donderdag 6 oktober 2011

industrie politiek


uit de omgeving van
de fabriek
 Mooie netwerk bijeenkomst van de FNLI vanmiddag in DeFabrique in Utrecht/Maarssen: de oude kalvermelkfabriek die zich nu leent voor feesten, partijen, congressen en karting.
Of de plek een signaal was weet ik niet, maar het is een mooie aanleiding even te bloggen over industriepolitiek. Ook omdat de plv. SG van EL&I een inleiding hield over het bedrijfslevenbeleid en de noodzaak van innovatiecontracten.
Toepasselijk had The Economist afgelopen zaterdag namelijk een stukje met een paar mooie literatuurverwijzingen over industriebeleid. Iets waar veel economen vraagtekens bij hebben. Het feit dat een overheid de samenstelling van het productiepakket wil wijzigen leidt in hun ogen tot inefficiency, reductie van mededinging, (transactiekosten van) lobbyisme of erger en fabrieken die dingen maken waar niemand op zit te wachten.
Aan de andere kant: waarom zou een land niet kiezen voor de sectoren waar het goed in is? Die specialisatie is een centraal issue in economisch denken. Philippe Aghion van Harvard heeft met anderen een paper geschreven dat beargumenteert dat focussing de mededinging niet doet afnemen, maar ook kan doen toenemen. Je krijgt immers meer bedrijven in dezelfde sector (en misschien wel een Adidas-Puma wedren) in plaats van dat bedrijven een plekje zoeken waar er weinig concurrentie is.
Mooi voorbeeld hoe je van de Systems of Innovation denkwijze tot andere resultaten komt dan vanuit een pure Macro-economische beschouwing.
Dezelfde auteur heeft ook meegewerkt aan een paper waarin een theoretisch model wordt ontwikkeld dat beredeneert dat het zinvol is om subsidies voor duurzaamheidsinvesteringen uit te delen. Neem een product dat met twee verschillende inputs (materialen) gemaakt kan worden, waarbij de ene goedkoper en vervuilender is (bv. benzine in auto's of soya in koeien) en de andere duurder maar schoner (elekrtische batterijen of gras of soya-met-een-enzym-tegen-winderigheid/ammoniak). De markt gebruikt dan natuurlijk het goedkope product dat vervuilt, en zet bovendien een proces in gang van innovatie op dat goedkope product. Dat leidt tot een zichzelf-versterkend effect van een nog goedkoper product, en mogelijk nog vervuilender, zodat het schone maar dure product niet aan de bak komt en niet verder ontwikkeld wordt.
Het klassieke instrument van het belasten (met een accijns) van de vervuiling is dan nodig om het vervuilde product zo duur te maken dat de schade in de prijs zit. Maar dat neemt nog onvoldoende het innovatie-effect weg, en dat kan worden tegengewerkt door het alternatieve product met subsidies of anderszins een beetje te helpen zodat de innovatie daar sneller gaat.

Zie: The Economist: Economics focus Tinker Tailor  1.10.2011
 Posted by Picasa

Geen opmerkingen: