zaterdag 30 juni 2007

Uitspanning

Gisteren schreef ik over maisopslag in Servie, hier nog even een fotootje. Servie heeft overigens op een bijzondere manier last van het feit dat Roemenie lid van de EU is geworden: er zijn geen goedkope Roemeense gastarbeiders meer te krijgen, die zitten inmiddels in het westen. Ook arbeid is mobiel op de internationale markt en zoekt de hoogste lonen op. Substitutie is overal.
Ik rond de serie Servie af met het begrip Salas. In Salas 137 sloot ik mijn bezoek aan Servie af. Een Salas is een uitspanning op het platteland. In de loop der tijd zijn er heel wat paarden uitgespand, want ze bestaan sinds de 12e eeuw.
Onder oude bomen vind je in een salas een herberg / cafe, een aantal open restaurants die als feestzaal gebruikt kunnen worden en diverse terassen. De activiteiten zijn vaak uitgebreid met paardrijden, vissen, wandelen en nu soms ook golf. Voor vreemdelingen worden er traditionele volksdansen opgevoerd. Conserverende bastions van locale cultuur zo werd me duidelijk.

vrijdag 29 juni 2007

de servische landbouw

Het is oogsttijd in Servie. Ik bezocht er vorige week een akkerbouwbedrijf van 100 ha. Dat is niet normaal, het gemiddelde bedrijf is vermoedelijk nog geen 10 ha groot. En er zijn nog een paar kolchoze-achtige bedrijven van duizenden ha.
Dit bedrijf van 100 ha was dus niet typisch. Ik heb ook nog zelden zo'n schoon bedrijf gezien - je kon er van de grond eten. Het bedrijf teelt mais, tarwe en soya. Het is al drie generaties in de familie, wat menigeen verbaasde: hoe was dat nu weer mogelijk.
Er stond een twee jaar oude Case tractor, volgens de eigenaar meer dan 70.000 euro waard, die zo uit de showroom gereden leek. Combines gaan veel langer mee, dus daarvan zie je alleen oude modellen (zie foto) en blijkbaar is er bij een opbrengst van een paar ton per ha en lage graanprijzen niet veel extra te verdienen met dure nieuwe technologie.

Dure grond
Ik vraag bij een bedrijfsbezoek meestal even naar de grondmarkt, dat geeft meestal wel een beeld van de normale verdiensten zonder dat je naar inkomen hoeft te vragen (en die hangen veel meer van de persoon af). In dit geval was die zo'n 7000 euro per ha, wat voor het oude Oostblok niet mis is.
Volgens de betrokken boer lag de prijs ook hoog vanwege de nabijheid van de stad (we waren met een paar stadsbussen nog geen 25 kilometer van Novi Sad beland), en een groot perceel langs de doorgaande weg bracht beduidend meer op. Voor het geval de IKEA komt. Ook in Servie heeft de grond dus verwachtingswaarde. Ook hier was de stemming in het kader van de biofuel (er ging binnenkort een fabriek in de buurt open) optimistisch.
Een hoogleraar marktkunde vroeg naar de afzetcontracten. Het bleek dat net als elders in het oostblok hier de privatisering van graansilos in het nadeel van de boeren is uitgepakt: handelaren zijn eigenaar van de silos geworden, cooperaties nieuwe stijl zijn er niet en de boeren kunnen hun tarwe dus bij de oogst in een silo inleveren en krijgen dan of een lage prijs in de oogsttijd of een wat hogere prijs later, waarbij ze echter alleen tegen kosten naar een concurrent kunnen. Mais is een uitzonderingL die wordt met de kolf op de boerderij in speciale open maisrennen bewaard.

zondag 24 juni 2007

novi sad

Novi Sad, Servie, is een alleraardigste plaats voor een bezoek. Het ligt aan de Donau en een grote vesting, gebouwd door de bekende Franse vestingbouwer Vauban, kijkt op de stad uit. Tot trots van de Serviers is het fort nooit gevallen.
De binnenstad zelf maakt een Midden-Europese indruk. Een katholieke katedraal. Veel huizen in de middeneuropese zuurstokkleuren oker, geel, roze, lichtblauw. En zelfs een groot pand in Bauhaus stijl (zie foto). De echte Balkan begint ten zuiden van Belgrado, zo zei iemand.
Ook de dorpjes maakten op mij een Hongaarse indruk. Huizen in lintbebouwing, allemaal met eigen erf, dat hier en daar matig is bestraat. Groenteteelt en kleinvee rond de huizen. Zelfs de boer van honderd ha die we bezochten had twee varkens voor eigen consumptie.
Kortom dit deel van de Balkan maakt een zeer europese indruk.

zaterdag 23 juni 2007

naar de balkan

Servie. Ik was er deze week even naar toe en vandaar dat het op deze webstek rustig was. Niet voor het voetballen maar voor het 100ste seminar van de EAAE. Een feestje waard dus, want in die 100 seminars is er heel wat kennis over landbouweconomie uitgewisseld. Vandaag wat reiservaringen, komende dagen nog wat informatie over de landbouw in Servie.
Wat de reis betreft begon de Balkan woensdag al op Schiphol. Voor mij stonden enkele tuinders die blijkbaar naar hun bloemen gingen kijken en wel betaald hadden, maar geen ticket bij zich hadden. Dat kostte veel tijd en telefoontjes. En zelf stond ik in de computer van JAT om onduidelijke reden op standbye: nog meer telefoontjes. Haalde dus met stevig doorstappen naar het eind van de D-pier nog maar net het vliegtuig.
Overigens is JAT een moderne vliegtuigmaatschappij want ze hebben 'free seating': je mag zitten waar je wil. Het schijnt dat dat goedkoper is en je sneller de mensen het vliegtuig in hebt, omdat je eerst de rijen bij het raam vult. Economie is overal.
Ik zat dus gangpad naast een Servier die 9 jaar geleden als jongen naar Canada was vertrokken en nu voor het eerst terugging. Uit verveling en in spanning had hij tijdens de wachttijd op Schiphol al flink wat ingenomen. Dat is het nadeel van al die transit-passagiers op Schiphol (twee jaar geleden maakte ik op een vlucht naar Mexico mee dat een paar dronken Russen boven de Atlantische oceaan een barst in een raam sloegen), hoewel ze er natuurlijk aan bijdragen dat ook wij nu naar veel bestemmingen kunnen vliegen. Hij was de eerste die me verzekerde dat Serven veel aardiger zijn dan we denken. Dat wou ik wel geloven, ik had die ervaring al met enkele collega's en het is iets wat je uberhaupt vaak ervaart in arme en soms ook minder democratische landen. Hij voegde de daad bij het woord door zijn charmes uit te oefenen op de Servische die naast hem zat, met gemengd resultaat.

Hittegolf
En zo stond ik ruim 2 uur later in de hittegolf van Servie. 37 graden door een sirocco. Achteraf bleek dat men mij van het vliegveld wilde afhalen, maar die verrassingsactie was me niet bekend en niets vermoedend nam ik dus de bus naar Belgrado. Men heeft nog een uur naar me gezocht maar ook de Servische luchthavenpolitie had me niet gesignaleerd, zo hoorde ik later.
Belgrado biedt deels de verwachte communistische woonblokken en een slechte staat van onderhoud van alles wat publieke investeringen zijn, zoals het openbaar vervoer en het asfalt. Maar deels is de stad ook duidelijk booming met nieuwe westerse hotels en winkelcomplexen. In zo'n land kun je eigenlijk beter de bus nemen, maar ik liet me afzetten bij het treinstation.

De trein en het boeren-interview
Novi Sad is een forse stad op 84 km afstand van Belgrado, maar de eerstvolgende trein in de avondspits liet bijna twee uur op zich wachten - en zou er dan anderhalf uur over doen om de bestemming te bereiken. Tijd voor een verfrissing. Vervolgens een lange rij voor de kaartjes loketten die niet opschoot, zodat ik nog bijna de trein miste. Maar het leuke van locaal openbaar vervoer is dat, als je geluk hebt, je mensen spreekt.
En geluk had ik. Na enige tijd het landschap bewonderd te hebben (vlak, leeg, soya, graan, mais en wat suikerbieten) sprak iemand me in uitstekend Engels aan. Het bleek een boer uit het Noorden te zijn, maar dit was niet zijn eerste beroep want hij had eerder bij de TV gewerkt. Vandaar zijn talenkennis. Maar na de oorlog was hij boer geworden: 12 ha, een stuk of 15 koeien (Holstein Frisian en Siementhaler) en wat varkens. Hij was een dagje naar Belgrado geweest om bij de rechter zijn scheiding te regelen. Z'n ex, die als stadse niet zoveel op had met zijn landbouwavontuur, had 100 euro per maand geeist, maar de rechter had het op 50 afgemaakt. Wat hem tot tevredenheid stemde, want hij had in de oorlog een kogel in zijn hoofd gekregen en zijn knie beschadigd en kreeg nu een oorlogsuitkering van 150 euro per maand. Daar bleef dus nog wat van over.
En intussen had hij de liefde hervonden en al weer een zoontje. Zijn tweede vrouw was een Slowaakse. Het duurde een poosje voor me duidelijk werd dat er al sinds de kerkhervormer Jan Hus (geboren 1370) een protestantse minderheid uit het katholieke Slowakije in Servie woont, die nog steeds Slowaaks wordt genoemd. Blijkbaar minder geintegreerd dan bij ons de Hugenoten. Hij maakte nu Slowaakse streekproducten zoals worstjes, die zijn moeder in Belgrado aan de man bracht. Maar dat business model liep wel gevaar omdat zijn moeder aan kanker bleek te lijden. Verder klaagde hij dat de prijzen van geimporteerde goederen in de landbouw hoog waren. Maar ook in de Servische landbouw zitten de grootste risico's blijkbaar in de 3 D's van Death, Disabled en Divorce, zo legde ik mijn reisgenoot voor. Wat prompt met een lach beaamd werd.

Kortom je hoort heel wat lief en leed als je de goede mensen in de trein treft, belangstelling toont en een paar goede open vragen stelt. En aan leed is er in Servie geen gebrek, maar de ontvangst is er alleraardigst. Bovenal willen mensen benadrukken dat de westerse wereld de Serven verkeerd op het netvlies heeft staan. Schuld van de politici en de media. Maar de werkelijkheid is veel mooier dan we denken. En dat is ook zo - wat niet wegneemt dat het democratisch gehalte van sommige Serven nog wel wat omhoog kan, zo werd me later in de week duidelijk.
.
op de foto een detail van de stadsbussen van Novi Sad

maandag 18 juni 2007

symboolpolitiek

Een verdrag dat niet over de EU vlag gaat, betekent nog niet dat daarmee de positie van de vlag anders wordt. Die blijft volgens mij evenveel waaien als zonder een paragraaf in een verdrag.
Ik zat vandaag te werken aan een onderzoeksvoorstel voor de EU en morgenochtend vergaderen we in Lelystad over Europa als thuismarkt voor Wageningen UR. Kortom de EU en zijn vlag zijn voor velen van ons dagelijkse realiteit. Maar sommigen valt het blijkbaar lastig dat te erkennen.

zondag 17 juni 2007

lijstje: menselijke gerechten

Naar aanleiding van de weerklank op mijn lijstje met dranken van vorige week, vandaag een lijstje met gerechten waar mensen zo trots als een pauw op kunnen zijn, omdat ze naar hen zijn vernoemd:

  1. 1. Melba toast, ijs, perzik, framboos
  2. Nellie Melba, de acteursnaam van de Australische operazangeres Helen Mitchell (1861-1931) kreeg per ongeluk ooit aangebrande toast geservereerd in een van de duurste hotels van Londen, het Savoy. Ze vond het heerlijk en dat werd dus Toast Melba. Later werden er nog een perzik, een framboos en een ijstoetje met de naam Melba getooid.

2. Ceasar Salade: die heet dus niet naar de Romeinse keizer, maar naar de bedenker Ceasar Cardini die in zijn restaurant in Tijuana, Mexico de salade bedacht voor 4 juli 1924. Werd een succes bij Hollywoodsterren.

3. Sandwich: genoemd naar John Montagu, de 4e graaf (Earl) van Sandwich die eind 18e eeuw graag met een goede hand door wilde spelen aan de kaarttafel en met de ander wilde eten.

4. Granny Smith: de Australische Maria Ann Smith was de grootmoeder die als weduwe een boerderij bij Sydney draaiende hield en de spontane mutatie ontdekte en koesterde. Ze overleed in 1870, haar appel was in de buurt al een succes, de eerste export kwam pas 25 jaar na haar dood.

5. Anna Pavlova: de Russische ballerina (1882 - 1931) haar toernee door Australie veroorzaakte een sensatie. Zes jaar later ontwikkelde de hotelchef Bert Sachse een nieuw desert dat door de hoteleigenaar werd goedgekeurd met de woorden " het is zo licht als Pavlova".

6. James Logan trok in de 19e eeuw als onderwijzer naar Californie, werd advocaat en beroemd in de tuinbouw. Hij kruiste zwarte bessen en frambozen en het resultaat noemde hij de Loganbes. Een paar jaar later deed ene Rudolf Boysen er nog een schepje bovenop in de Boysenberry.

7. Francois Rene de Chateaubriand was er bij in de Franse revolutie, werd ontdekkingsreiziger in de Mid West van de VS, en daarna een bekend schrijver in Frankrijk. Maar hij is vooral beroemd omdat zijn chef de cuisine, mr. Montmirell, een biefstukje aan hem opdroeg.

Blijft de vraag waarom er zoveel Australie in dit lijstje zit. En wie maakt het lijstje van beroemde tulpen die naar mensen zijn genoemd.

.

Voor een nog wat langer lijstje kun je terecht in: David Wallechinsky and Amy Wallace: The New Book of Lists, waaraan ik ook bovenstaande gegevens ontleende

vrijdag 15 juni 2007

Netwerken voor innovatie

"Het heeft geen zin om in Nederland bedrijven te gaan stimuleren. Nederland heeft sinds de 18e eeuw geen sterke ondernemerstraditie meer. De belangrijkste pijlers van onze economie zijn sinds de 19e eeuw banken, verzekeringen en andere diensten". Aldus de innovatiesocioloog Marcel Hoogenboom in Resource, het blad van Wageningen UR van deze week. En hij voegt er aan toe: "wij zijn goed in het organiseren van dingen, in het vormen van netwerken. Als je in ons land bedrijfjes gaat stimuleren die iets concreets produceren, dan ben je niet efficient bezig. Dat gaat niet lukken".
Dit citaat verklaart veel. Bijvoorbeeld waarom het aantrekkelijker is bedrijfskunde in Nijenrode te studeren dan natuurkunde of zo'n ander beta-vak in Amsterdam.
Aan netwerken geen gebrek in Nederland. Onlangs ontdekte ik dat er niet alleen een heel netwerk bestaat van fietsroutes, maar dat ze er ook al een slaatje slaan uit de klimaatverandering: je kunt langs de NAP grens van Nederland fietsen (zie kaartje) om te zien waar de kust komt te liggen als de zeespiegel stijgt. Dat is overigens niet waar: dit is de kuststrook als we nu de dijken doorsteken; als de zeespiegel stijgt, moet je nog een stukje landinwaarts en is deze route beneden peil.

tuinbouw
Zelf netwerkte ik vandaag op de bloemenveiling in Bleiswijk: ik mocht mensen aan het denken zetten waarom we eigenlijk organisaties hebben (in plaats van alleen maar markten), en waarom de netwerken van organisaties veranderen onder invloed van transactiekosten. Als hulpmiddel voor scenario's voor toekomstige ketenontwikkeling. Om nog beter de dingen te organiseren dan we in Nederland al doen. Het was een productieve bijeenkomst en de economische organisatie theorie hou je van me tegoed.
'
citaat uit Resource, 14 juni 2007 in een artikel van Willem Koert over Food Valley

donderdag 14 juni 2007

Te paard voor de standaardisatie van data

Alles internationaliseert, ook koeien. Ik bedoel niet het -naar ik begrijp- matige fotootje van het Duitse kunstwerk dat ik hier gisteren liet zien, maar levende koeien. Ze worden soms als kalf geboren in Polen, groeien op in Nederland en worden in Duitsland geslacht. En al onze registratie-systemen (de burgelijke stand van de koeien) zijn nationaal, dus als zo'n dier de grens overgaat, moeten de gegevens in het nieuwe land weer met de hand worden ingetypt - dat betekent kosten en kans op fouten.
Het voorbeeld kwam vandaag aan de orde op een internationaal seminar rond elektronische datauitwisseling, dat we op het LEI hielden en dat ik mocht voorzitten. Ter ere van een groep uit Noorwegen, met ook interessante ervaringen uit Denemarken en Duitsland. Het voorbeeld illustreert niet alleen dat de landbouw internationaliseert, maar ook dat dit gevolgen heeft voor standaardisatie van gegevensuitwisseling. En dat is nationaal al een lastig onderwerp.
Ik kreeg in de jaren 80 voor het eerst te maken met de informaticastimulering, en het was boeiend te zien dat er a] iemand nog aan referereerde en b] dat sommige dingen die toen bedacht zijn (zoals elektronische facturen om de boekhouding goedkoper te maken) nu ook gerealiseerd worden. Dat dat lang geduurd heeft komt niet omdat de techniek het probleem is, maar de organisatie, het veranderen van werkprocessen en het vinden van profijtelijke toepassingen. Dat is in de jaren 80 onderschat. Dat heb je overigens vaker met techniek: iedereen duikt op de perfectionering ervan, en vergeet te kijken naar de organisatorische inbedding.
Ook in de toekomst zal standaardisatie en uitwisseling van gegevens stap voor stap gaan en de weg waarlangs is onvoorspelbaar. Een grote database met alle data van alle boeren zal er niet komen, zo werkt het internet niet. Overigens lijken we in Nederland niet achter te lopen, maar er is wel werk aan de winkel als je de administratieve rompslomp wil terugdringen.
Boeren lijken vooral belang te hebben bij open standaards, zodat ze wat makkelijker van afnemer kunnen wisselen. Het is de vraag of hun belangenvertegenwoordigers daar alert genoeg op zijn. En bedrijven zouden zich moeten realiseren dat winstgevendheid komt van snel innoveren en als eerste een standaard gebruiken, niet van het exclusief bezitten van die standaard en het proberen de eerste viool te spelen. Het heeft geen zin als enige een telefoon te hebben, je kunt pas bellen als de meeste mensen er een hebben. Netwerk-effecten noemen economen dat.
.
het fotootje van de eerste vioolspeelster te paard is van dezelfde tentoonstelling in Neu Hardenberg

woensdag 13 juni 2007

link

Graag wijs ik jullie op het weblog "Codes, keuze en maakbaarheid", ook wel bekend als peterspagina. Dagelijks zijn er verschillende lezers van dat weblog die doorklicken naar de blog die ik hier bijhoudt. Dus ook omgekeerd zou er best interesse kunnen zijn. Het blog is vernieuwd en verhuisd naar www.peterspagina.nl Warm aanbevolen, deze observaties van de in den Haag residerende Peter de Jonge.

zwarte zwanen

Zwarte zwanen (black swans) zijn gebeurtenissen die onverwachts zijn, extreme gevolgen hebben en achteraf als voorspelbaar worden gezien omdat alsnog een verklaring wordt gefabriceerd. Voorbeelden lopen uiteen van 9/11 tot het succes van e-mail of sms of het ontstaan van een discussie over de koe_in_de_wei die in weidemelk en wetgeving uitmondt.
De definitie komt van Nassim Nicolas Taleb, een hoogleraar in het thema onzekerheid. Eerder bedacht hij het begrip 'bekende onbekenden' (known unknowns) en nu is er dus een boek over Black Swans.
Hij veegt de vloer aan met de toekomstvoorspellers van deze wereld. We kunnen niet eens goed voorspellen wat de Betuwelijn kost, en dat zijn dan nog voorspellingen die een normale onzekerheid kennen (binnen de 98% betrouwbaarheid van de Gauss kromme voor de statitici). Laat staan dat we goed weten om te gaan met de echte bron van chaos: de zwarte zwanen.

Te precies
Een van de problemen lijkt te zijn dat mensen graag heel precies zijn - wat handig is als je zwitserse horloges wil maken of hersenoperaties wil doen, maar niet als je met onzekerheid wil omgaan. Er is een mooi experiment gedaan waarin men studenten vroeg een bandbreedte aan te geven van het aantal minnaars dat Catherina de Grote had, zodanig dat men een 98% kans had het goed te hebben. Je zou verwachten dat men dan een bandbreedte van 1 - 10.000 opgeeft, omdat er niets te winnen is door die bandbreedte smaller te kiezen. Maar liefst 45% van de steekproef nam echter een veel te nauwe bandbreedte: die wilden precies zijn zonder dat dat nodig was.
Scenario-planners en economen zijn door de jaren heen wel beter geworden in het rekening houden met zwarte zwanen. Ze zijn tegenwoordig liever 'broadly right rather than precisely wrong'. Toch zie je vaak dat de effecten van zo'n zwaan zwaar worden onderschat (IBM: "we zien ruimte in de wereld voor een stuk of 5 computers") of worden overschat ["de landbouw verdwijnt uit Nederland"]. Mijn eigen indruk is dat vaak van beide sprake is: overschatting van het korte termijn effect en onderschatting van het lange termijn effect.
.
Ontleend aan een boekbespreking in The Economist van 2.6.2007
Foto is een kunstwerk van een koe op het gazon van het kasteel in Neu Hardenberg, Duitsland. Naam van de kunstenaar heb ik helaas niet genoteerd.

dinsdag 12 juni 2007

puzzelrit

Tot de typische plattelandsbezigheden horen de zuipkeet en de puzzelrit. De eerste, de moderne variant van het schuurfeest, haalde vandaag het nieuws omdat de VWA er gaat controleren om de alcoholverslaving onder jongeren tegen te gaan. Maar ik wilde het even over het fenomeen puzzelrit hebben. Ik vermoed dat weinig randstedelijke stadbewoners weten wat het het is, laat staan er een gereden te hebben.
Zelf reed ik afgelopen zondag, na jaren van afwezigheid de 31ste editie van de J19nu Puzzelrit. Ik won ooit de eerste, nu werden we tiende.
Een puzzelrit is in essentie een wedstrijd waarbij automobilisten met hun bijrijder hun weg door een gebied zoeken aan de hand van cryptische omschrijvingen van het type 'na lentebode rechts'. Je komt een bordje met een zwaluw tegen en vraagt je af of dat nu een lentebode is ('1 zwaluw maakt nog geen lente?). Zo ja ga je naar rechts, zo nee rij je rechtdoor en loopt dertig strafpunten op. Het is dus geen rallye waarbij hard gereden wordt of autobeheersproeven worden afgelegd.
Het is altijd een genot dit met mooi weer in juni te doen. Het landschap ziet er dan vol en groen uit, de oogst is nog niet begonnen. Verstand heb ik er niet van, maar sommige gewassen staan door de droogte in april wel heel onregelmatig. En het was een genot weer eens door Flevoland te toeren en te zien wat er verandert is op het platteland. Kortom: er gaat niets boven bermtoerisme.
Mijn eerste puzzelritervaring is van begin jaren 60 op Tholen. Als jong kind mocht ik meerijden met mijn ouders, het staat me bij dat we ook nog een prijsje wonnen. Het was in ieder geval leuk. Opdrachten waren toen nog minder cryptisch, het woordenboek hoefde niet mee en de objecten die aangaven of je links of rechts moest, waren vaak niet speciaal neergezet, maar opmerkelijke zaken aangebracht op boerderijen of huizen. Het ging er dus vooral om goed te lezen en te kijken.
Ik heb op internet niet zo snel iets over de geschiedenis kunnen vinden, wikipedia beschrijft wel allerlei varianten. Zoals de fotorit, bolletje-pijltje, sterrit etc. Ik stel me zo voor dat dit verschijnsel bij de motorisering van het platteland in de jaren 50 is ontstaan om het autotochtje op zondagmiddag tot een gezamelijk en gezellige activiteit te maken. Kan iemand dat eens uitzoeken?

zaterdag 9 juni 2007

lijstje: dranken en mensen


Prima weer voor een gardenparty, als het niet onweert. Dus een lijstje van cocktails en andere dranken die naar mensen zijn genoemd:



  1. 1. Alexander: een mix van creme de cacao, gin en room die werd genoemd naar Alexander de Grote. Lang na zijn dood, dus hij heeft er nooit van mogen genieten

  2. Bloody Mary: de mengeling van wodka en tomatensap die refereert aan koningin Mary I van Engeland

  3. Dom Perignon: de blinde monnik die de vervolmaker van de champagne was door voor de bubbles te zorgen kreeg veel later een eerbewijs van het champagnehuis Moët et Chandon, die hun beste champagne naar hem vernoemden

  4. Grog: de bijnaam van de Britse vice-admiraal Sir Edward Vernon was old grog, naar de jas waarin hij altijd liep. In 1740 verordeneerde hij dat er voortaan water bij de rum moest, en grog werd synoniem met goedkope sterke drank

  5. Harvey Wallbanger: vernoemd naar de Californische surfer Tom Harvey die rond 1970 deze variant op de screwdriver van wodka, sinasappelsap en Galliano gebruikte om na de golven zijn dorst te lessen – en vervolgens geheid tegen de muur opliep.

  6. Tom Collins, net als veel andere cocktails genoemd naar de bartender die hem introduceerde – deze mix van gin, citroen, suiker en soda water stamt uit het Londen van de 19e eeuw

  7. Margarita: de meest beroemde uit het rijtje, en er zijn dan ook veel verhalen in omloop over wie de naamgeefster zou zijn. De meest waarschijnlijke is dat de Mexicaanse bartender het net voor WO II vernoemde naar de ‘showgirl’ Marjorie King, omdat ze allergisch was voor alle sterke drank behalve tequilla. Een korreltje zout is op zijn plaats.

En uit de Nederlandse tipparade voor dit lijstje: Hertog Jan (de 13e eeuwse Brabants/Limburgse veldheer annex levensgenieter), Heineken en Lucas Bols. Maar dat zijn eigenlijk merken, geen dranken.


Drink met mate - Ontleend aan: David Wallechinskty & Amy Wallace: The new book of lists.

vrijdag 8 juni 2007

Sandwiched tussen Polen en Russen

Een deel van het uitvoerend werk in de landbouw, en zeker in de tuinbouw, wordt gedaan door mensen van buitenlandse origine, waaronder ook de nodige Polen. Veel minder bekend is dat ook aan het andere eind van de keten, bij het nadenkwerk op de universiteit, veel buitenlanders een prominente rol spelen. [Als je dat althans het andere eind van de keten wil noemen]. Zo zijn er in Wageningen veel collega’s met een Russische of andere buitenlandse achtergrond die het wetenschappelijk onderzoek doen in het kader van hun proefschrift. Het viel me op nu ik er weer een in handen kreeg, fraai vormgegeven overigens, over investeringsgedrag in de glastuinbouw.
De verklaring voor het uitvoerend werk in de kas en in de klas is hetzelfde: goedkope arbeid. AIO salarissen zijn blijkbaar weinig aantrekkelijk voor degenen die de kwaliteiten hebben een proefschrift aan te vangen. Een goede zaak lijkt me: we hebben niet alleen meer een brain drain naar de US, maar trekken ook knappe mensen aan. Hun CVs getuigen van een groot doorzettingsvermogen en een sterke wil om er wat van te maken.
Opvallend is ook dat het vooral vrouwen lijken te zijn die naar het westen komen om te promoveren. Overigens in lijn met een berichtje van de VSNU in de NRC van vanavond dat vrouwen het - ook worldwide- veel beter doen in het onderwijs dan mannen. En afgelopen week las ik dat in sommige plekken in Oost-Duitsland er een zeer scheve samenleving is ontstaan, omdat vooral vrouwen naar West-Duitsland zijn getrokken voor werk. Mannen doen dat minder, met als gevolg streken met een vrouwentekort en – zo stelde het krantenbericht – extra ontvankelijkheid voor neo-nazipartijen.
Een paar jaar geleden was ik in Frankrijk op een conferentie en daar had een sociologe onderzoek gedaan naar het vrouwentekort, waarvan vooral ook jonge boeren de dupe zouden zijn. Boer zoekt vrouw, de Poolse bruid. De verklaring die toen werd aangedragen was dat jongelui voor studie vaak naar de stad trokken en dat een deel van de mannen terugkwam voor beroepen als boer en veearts, en dat vrouwenberoepen als stewardess en verpleegster toch vooral in de stad te vinden zijn.
Of zouden vrouwen meer naar geldprikkels luisteren, of minder moeite hebben met de ‘pijn’ van verandering? Of zijn mannen minder ambitieus en nemen ze liever nog een wodka? Kortom, nog een onderwerp voor een goed proefschrift.
.
Het proefschrift dat ik las was van Natalia V. Goncharova: Investment patterns in Dutch glasshouse horticulture
En de foto geeft een Oost-Duits landschap weer

veilig dorsen

Gisteren beloofde ik een kopie van een affiche over veiligheid. De agrarische sector is een bedrijfstak met relatief veel ongevallen. Dat was blijkbaar vroeger ook al zo, dus wie binnenkort weer op de dorschmachine stapt: opletten.
Zie mijn blog van gisteren voor de site van de Universiteit van Amsterdam, die deze collectie digitaal beschikbaar heeft gemaakt.

donderdag 7 juni 2007

foutje van de programmeur

Het duurt vaak lang, en vergt intensief gebruik, voordat alle fouten uit software verwijderd zijn. Wie wel eens software laat ontwikkelen kan er van mee praten. Deze week stond er een schatting in de krant wat uit de hand gelopen IT projeecten wel niet kosten op jaarbasis. Een afrikaans land zou er mee uit de brand zijn.

En het is nog erger dan ik al wist of dacht. Vandaag ging ik even naar de plaatselijke modezaak. En terwijl de verkoopster de kassa aansloeg rekende ik uit dat ik 59,70 euro moest betalen. Een beetje hoofdrekenen is altijd handig. Een paar momenten later vernam ik dat ik 59,64 kon pinnen. Wat verdwaasd deed ik dat, waarna ik de kassbon kreeg, waar ook met grote letters 59,70 op stond.
Ik vroeg de verkoopster om uitleg. Ze wist het ook niet, maar het kwam wel vaker voor, er was al lang zonder resultaat naar gezocht, en steeds ging het om een verschil van enkele centen, volgens haar altijd in het voordeel van de klant. Dat zullen we dan maar hopen.

Efin, een lang verhaal om even reclame te maken voor een leuke website van de universiteit van Amsterdam met leuke affiches uit vervlogen tijden over veilig werken. En ik had er hiernaast graag een afgebeeld, maar de blogger software vertoont kuren. Foutje van de programmeur.

Kolsch in Bonn

Afgelopen dagen was ik op de universiteit in Bonn (hieronder op archieffoto). We hadden er een workshop over Impact-analyse en de kosten/baten van voedselveiligheid. Verschillende overheden (waaronder de Engelse en EU) schrijven nu voor dat een voorstel voor (aanpassing van) wetgeving gepaard moet gaan met een onderzoek naar de effecten, een zogenaamde impact-analyse. En bij voedselveiligheidswetgeving (waaraan het in de EU niet ontbreekt) gaat het dan al snel om kosten/batenanalyse.
We spraken vooral over verbeteringen in de methode, want beleidsmakers en anderen zijn niet onverdeeld tevreden over dit soort onderzoek.
Deels komt dat -denk ik- omdat het niet altijd leuk is om precies voorgerekend te krijgen wat of een wetsvoorstel de boeren of slachterijen gaat kosten, en wat het de consument of de ziekteverzekeraar gaat opleveren. Zo'n onderzoek organiseert ook enigszins de oppositie tegen de deal. Iemand vertelde de indruk te hebben dat een groot deel van die onderzoekingen gedaan worden nadat de beslissing eigenlijk al genomen is, en dus alleen nog maar 'for the record' worden uitgevoerd.
Een andere reden, zo filosofeerden we op de terugweg, zou wel eens kunnen zijn dat er in deze tijd van grote veranderingen niet zozeer behoefte is aan berekeningen met cijfers achter de komma, maar aan het doordenken van de grotere lange termijn effecten (wie had voorzien dat de invoering van de anti-conceptiepil in de jaren zestig bij zou dragen aan het pensioenprobleem hedentendage - wat natuurlijk nog niet een reden is het niet in te voeren) en aan het betekenis geven aan die veranderingen. Eerst maar eens begrijpen wat er gaande is, voor je gaat rekenen - dan wordt het rekenen ook zinvoller.
Overigens was het een zeer genoeglijk bezoek. Interessante mensen waarmee ik 's avonds nog gezellig een glas Kolsch (het beroemde Keulse bier) op een terras nuttigde. Zou dus een vervolg moeten krijgen.

woensdag 6 juni 2007

instituties in Noors erfrecht

Instituties kunnen innovatie belemmeren: als je vindt dat boerderijen rood moeten zijn (zie mijn blog van zondag), dan blokkeert dat in de toepassing van een nieuwe verfsoort die groen is. Mijn bezoek aan Noorwegen leverde ook een paar mooie voorbeelden op van instituties die wel worden aangepast. Zo had Noorwegen in de 19e eeuw te maken met een erfrecht dat leidde tot het opdelen van bedrijven over de erfgenamen. Met als gevolg dat bedrijven bij de generatiewisseling vaak (te) klein werden.
Eind 19e eeuw werd deze institutie in het Noorse parlement aangepast en werd bepaald dat de oudste zoon het bedrijf erfde (en andere erfgenamen moest compenseren). Probleem opgelost. Mijn informant wees me erop dat juist in die tijd er ook voor de andere zoons / kinderen een ontsnappingsmogelijkheid was: het waren de jaren van emigratie naar de MidWest van Amerika, waar veel Noren zich vestigden in staten als Minnesota. Het was dus relatief gemakkelijk anders te gaan denken over de verdeling van bezit over kinderen en de wetgeving te veranderen.

Geboren na 1964
Begin zestiger jaren vond een tweede aanpassing van deze institutie plaats. Men was anders gaan denken over de positie van meisjes en jongens. De vrouwen geboren na 1964 hoeven zich niet meer achtergesteld te voelen: als zij de oudste zijn, erven zij de boerderij (met compensatie-verplichtingen), ook als er een jongere broer is. Dat alles als er geen testamenten zijn of de erfgenamen anders afspreken.

Instituties zijn bevroren opvattingen, die duidelijkheid scheppen en dus onzekerheid verminderen maar daardoor ook verandering in de weg kunnen staan. Maar opvattingen kunnen veranderen, onder druk van de omstandigheden.
.
op de foto dus nog maar een rood geschilderd Noors bedrijfsgebouw

zondag 3 juni 2007

noorse boerderijen zijn rood

Boerderijen in Noordse landen (Noorwegen, Zweden, Finland, deels ook Denemarken) zijn vaak kastanjerood gekleurd. De foto hiernaast maakte ik gisteren in de buurt van Aas, het Wageningen van Noorwegen, ten zuiden van Oslo - en even 'goed' bereikbaar als Wageningen. Ik was er voor een bestuursvergadering van de EAAE.
Maar waarom zijn ze rood? Omdat dat hoort, vindt men nu. Maar oorspronkelijk was die rode verf als een goedkoop bijproduct afkomstig uit de mijnindustrie. En was het dus een economische keuze, die na verloop van tijd tot een sociale norm werd: een boerderij moet rood zijn. Ik vermoed dat groene of blauwe of witte verf inmiddels bijna even goedkoop is. "Bijna" omdat het af fabriek niet duurder is, maar er wel weinig vraag naar is, dus een winkel moet het speciaal bestellen of in voorraad houden, en dat maakt andere kleuren in de dorpswinkel vermoedelijk (ik had geen tijd voor bezoek aan de locale Welkoop) toch net wat duurder. Ook dat helpt de voorkeur voor rood in stand houden.
Dat het een norm werd kun je ook goed zien in de die delen van de VS, zoals Minnesota, waar veel Noren en Zweden wonen. Die hebben ook een voorkeur voor die kleur uit hun thuisland. Overigens kennen we in Nederland ook een voorbeeld van een vrijwel vergelijkbare sociale norm of institutie (zoals economen dat graag noemen): de zwarte schuren in Zeeland. Daar was het teer de goedkoopste manier van verfen omdat het in de scheepsbouw van de VOC en WIC (West Indie Compagnie) veel gebruikt werd. Nadeel van dat zuinige zwart was wel dat je 's nachts de deuren slecht kon vinden, en daar had men ook wat op gevonden: een wit biesje om de deur. Inmiddels vinden we dat echte Zeeuwse schuren er zo uit moeten zien: van economie tot cultuurhistorie.

vrijdag 1 juni 2007

quota van de wal in de sloot

Veel landbouw-economische beschouwingen gaan over het inkomen van boeren, en het effect van beleid daarop. Vermogenseffecten worden vaak buiten beschouwing gelaten. Neem nu de melkquota. Toen die in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Brussel werden bedacht en in de lidstaten werden uitgegeven hadden ze geen waarde. Maar in sommige landen werden ze verhandelbaar gemaakt (Nederland voorop) en door die simpele beslissing kregen quotumhouders/veehouders voor tonnen vermogen in handen. Boekhoudende economen noemen dat op zo'n moment geen inkomen of winst. Maar ze rekenen wel voor dat boeren vermogender zijn geworden. Sommigen beeindigden hun bedrijf en maakten het quotum te gelde. Om in het buitenland opnieuw te investeren, of om na jaren hard werken een bungalow met Volvo voor de oude dag aan te schaffen. Daarbij rekenden ze in de regel wel af met de fiscus (hoewel er een paar naar het buitenland vertrokken als fiscaal vluchteling en er ook mooie fiscale constructies mogelijk zijn). Anderen kochten bij om hun bedrijf te vergroten en namen een lening bij de bank.

Vermogen verdwijnt als sneeuw voor de zon
Momenteel gebeurt het omgekeerde. Mijn LEI collega's rekenden uit dat het gemiddelde melkveebedrijf afgelopen anderhalf jaar de waarde van zijn quotum heeft zien dalen met een half miljoen euro. Ook als je dat corrigeert voor minder te betalen belasting bij verkoop, is de netto vermogensdaling 350.000 euro. Dat is vele malen het jaarinkomen.
Er zijn bedrijfseconomen (en ik reken mezelf ook tot die school) die vinden dat we de vermogenskant van bedrijven te veel verwaarlozen in de jaarrekening en de rapportage van winst en inkomen. Die zijn voor de 'all inclusive' gedachte: alle veranderingen in het vermogen zou je moeten rapporteren in de winst- en verliesrekening en als inkomen. Wel gespecificieerd, maar dan krijg je een evenwichtiger beeld. En wordt het duidelijker dat boeren afgelopen jaren meer hebben kunnen verdienen en verliezen in het activa-beheer, dan met hooien en melken