We zien steeds minder van het platteland, althans vanaf de snelweg. De vooral door lokale overheden in concurrentie met andere gemeenten aangelegde bedrijvenparken die als 'zichtlocatie' worden aangeprezen ontnemen de automobilist het zicht op het landschap en het platteland.
Wie vroeger van Scheveningen naar de Duitse grens reed kwam door een groot aantal landschappen: van de oude duinen in het Haagse bos via de akkerbouwpolders van Zoetermeer en Moerkapelle (inmiddels onder bedrijventerreinen en glastuinbouw verdwenen), het slagenlandschap van de veenweide tussen Bodegraven en Ouderijn (nu alleen aan de zuidkant van de A12 nog goed zichtbaar), de Utrechtse Heuvelrug, de Gelderse vallei (tussen Veenendaal en Ede ook niet echt meer herkenbaar), de Veluwe (bos is nogwel heilig in de ruimtelijke ordening) en het IJsseldal tot de Achterhoek. En dan blijft het tot Berlijn bijna hetzelfde. Veel is daarvan niet goed meer te zien, wat resteert is het gevoel dat het vol is in dit land.
En de zichtlocaties zijn ook zelf geen prettig gezicht. Slechts in een enkel geval, zoals de bioscoop in de geluidswal van Ede of de kijkersfiles veroorzakende showroom van Hessing langs de A2 bij Utrecht is er sprake van geslaagde architectuur.
Het zijn constateringen waar de Mecanoo architecte en Delfts hoogleraar Francine Houben al een paar jaar geleden op wees, en die weerklank beginnen te vinden. Het Ruimtelijk Planbureau kwam gisteren met het rapport Bloeiende Bermen en haalde er een groot item in het NOS journaal mee.
Het effect van de zichtlocaties is dat het platteland minder zichtbaar wordt. Het ondersteunt dus ook het (onjuiste) gevoel dat de landbouw uit Nederland verdwijnt. Nog slechts opgeborgen in een park achter het bedrijventerrein. Als althans de landbouw zelf al geen bedrijventerrein is. Wellicht dat er ooit nog een slaatje uit te slaan is voor de boeren: een paar jaar geleden stelden enkele Wageningse collega's in een prijsvraag voor geen geld voor rekeningrijden te vragen als je de snelweg opdraait, maar geld voor het buitengebied, als je de snelweg afrijdt. En voor de burger een tip: fietsen moet je vooral rond de grote rivieren doen: heen over noordoever, terug over de zuidoever: geen bedrijventerrein in zicht.
weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
zaterdag 25 februari 2006
vrijdag 24 februari 2006
De onvoorspelbaarheid van de Oostvaardersplassen
Vanaf de Knardijk wandelen we de Oostvaardersplassen in. IJs bedekt het water tussen het riet dat in de koude oostenwind wuift. Na een paar bruggetjes lopen we door een bosje dat na 25 jaar inderdaad het gevoel van een oerbos oproept. Omgevallen stammen zijn kaalgevreten, en als we het bos uitkomen staan we oog in oog met een kudde wilde paarden. Hoewel dat wilde wel meevalt, we lopen er dwars doorheen.
Zo onvoorspelbaar als de doorkijkjes op de wandeling was het gebied zelf. Toen de polder in de jaren zestig op de tekentafels van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders lag, werd deze hoek van Zuidelijk Flevoland toebedeeld aan de zware industrie, ontsloten aan het kanaal dat zou ontstaan tussen deze polder en de Markerwaard. Het was een wat dieper deel van de polder: ik herinner me hoe we in 1968 regelmatig op zondagmiddag een tochtje maakten om de polder vanaf de Knardijk te zien droogvallen. In de hoek van de huidige plassen lukte dat maar matig.
Ook met de zware industrie wilde het niet vlotten. Bij de Moerdijk lag al een onverkoopbaar industrieterrein en de industrialisatie van Nederland zette niet door. Japan kwam op en de Nederlandse arbeidsmarkt had al veel gastarbeiders nodig. De vraag naar industrieterrein bleek net zo lastig te voorspellen als die naar aardgas.
Het terrein bleef braak liggen en in de jaren zeventig ontstond er uitzichzelf een natuurgebied dat een el dorado voor vogels was. Het inspireerde biologen als Frans Vera tot een nieuwe visie op natuur in Nederland. En natuur bleek ineens maakbaar, iets wat veel buitenlanders nog steeds niet is uit te leggen.
Het succes is inmiddels zo groot dat er op andere plaatsen natuur is gecreeerd, met name via het plan Ooievaar langs de grote rivieren. En binnenkort moet een aantal boeren in Zuidelijk Flevoland wijken voor een ecologische verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe.
Wat deze case ons leert is niet alleen de onvoorspelbaarheid van bepaalde ontwikkelingen maar ook het feit dat in dergelijke transities er altijd sprake is van een zeker toeval. Wat bijvoorbeeld als de zeebodem hier zodanig hellend naar de afwateringskanalen was geweest, dat er geen plassen maar alleen brandnetelvelden waren ontstaan?
Zo onvoorspelbaar als de doorkijkjes op de wandeling was het gebied zelf. Toen de polder in de jaren zestig op de tekentafels van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders lag, werd deze hoek van Zuidelijk Flevoland toebedeeld aan de zware industrie, ontsloten aan het kanaal dat zou ontstaan tussen deze polder en de Markerwaard. Het was een wat dieper deel van de polder: ik herinner me hoe we in 1968 regelmatig op zondagmiddag een tochtje maakten om de polder vanaf de Knardijk te zien droogvallen. In de hoek van de huidige plassen lukte dat maar matig.
Ook met de zware industrie wilde het niet vlotten. Bij de Moerdijk lag al een onverkoopbaar industrieterrein en de industrialisatie van Nederland zette niet door. Japan kwam op en de Nederlandse arbeidsmarkt had al veel gastarbeiders nodig. De vraag naar industrieterrein bleek net zo lastig te voorspellen als die naar aardgas.
Het terrein bleef braak liggen en in de jaren zeventig ontstond er uitzichzelf een natuurgebied dat een el dorado voor vogels was. Het inspireerde biologen als Frans Vera tot een nieuwe visie op natuur in Nederland. En natuur bleek ineens maakbaar, iets wat veel buitenlanders nog steeds niet is uit te leggen.
Het succes is inmiddels zo groot dat er op andere plaatsen natuur is gecreeerd, met name via het plan Ooievaar langs de grote rivieren. En binnenkort moet een aantal boeren in Zuidelijk Flevoland wijken voor een ecologische verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe.
Wat deze case ons leert is niet alleen de onvoorspelbaarheid van bepaalde ontwikkelingen maar ook het feit dat in dergelijke transities er altijd sprake is van een zeker toeval. Wat bijvoorbeeld als de zeebodem hier zodanig hellend naar de afwateringskanalen was geweest, dat er geen plassen maar alleen brandnetelvelden waren ontstaan?
woensdag 15 februari 2006
kernenergie als transitie
Nu de discussie over kernenergie in Nederland weer wordt gestart, kom ik nog even terug op mijn blog van dit weekend over de transitie in de pluimveehouderij en de scheepvaart. Op die middag keken we ook naar de veranderingen in de energiemarkt, waar Nederland in de jaren zestig in snel tempo is overgeschakeld van kolen naar aardgas. Die snelheid werd bevorderd door een aantal factoren: de kolen in Limburg waren van matige kwaliteit (vet) en vooral ook moeilijk te winnen, en verloren in de kolencrises van de jaren vijftig snel aan concurrentiekracht tegenover de in dagbouw gewonnen Amerikaanse kolen. Toen begin jaren zestig in Slochteren gas werd gevonden, bedacht men een scenario waarin dat gas snel kon worden opgemaakt. Doordat de slechte en geringe voorraad woningen grootschalig werd vervangen en uitgebreid was dat een mooie kans meteen gas aan te leggen. De snelheid was vooral ingegeven door het vermoeden dat binnen 10 a 15 jaar het gas niet veel meer waard zou zijn omdat we dan overgeschakeld zouden zijn naar de goedkope en schone kernenergie. Met name minister Joop den Uyl was in die dagen een groot voorstander van kernenergie, zo leerde ik vorige week tot mijn verbazing. Waarmee maar weer eens is geillustreerd dat grote veranderingen zich deels wel laten organiseren (de aanleg van gas), maar dat daarbij de toekomst zich slecht laat voorspellen (de voorspelling dat vanwege kernenergie het gas snel op moet). Voor de liefhebbers: in de literatuur over transities (o.a. prof. Rotmans) is deze case uitgebreid gedocumenteerd.
maandag 13 februari 2006
Vertrouwen bespaart kosten
Afgelopen week organiseerde de EAAE een seminar in Bonn over vertrouwen en risico in ketens van bedrijven. Als lid van de program committee had ik het genoegen er een dag te zijn. Sinds het bekende boek van Fukuyama als ook de opkomst van de institutionele economie (agency theorie) is er veel aandacht voor de mate waarin mensen elkaar vertrouwen, waardoor dit wordt beinvloed en vooral hoe dit kostenverlagend werkt. Een contract is immers gestold wantrouwen, dus waar vertrouwen ontbreekt, moeten extra kosten gemaakt worden om tot productie en handel te komen. En juist in tijden van grote veranderingen kan het vertrouwen in de medemens wel eens teruglopen. De transactiekosten lopen dan op.
Een daaraan verwant onderwerp is het feit dat eigenaren en managers van een bedrijf soms uiteenlopende doelen hebben. The Economist van deze week bespreekt een nieuw boek van Jean Tirole, The Theory of Corporate Finance, waarin vier gebieden van potentiele conflicten tussen managers en eigenaren worden geidentificeerd:
1. onvoldoende inspanning
2. extravagante investeringen
3. verschansingsstrategien (waardoor bedrijf minder makkelijk kan worden verkocht of managers ontslagen)
4. eigen handel (uiteenlopend van het te dure zakenreisje tot vriendjes benoemen en zelfs diefstal).
De stelling van Tirole is dat vooral bedrijven die weinig schulden hebben (zodat de bank ze niet op de nek zit) last kunnen hebben van dergelijke mechanismes.
Een daaraan verwant onderwerp is het feit dat eigenaren en managers van een bedrijf soms uiteenlopende doelen hebben. The Economist van deze week bespreekt een nieuw boek van Jean Tirole, The Theory of Corporate Finance, waarin vier gebieden van potentiele conflicten tussen managers en eigenaren worden geidentificeerd:
1. onvoldoende inspanning
2. extravagante investeringen
3. verschansingsstrategien (waardoor bedrijf minder makkelijk kan worden verkocht of managers ontslagen)
4. eigen handel (uiteenlopend van het te dure zakenreisje tot vriendjes benoemen en zelfs diefstal).
De stelling van Tirole is dat vooral bedrijven die weinig schulden hebben (zodat de bank ze niet op de nek zit) last kunnen hebben van dergelijke mechanismes.
zondag 12 februari 2006
lijstje: Technical revolutions
In her book ‘Technical revolutions and Financial Capital’ Ms. Carlota Perez traces five boom-and bust cycles of technological innovations:
- industrial revolution
- steam and railways
- steel, electricity and heavy engineering
- oil, cars and mass production
- information technology and telecommunications
Each cycle has seen 3 phases:
- innovation, fuelled by hot money
- financial bust
- extended period in which the technology is deployed properly
Quoted in: Ben Edwards: ‘A world of work – a survey of outsourcing’, the Economist November 13th 2004.
Mijn taxatie is dat we na de internethype en crash nu in fase 3 van de ICT revolutie zijn beland.
zaterdag 11 februari 2006
de pluimvee en de scheepsbouw
De pluimveehouderij maakt een moeilijke periode door. Deze week organiseerde een groepje studenten op mijn verzoek een studiemiddag in De Reehorst in Ede waarin we enkele andere sectoren de revue lieten passeren, die in het verleden met grote veranderingen (transities) te maken hadden: de energiemarkt, de scheepsbouw, en een bedrijf als DSM. Het WB van deze week doet er verslag van.
Vooral de scheepsbouw-case was boeiend: nog steeds geassocieerd met subsidies en complete ondergang als gevolg van concurrentie uit lage lonen landen, blijkt de sector nu bijna evenveel schepen te bouwen als in 1965, en gemeten in omzet is Europa een grotere scheepsbouwer dan Azie. We hebben ons toegelegd op zeer hoogwaardige, speciale schepen: luxe jachten, coast guard boten, baggerschepen, olieplatformen etc. Maar er werken nu wel fors minder mensen dan in 1965.
Ook uit de pluimvee werden waarde-toevoegende voorbeelden genoemd: eieren voor vaccins of hoogwaardige eiwitten, traag-groeiende vleeskuikens (niet af te korten als tgv's, maar te vermarkten als boerenkippen). Toch overheerste het gevoel dat er weinig regie op deze ontwikkelingen zit: er is geen beeld van transitiepaden. De overheid laat het aan de sector over, en daar wordt een forum gemist.
En tot slot een passende link naar een Belgische blog: waarom stak de kip de straat over? Voor het antwoord: Sayd1412
Vooral de scheepsbouw-case was boeiend: nog steeds geassocieerd met subsidies en complete ondergang als gevolg van concurrentie uit lage lonen landen, blijkt de sector nu bijna evenveel schepen te bouwen als in 1965, en gemeten in omzet is Europa een grotere scheepsbouwer dan Azie. We hebben ons toegelegd op zeer hoogwaardige, speciale schepen: luxe jachten, coast guard boten, baggerschepen, olieplatformen etc. Maar er werken nu wel fors minder mensen dan in 1965.
Ook uit de pluimvee werden waarde-toevoegende voorbeelden genoemd: eieren voor vaccins of hoogwaardige eiwitten, traag-groeiende vleeskuikens (niet af te korten als tgv's, maar te vermarkten als boerenkippen). Toch overheerste het gevoel dat er weinig regie op deze ontwikkelingen zit: er is geen beeld van transitiepaden. De overheid laat het aan de sector over, en daar wordt een forum gemist.
En tot slot een passende link naar een Belgische blog: waarom stak de kip de straat over? Voor het antwoord: Sayd1412
zondag 5 februari 2006
De waarde van koperwieken en andere dieren
De tuin ziet wit van de vorst. Vanuit de douche spot M. een groepje vogels dat in de maagdenpalm onder de hazelaar naar noten zoekt. Met spoed moet het kijkertje er aan te pas komen – het blijken koperwieken te zijn. Een mooi begin van de zondagochtend, waaruit weer blijkt dat ook iets wat je niet bezit ook waarde kan hebben.
Wat mezelf meer bezig houdt is de waarde van dieren die je wel in bezit hebt. Op 22 januari schreef ik daarover in een blog naar aanleiding van de winststijging bij Nutreco. Bij de koffie-automaat op het werk leverde dat nog wel wat discussie op.
Dat de winst stijgt doordat je varkens groeien, vindt niemand een probleem, ook al zijn de dieren nog niet verkocht, en daarmee de winst ongerealiseerd. Als waarde en winst stijgen doordat de prijzen van varkens oplopen, is daar voor velen ook nog wel in te komen; vooral omdat gemeste varkens al snel na een balansdatum worden verkocht – bij kerstbomen ligt het al weer lastiger.
Veel meer discussie is er over melkkoeien die nodig zijn om boer te blijven, vooral als de prijsstijging niet komt doordat het vlees duurder wordt maar omdat de vooruitzichten voor de melkproductie in komende jaren beter zijn. Accountants zien de melkkoe onder de nieuwe verslaggevingsregels net als de obligaties van het pensioenfonds (of in mijn beleggingsportefeuille): winst ontstaat niet alleen door de uitbetaalde rente, maar ook doordat de obligatie meer of minder waard wordt (bv. door verandering in de rentestand of de kredietwaardigheid van de uitgevende partij). En je hoeft het inkomen volgend jaar niet uit obligaties of melkkoeien te halen, je kunt ze nu ook verkopen voor de marktwaarde en er aandelen voor terugkopen. Of iets winst is, heeft dus niets te maken met of je de winst al door verkoop hebt gerealiseerd en ook niet met het feit of je het betrokken goed in stand moet houden om volgend jaar een inkomen te realiseren. Wie moeite heeft met deze visie, zal in de regel van mening zijn dat verkoop van het productiemiddel en herinvesteren in een andere business geen optie is of mag zijn. Je kunt ook de vergelijking maken met de eigen woningbezitter: als zijn huis een ton meer waard wordt is er een economisch effect: hij kan zich financieel meer permitteren dan wanneer het huis een ton in waarde daalt. De huizenmarkt heeft dan ook aantoonbaar effect op de economie. Maar zolang de woningbezitter niet emigreert of naar een verzorgingstehuis moet, is de winst betrekkelijk: de kosten van wonen nemen ook toe. En verder kun je eventueel nog een verschil maken tussen (arbeids)inkomen en vermogenswinst. Zo is het ook bij de melkkoe: er is vermogenswinst die je ook als inkomen kunt klassificeren, je kunt ze realiseren door verkoop en de kosten van melkproductie in komend jaar liggen hoger.
Boekhouden is vooral afspraken maken op basis van een visie op de werkelijkheid. Internationale accountants hebben dat gedaan met een moderne bedrijfsvisie die blijkbaar voor sommigen niet vanzelfsprekend overeenkomt met hun huidige kijk op de business.
Wat mezelf meer bezig houdt is de waarde van dieren die je wel in bezit hebt. Op 22 januari schreef ik daarover in een blog naar aanleiding van de winststijging bij Nutreco. Bij de koffie-automaat op het werk leverde dat nog wel wat discussie op.
Dat de winst stijgt doordat je varkens groeien, vindt niemand een probleem, ook al zijn de dieren nog niet verkocht, en daarmee de winst ongerealiseerd. Als waarde en winst stijgen doordat de prijzen van varkens oplopen, is daar voor velen ook nog wel in te komen; vooral omdat gemeste varkens al snel na een balansdatum worden verkocht – bij kerstbomen ligt het al weer lastiger.
Veel meer discussie is er over melkkoeien die nodig zijn om boer te blijven, vooral als de prijsstijging niet komt doordat het vlees duurder wordt maar omdat de vooruitzichten voor de melkproductie in komende jaren beter zijn. Accountants zien de melkkoe onder de nieuwe verslaggevingsregels net als de obligaties van het pensioenfonds (of in mijn beleggingsportefeuille): winst ontstaat niet alleen door de uitbetaalde rente, maar ook doordat de obligatie meer of minder waard wordt (bv. door verandering in de rentestand of de kredietwaardigheid van de uitgevende partij). En je hoeft het inkomen volgend jaar niet uit obligaties of melkkoeien te halen, je kunt ze nu ook verkopen voor de marktwaarde en er aandelen voor terugkopen. Of iets winst is, heeft dus niets te maken met of je de winst al door verkoop hebt gerealiseerd en ook niet met het feit of je het betrokken goed in stand moet houden om volgend jaar een inkomen te realiseren. Wie moeite heeft met deze visie, zal in de regel van mening zijn dat verkoop van het productiemiddel en herinvesteren in een andere business geen optie is of mag zijn. Je kunt ook de vergelijking maken met de eigen woningbezitter: als zijn huis een ton meer waard wordt is er een economisch effect: hij kan zich financieel meer permitteren dan wanneer het huis een ton in waarde daalt. De huizenmarkt heeft dan ook aantoonbaar effect op de economie. Maar zolang de woningbezitter niet emigreert of naar een verzorgingstehuis moet, is de winst betrekkelijk: de kosten van wonen nemen ook toe. En verder kun je eventueel nog een verschil maken tussen (arbeids)inkomen en vermogenswinst. Zo is het ook bij de melkkoe: er is vermogenswinst die je ook als inkomen kunt klassificeren, je kunt ze realiseren door verkoop en de kosten van melkproductie in komend jaar liggen hoger.
Boekhouden is vooral afspraken maken op basis van een visie op de werkelijkheid. Internationale accountants hebben dat gedaan met een moderne bedrijfsvisie die blijkbaar voor sommigen niet vanzelfsprekend overeenkomt met hun huidige kijk op de business.
zaterdag 4 februari 2006
lijstje: History of wheat
Wheat is man’s staple food, although around the year 2000 maize and rice are passing wheat by. Its history is that of humanity. The history in 15 steps:
- 12.000 years ago: Due to melting ice in North America that cools the oceans, the ice resumes for another 11 centuries. Western Asia becomes cooler and drier, people in what is now Syria start to depend much more on wild grass seeds in stead of acorns and gazelles.
- 11.000 years ago: in the area which is now south-eastern Turkey, agriculture starts as people begin to cultivate rye, chickpeas and then einkorn and emmer, two ancestors of wheat. Later barley comes in. Tools and cooking (making more plants digestable) were known. But it is unclear why it happened: by accident, inspiration or desparation?
- 10.000 years ago: agriculture made population grow inevitable and in a few generations wheat farmers where on the march. By 5.000 years ago they reached Ireland, Spain, Ethiopia, India and (4.000 years ago) China, where paddy rice was still thousands of years in the future.
- 9.000 years ago: people domesticated cattle, to upgrade wheat into milk and meat, and to get manure as fertilizer.
- 6.000 years ago: the plough was invented to break up the seed bed and bury weeds. Another step in intensification.
- 3rd century BC, China: the horse collar is invented, so that horses can replace oxen and drag greater weights faster.
- 1701 AD, Berkshire (England): Farmer Jethro Tull devises a simple seed drill based on organ pipes, which results in eight times as many grains harvested for each one sowed.
- 1798: Thomas Maltus forcasts a population crash, based on the idea that each new baby can make more babies, each new field of grain leaves less new land to cultivate. In 1815 a gigantic vulcanic eruption at Tambora, Indonesia, leads to the famous ‘year without a summer’ driving wheat prices to an all time high; Maltus was at the height of his fame, but in the 19th century he was proved wrong (for the moment) as large new areas in the Americas (USA, Argentina) came under the plough.
- 1830: break crops, like legumes, nor manure could overcome the problem of depletion of soils. Experts show that extra nitrogen, phosphorus and and potassium are needed. Old European battlefeeds where searched for bones. Then in 1830 guano was found: immens layers of bird droppings on coasts rich of sea birds in South America and South Africa. The island of Ichaboe (South Africa) was in 1843 the site for a real guano rush, with battles and mutiny. At the end of the 19th century nitrate mines in Chili replace guano.
- 19th century: the tractor replaces the horse. The replacement of draft animals by machines released about 25% more land for growing food for human consumption.
- July 2, 1909: Fritz Haber and Carl Bosch from BASF, a German chemical company, combine nitrogen (from the air) and hydrogen (from coal) to make ammonia. It helps the German war campaign, as they are cut off from Chiliean nitratates for nitrogen explosives. Artificial fertilizers are a more peaceful application.
- 1949: In General Douglas McArthur’s team in Japan at the end of the second world war, a wheat expert called Cecil Salmon collects 16 varieties of wheat including ‘Norin 10’, that grows half of the usual length. He sends it to Orville Vogel in Oregon, who starts crossing it into other wheats to make new short-strawed varieties. This to overcome the nitrogen by-effect that crops grow taller and thicker than usual with a high risk of felling over to wind and rot.
- 1952: the news of Vogel’s wheat comes to Norman Borlaug in a Mexican research station. Within a few years he produces wheat that yields three times as much as before. In 1963 95% of Mexico’s wheat was Borlaug’s variety.
- 1961: Borlaug is invited to India that was on the brink of mass famine. It was at the time that environmentalist Paul Ehrlich wrote a Maltusian best-seller arguing that the world had too many people and India could and should not be saved: mass starvation is inevitable. Borlaug starts testing in 1963. By 1974 India wheat production had tripled and India was self-sufficient in food, In 1970 Norman Borlaug was awarded the Nobel Peace Prize for firing the first shot in the ‘green revolution’.
- 1983: genetic modification is introduced as a gentler, safer, more rational and more predictable alternative to mutation breeding, that started in the 1950s by using irridation, harsh carcinogenic chemicals like ethyl methane sulphonate, and other methods to damange DNA. Around 1998 green pressure groups put the GM issue on top of their agenda’s, although 200 million acres are grown with it, with good effects on yields, pesticide use, biodiversity and costs.
Taken from: ‘Ears of plenty – the story of wheat’, The Economist, December 24, 2005.
vrijdag 3 februari 2006
lijstje: markten
Markten mogen dan belangrijker worden in de landbouw, ze zijn ook aan het verdwijnen. Hier een lijstje van typische agrarische markten. Tevens het begin van een mini-serie lijstjes op deze blog:
1 korenbeurs
2 visafslag
3 termijnmarkt
4 groenteveiling
5 eiermijn
1 korenbeurs
2 visafslag
3 termijnmarkt
4 groenteveiling
5 eiermijn
donderdag 2 februari 2006
Termijnmarkt of verzekeren?
Als de overheid zich terugtrekt uit de landbouw en de markten hun werk laat doen, zullen prijzen meer gaan fluctueren. Dat hoeft geen nadeel te zijn: als de oogst laag uitvalt, stijgt de prijs en kan de omzet op peil blijven, terwijl bij een vaste prijs er een omzetdaling is. Toch zijn schommelende prijzen en inkomens niet altijd een pretje.
De markt kent ook twee mechanismes om ongewenste risico's af te dekken: verzekeren of een transactie op een termijnmarkt. Op een seminar eerder deze week bij het LEI kwam nog eens aan de orde wanneer welke van deze mogelijkheden wordt toegepast. Verzekeren werkt vooral als er geen samenhang is tussen de kans op schade van de boeren (verzekerden): als bij iedereen gelijk het huis afbrandt, heeft het geen zin de schade onderling te delen. Enige verdeling over de jaren (zoals bij hagelschade) is natuurlijk wel mogelijk. Het 'hedgen' op de termijnmarkt voorziet juist in de situatie waarbij er wel samenhang is, en bijvoorbeeld iedereen getroffen wordt door overmatige regenval. Risico's worden dan via de markt geprijsd en gedeeld met partijen met een tegengesteld belang, of met beleggers die in ruil voor een beloning het risico wel willen overnemen. Verzekeren drijft dus op het principe van het delen van de schade die door het risico veroorzaakt wordt, de termijnmarkt op het overdragen van het risico omdat dit verschillend wordt ingeschat of bij een andere partij een ander effect heeft.
Overigens las ik net een boeiend boek uit over turbulentie in markten: Benoit B. Mandelbrot en Richard L. Hudson: The (mis)behaviour of markets [ISBN 186197790-5]. Mandelbrot is de uitvinder van de 'fractals' de reguliere patronen die uit zichzelf zijn opgebouwd. De grote stelling in dit boek is dat prijzen op markten niet 'normaal' (volgens de Gauss kromme of de bekende klok-curve) verdeeld zijn, maar exponentieel en ook afhangen van eerdere koersen. Waarmee de aannames onder alle bekende financieringsmodellen (efficiente marktmodellen, optie-waardering) worden weggeslagen. In Mandelbrot's visie is het dan ook begrijpelijk dat veel mensen minder beleggen of van de termijnmarkt gebruik maken dan theoretici voorschrijven: uit ervaring weet men dat de risico's groter zijn.
De markt kent ook twee mechanismes om ongewenste risico's af te dekken: verzekeren of een transactie op een termijnmarkt. Op een seminar eerder deze week bij het LEI kwam nog eens aan de orde wanneer welke van deze mogelijkheden wordt toegepast. Verzekeren werkt vooral als er geen samenhang is tussen de kans op schade van de boeren (verzekerden): als bij iedereen gelijk het huis afbrandt, heeft het geen zin de schade onderling te delen. Enige verdeling over de jaren (zoals bij hagelschade) is natuurlijk wel mogelijk. Het 'hedgen' op de termijnmarkt voorziet juist in de situatie waarbij er wel samenhang is, en bijvoorbeeld iedereen getroffen wordt door overmatige regenval. Risico's worden dan via de markt geprijsd en gedeeld met partijen met een tegengesteld belang, of met beleggers die in ruil voor een beloning het risico wel willen overnemen. Verzekeren drijft dus op het principe van het delen van de schade die door het risico veroorzaakt wordt, de termijnmarkt op het overdragen van het risico omdat dit verschillend wordt ingeschat of bij een andere partij een ander effect heeft.
Overigens las ik net een boeiend boek uit over turbulentie in markten: Benoit B. Mandelbrot en Richard L. Hudson: The (mis)behaviour of markets [ISBN 186197790-5]. Mandelbrot is de uitvinder van de 'fractals' de reguliere patronen die uit zichzelf zijn opgebouwd. De grote stelling in dit boek is dat prijzen op markten niet 'normaal' (volgens de Gauss kromme of de bekende klok-curve) verdeeld zijn, maar exponentieel en ook afhangen van eerdere koersen. Waarmee de aannames onder alle bekende financieringsmodellen (efficiente marktmodellen, optie-waardering) worden weggeslagen. In Mandelbrot's visie is het dan ook begrijpelijk dat veel mensen minder beleggen of van de termijnmarkt gebruik maken dan theoretici voorschrijven: uit ervaring weet men dat de risico's groter zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)