een Oostenrijker was).
Overigens trekken economen ook in de tweede situatie van autonome ontwikkeling aan het langste eind: ook in die situatie blijft men alleen maar nieuwe rassen ontwikkelen als er geld mee te verdienen valt: aan tarwe wordt meer veredeld dan aan rogge, want dat is een minder belangrijk gewas. Met als gevolg dat de productiestijging per ha daar geringer is dan bij tarwe en dat Finland een belangrijke positie heeft in die veredeling: daar is het te koud voor tarwe en moet men het dus wel hebben van de rogge, ook al blijft die in productie achter.
Maar voor de voorspellingen op kortere termijn is het dus wel van belang of de economie de kg-stijging alleen via het langjarige proces van de verdeling of ook op kortere termijn in de teelt op boerderijniveau stuurt.
Een mooi klusje voor een stageaire om eens aan te rekenen. In de jaren 90 zijn de prijzen van granen in snel tempo verlaagt en je kunt dus bekijken in zo'n "reeel experiment" of kg-opbrengsten ook direct minder zijn gaan stijgen.
zondag 1 april 2007
Inkomen buiten bedrijf en risico's
Interessant is nu wat het effect is van deze risico-indekking via inkomen uit andere bronnen (hedging in het vakjargon). Markten voor producten worden daarmee minder stabiel ofwel risicovoller en het zorgt ervoor dat markten minder goed reageren op prijzen of overheidsingrijpen. Er zijn bij een gegeven hoeveelheid risico immers niet zoveel mensen die het deksel op hun neus krijgen en met de productie stoppen dan in een situatie zonder neveninkomens. Men gaat dus langer door met produceren en perioden van lage prijzen worden hardnekkiger.
Waardoor er meer boeren dan voorheen gedwongen zijn er een inkomen bij te zoeken [of de sector te verlaten], waarmee een zichzelf versterkende feedback loop ontstaat die het hebben van een inkomen uit een andere bron bevordert.