zaterdag 31 maart 2007

Landwinkel

Gisteravond bezochten we de opening van de eerste Landwinkel in de Hoekse Waard. Een neef en nicht zijn de Koningshof gestart. Landwinkels blijken een cooperatie te zijn van boeren die ambachtelijke en streekproducten verkopen in plattelandssfeer. Om zo extra inkomsten op het platteland te genereren.
De plattelandssfeer was in dit geval goed getroffen: een mooie winkel in een oude boerenschuur waar de Bintjes uit oogst 2006 te koop liggen onder binten uit 1796. En in de winkel een fraaie broodwagen waarmee een bakker met paard zijn brood en gebak uitventte. Gebouwd in 1946 toen wagenmakers nog volop actief waren. Ik had hem ouder geschat, maar de stalen kiepers bij boeren en de bestelauto's bij de middenstand zijn nog maar zo'n zestig jaar in zwang.

woensdag 28 maart 2007

de overheid en risico beheer

Waarom zou de overheid aan risicobeheer in de agrarische sector moeten doen - dat is toch een beetje de vraag die mijn blog van gisteren oproept. Ik kan een paar redenen bedenken:
Er zijn risico's zoals besmettelijke veeziekten die niet goed verzekerbaar lijken, en waar de overheid ook fors ingrijpt door het verplicht doden van dieren om besmetting en schade elders te voorkomen. Ze zijn niet goed verzekerbaar omdat de schade erg afhankelijk is van de vraag of de overheid tijdig met weinig plezierige maatregelen (zoals het afgrendelen van gebieden voor toeristen en andere bezoekers) ingrijpt. Als de verzekeraars voor de kosten opdraaien zou de overheid wel eens in de verleiding kunnen komen niet of wat later in actie te komen, met meer schade als gevolg. Moral hazard heet dat in het jargon. Maar we willen niet dat bepaalde boeren helemaal voor de schade opdraaien. Als bovendien daardoor de bedrijfstak in een regio blijvend in de problemen komt of aan concurrentiekracht verliest, dan lijkt er een argument om als overheid op te treden.
Een tweede reden is dat stabilisatie van inkomens en prijzen leidt tot meer welvaart. Als door droogtes de oogsten, en daarmee prijzen en ook investeringen meer gaan schommelen worden er ook meer foute beslissingen genomen door ondernemers, is de specialisatie geringer (mensen gaan er wat naast lopen doen waar ze minder goed in zijn om het risico te spreiden) en moeten er allerlei instrumenten in de kapitaalmarkt worden bedacht en geintroduceerd. Stabilisatie van business cycli is dus aantrekkelijk, maar het is wel een typisch Keynesiaans gedachtengoed dat de overheid de economie kan 'fijnreguleren'. In de praktijk blijkt dat erg lastig en het is dan ook geen populaire opvatting meer in economenland.
Een derde is als overgang naar een meer liberaal landbouwbeleid (dat wil zeggen geen landbouwbeleid). Nu we marktbescherming afbouwen, gaan prijzen meer fluctureren, vooral naar beneden. Als overgangsmaatregel zou je die pijn wat kunnen verzachten met een omzet-verzekering. In Canada doet men dat voor sommige gewassen. Het is ook een instrument dat de EU wel interessant vindt, naast verzekeringen tegen rampen en ondersteunen van onderlinge waarborgmaatschappijen en pools (mutuals).
Maar er zijn ook veel argumenten tegen. Allereerst leiden de maatregelen er ook toe dat bedrijven die anders gestopt zouden zijn, nu toch in leven blijven. Dat is voor betrokkenen wellicht mooi, maar daardoor komt de grond niet in handen van boeren die efficienter produceren of beter met risico's kunnen omgaan. Als vooral de perentelers in Hoogezand-Sappemeer (bestaan die?) profiteren, gaat dat ten koste van efficiente productie in Belgie.
En bovenal zijn we het er langzamerhand wel over eens dat de echte crisis vaak niet de directe problemen zijn bij bedrijven met zieke dieren of door regenval verrotte aardapppelen.
De echte ellende ontstaat ook nog niet in de volgende fase, als de markt reageert met hogere prijzen, en de productie wordt uitgebreid. Pas daarna gaat het echt fout want dan komt er een langere periode met lagere prijzen dan zonder de oorspronkelijke crisis. En daar gaan bedrijven aan onderdoor, zeker als ze teveel hebben geleend, hetzij om uit te breiden, hetzij om de eerste crisis van ziekte of regenval door te komen. We hebben dat eind jaren 90 in de varkenshouderij gezien en recent na de kippenprest (avian influenza).
Maar intussen is de oorspronkelijke crisis uit beeld, en is de ondernemer ook zelf meer verantwoordelijk: hij hoefde immers niet te investeren.
Op de (eigen) foto geen paddo's die al of niet verboden gaan worden, maar in Washington DC verhandelde 'boeren' paddestoelen

dinsdag 27 maart 2007

Together in risico management



Leuk dat Together logo van het EU feestje, dat de Fransen op de Thalys hebben geplakt in de variant Ensemble. En Call a Bike van de Duitse staatsspoorwegen zou Ruf ein Fahrrad moeten worden zo grapte de Suddeutsche Zeitung volgens de NRC.

Dankzij de EU was ik dus even in Madrid (leuke stad, maar ik zag alleen de het nieuwe vliegveld, de metro, die daar nog niet naar toegaat, de universiteit, het hotel en een voortreffelijk paellarestaurant). Het ging er over risicomanagement van boeren. Mijn indruk is dat we daarin nog niet Together zijn maar dat er een Noord Zuid verschil van inzicht is. Rond de Middellandse Zee zijn de variaties in kg-opbrengsten, o.a. door droogtes, veel groter dan in het Noorden zo zou uit remote sensing data van de EU blijken. Veel van die landen pleiten daarom voor overheidsbetrokkenheid bij risico-management. In het noorden mogen de variaties dan kleiner zijn, de effecten van pakweg 25% minder opbrengsten op de bedrijven zijn er veel groter: de bedrijven werk veel meer met geleend geld (de rente gaat door) en met smallere marges zodat lagere opbrengsten sneller tot problemen leiden. Wie loopt er nu echt risico?

Economen voer al gauw aan dat die bedrijfsopzetten niet uit de lucht komen vallen, maar ook het gevolg zijn van risico's. Als die bij een laag rendement groot zijn, dan gebruik je niet veel vreemd vermogen, en blijven bedrijven kleiner, met mogelijk een streven naar een grotere marge per bedrijf (waardoor ze ook minder kapitaal nodig hebben): zulke bedrijven zijn minder in de markt geintegreerd. Beleid zou niet de ene bedrijfsvorm boven de andere moeten bevoordelen, dat is slecht voor de innovatie en niet zo eerlijk.

Als droogtes in de toekomst vaker voorkomen, moet je wellicht ook de productie verplaatsen. In Nederland telen we fruit van oudsher veel in Zeeland en in de Betuwe. Omdat men daar in het voorjaar bij de bloei minder last van nachtvorst heeft. Wie het toch in Hoogezand-Sappemeer wil proberen, moet dat niet laten, maar het is geen reden de belastingbetaler mee te laten betalen aan een vorstverzekering, zo lijkt me.

Maar in het zuiden is men sterker dan in sommige noordelijke landen gewend de landbouw te ondersteunen, ook omdat van oudsher de sociale voorzieningen er minder zijn en men boeren minder als ondernemer en meer als landbewerker ziet.

Vooralsnog zijn we op dit onderwerp dus nog niet echt Together.

zondag 25 maart 2007

Hiep hiep hoera voor de EU

Vanavond vlieg ik naar Madrid voor een bijeenkomst met collega's uit Spanje, Duitsland, Hongarije en Polen. Ik hoef er nauwelijks een paspoort voor mee en kan er gewoon met euro's betalen. En als ik gewild had, had ik het geld gehad om vandaag Madrid te bekijken, zo welvarend zijn we intussen en zo'n vliegreis kost ook niet veel meer. En de democratie is in het lijstje landen dat meevergaderd fors vooruit gegaan in de afgelopen 50 jaar.
Vandaar Hiep hiep hoera voor de EU, wiens voorloper de EGKS vijftig jaar geleden werd opgericht in Rome. Een feestje waard. En doorgaan met het proces, al was het maar omdat het soms zinvollere wetgeving oplevert dan in het Haagse: met ons milieubeleid waren we minder ver geweest, zo vermoed ik, zonder de EU. Happy Birthday!

zaterdag 24 maart 2007

omloop van het groene hart

Leuk initiatief: morgen is er de eerste Groene Hart wielertocht, die door het gebied slingert, op SBS6 wordt uitgezonden en aandacht vraagt voor het openhouden van dit unieke weidegebied. De eerste tocht met een politiek doel aldus de NRC. En gaat natuurlijk ook door de grote steden, die maken immers het gebied. Ik ben geen wielerfanaat, maar toch van harte aanbevolen.

vrijdag 23 maart 2007

Lijstje: verdwenen pap

Tussen de bedrijven door las ik van Douwe Draaisma: Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt – de geheimen van het geheugen. Terzijde noemt hij een lijstje van papsoorten die rond 1960 in een snel tempo uit de keuken verdwenen en vervangen werden door saromapudding, joghurt en vla:

1. gortenpap
2 karnemelksepap
3. bloempap
4. havermoutpap

Verdwenen smaken; “en wat zeker niet meer terugkwam was de smaak van pap, vermengd met sliertjes vermicelli die nog, als een iets hoger gelegen vloedlijntje in datzelfde diepe bord, aan een eerdere gang van de maaltijd herinnerden”.

De (eigen) foto is net als die van gisteren genomen op een boerenmarkt in Washington DC

donderdag 22 maart 2007

Slow food served fast


Van Ottawa reisde ik twee weken geleden naar Washington DC. Ik arriveerde er met sneeuw. De verplichte trip met de hotel shuttle bus door Georgetown, in de schemer en de sneeuw, riep de sfeer van kerstavond op. Maar na een paar koude dagen sloeg het weer helemaal om en werd het voorjaar en terrasweer.
Wat me meteen opviel in Washington is de belangstelling voor biologische en locale productie. Op de cover van Time, in het gratis blad op de luchthaven, in de kranten en de winkels. Beter laat dan nooit. Soms wel op zijn Amerikaans: ik dineerde in een restaurant dat boven de kaart had staan: Slow food served fast. Maar het moet gezegd, de afgelopen jaren is de kwaliteit van restaurants sterk verbeterd. Ik ontdekte nu ook verschillende nieuwe fancy wine shops bij DuPont Circle, de buurt waar ik normaal verblijf. Op zondag kwam ik op een boerenmarkt terecht met vrijwel alleen biologische producten. Let’s meat! Verder wordt het landbouwdebat helemaal gedomineerd door de bio-energie, en vooral ethanol. Met weinig kritische geluiden over het effect op de voedselprijzen in derde wereldlanden en het feit dat er ook veel energie in de productie wordt gestoken.
De National Gallery had een tentoonstelling met tekeningen van Rembrandt, altijd weer interessant hoe met een paar lijntjes het Groene Hart, toen Sloten en Diemen daar nog onderdeel van waren, wordt weergegeven. Maar het meest onder de indruk was ik van de Phillips Collection, een museum opgezet door de zoon van een Pittsburgse staalmagnaat met een geweldige collectie moderne kunst in huiselijke omgeving. Mondriaan, van Gogh, Picasso, Klee, Kadinsky, veel Franse impressionisten met als topstuk een beroemde Renoir (Luncheon of the Boating Party, de Franse titel is blijkbaar overbodig). Er was ook een erg leuke gelegenheidsexpositie over de eerste filmpjes uit het eind van de 19e eeuw. Opvallend hoe vol de straten waren met mensen, die woonden toen veel dichter op elkaar en het terrein voor het bouwen van een wolkenkrabber was even dichtbevolkt met werklui (kruiwagens en handwerk) als een bouwterrein in een derde wereldland heden ten dage. Veel paarden, -trams en koetsen in de straten ook, je kunt je nu inderdaad voorstellen dat de auto ooit in New York is binnengehaald tegen de milieuvervuiling door de paarden. En volgepakte boten met armoedige mensen die in New York als immigrant aan land komen.
Terzake, ik was er voor samenwerking met de ERS (een gezamenlijk paper in de steigers gezet, zodat we inkomensontwikkeling tussen EU en USA beter kunnen vergelijken) en voor een seminar over het verband tussen geld voor landbouwkundig onderzoek en de productiviteit van de landbouw.
De Amerikanen hebben geconstateerd dat hun productiviteitsontwikkeling ondanks GMOs, BST etc in de jaren 90 niet best was. Ik sluit overigens niet uit dat de cijfers wat te pessimistisch zijn omdat ze ook alle residential farmers in de statistiek hebben en daarmee er teveel arbeid ingerekend wordt. Maar ook in Nederlandse cijfers zie je het: de groene revolutie is wel uitgewerkt en onderzoek richt zich op milieuproblemen, niet meer zo zeer op meer kilos per ha. Verder neemt hun aandeel in de groeiende wereldmarkt nog meer af dan dat van Europa. Ook zorgwekkend is de veroudering van het onderzoeksmedewerkers bestand en het feit dat met name India en China nu meer in agrarisch onderzoek steken dan de OECD landen. Straks moet men Chinese veeartsen importeren. Men wil dus in de nieuwe farm bill veel meer geld voor onderzoek, met name voor biofuel en biobased, voor specialty products (die even belangrijk zijn als de 5 grote program crops waarop veel subsidie zit) en nog wat voor biologische landbouw. En een reorganisatie van het onderzoek waarmee net als in Nederland 10 jaar geleden de toegepaste federale onderzoeksinstituten in 1 organisatie komen en multidisciplinair onderzoek wordt aangemoedigd rond de thema’s fuel, nutrition, environment en specialties for value added. Daar gaat dus de productiviteit nog niet van omhoog. Zie http://www.create-21.org/ Iedereen zou er beter van moeten worden. Ik krijg de indruk dat er ook nog veel dubbel werk gebeurt omdat ook elke staat waar mais groeit, vele miljoenen in biobrandstoffenonderzoek stopt, maar dat wordt niet als een probleem gezien. Wel merkte iemand op dat door de lobbyprocessen de congresleden er vooral voor zorgen dat er in elke staat een vestiging of laboratorium is, wat verspilling inhoudt.
Het denken over onderzoek en productiviteit kwam op mij wel redelijk lineair, traditioneel over. Over privatisering van voorlichting viel niet te praten, het opleidingsniveau van de Amerikaanse boer in de ogen van de aanwezigen was blijkbaar zo dat die niet zelf bij een universiteit of bij een collega of consultant kunnen aankloppen – er moet een voorlichter op afgestuurd. Het lijkt allemaal niet erg bedreigend voor Nederland, zo concludeerden we.
De aanwezige economen waren er van overtuigd dat elke investering in onderzoek maatschappelijk gezien economisch rendeert (iemand citeerde Einstein die gezegd zou hebben: and of course we do not know what we do, why would it otherwise be called research’), en dat het maar kortzichtig was van de politici daar geen (budget)dollars aan te besteden. Hoewel iemand van Burger King kwam vertellen dat ze toch al wereldwijd aan het sourcen waren en dat wat dat betreft het niet waarschijnlijk was dat Australisch rundvlees door Amerikaans zou worden vervangen, zelfs als de kostprijs in de US wat naar beneden zou gaan. Je kunt je afvragen waarom dat maatschappelijk rendement dan niet uit te leggen valt aan publiek en politici. Het zou kunnen zijn dat er een budget-restrictie is en dat investeren in informatica, defensie of biologie (biotechnologie, gezondheidszorg) nog meer oplevert. En het duurt natuurlijk lang voordat de opbrengsten van veel onderzoek duidelijk zijn, dus de contante waarde van de opbrengsten is lager dan men zich inbeeldt. Bovendien geven Amerikanen al weinig aan eten uit, en zorgt de productiviteit bij WallMart er voor dat dat weinig in prijs stijgt. Kortom het is geen issue.
En als het dan toch economisch uit kan, zul je zien dat het steeds meer een zaak van het bedrijfsleven wordt, zeker als je plantenrassen e.d. als intellectueel eigendom kunt beschouwen en je je investering dus terug kunt verdienen. Dan kan de overheid dit ook wel aan Monsanto en Pioneer overlaten. In deze conferentie overigens wel enige kritiek op het idee dat de VS onafhankelijk van buitenlandse energie moet worden via bio-energie. Veevoer is al fors in prijs gestegen dus enkele vertegenwoordigers van de veehouderij hadden kritiek en willen onderzoek naar veevoer uit bijproducten. En de Burger King man voorzag dat de VS dan straks wel onafhankelijk is voor zijn energie, maar afhankelijk is geworden voor zijn voedsel. Het is maar wat je wil, misschien moet men eens beginnen met minder energieverbruik door de auto.

woensdag 21 maart 2007

Tractoren in de Oekraine

Van immigratie en emigratie is het een klein stapje naar “Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraine”, een roman van Marina Lewycka. Mijn oog was er door de titel en opmaak op Schiphol al eerder op gevallen, en nu is er voor een tientje een Nederlandse uitgave. Ideaal dus toen mijn vlucht drie uur vertraagd bleek. Het is een hilarische, filmische roman over twee Engels/Oekrainse zussen die over een erfenis kibbelen en een Oekrainse del die met hun oude vader trouwt. En die werkt aan een boek over de historie van de tractor. Dus ook de liefhebbers van John Deere, Ferguson en Leninistische beschouwingen over de landbouw in de Oekraine en over de relatie tussen tractoren en tanks worden niet teleurgesteld. Met relevante internetbronnen. En tot nadenken aanzettende beschouwingen over economische immigratie. Een aanrader!

Marina Lewycka: Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraine (A short history of the tractor in Ukrainian).

dinsdag 20 maart 2007

landsgrens of paspoort

We praatten vanmiddag aan de lunch nog even over mijn observatie van gisteren dat veel Canadese boeren van Nederlandse origine zijn en dat we die connectie in Wageningen of in het kennisbeleid van LNV misschien wel verwaarlozen. Dat is al snel een geanimeerde discussie want er is in dit land heel wat te doen over mensen met een dubbel paspoort.
Overigens is die politieke discussie een goed voorbeeld van het feit dat territoriale instellingen als overheden het moeilijk hebben met globalisering die geen grenzen kent, en veel burgers juist prima kunnen leven met twee paspoorten - in het bijzonder als het ijshockeyers of honkballers van Canadese of Amerikaanse B-garnituur zijn die dankzij hun dubbele paspoort in het Nederlands team spelen; is politiek dan toch belangrijker dan sport?

Terug naar de boeren: kennisbeleid maken we wellicht nog erg veel voor hen die binnen de Nederlandse grenzen wonen, niet voor hen die een Nederlands paspoort hebben. Ik werd in mijn observatie gesterkt doordat ik een artikel onder ogen kreeg uit het blad Agro-Informatica waarin de in Portugal wonende Josien Kapma schrijft:

"Wat me ten tweede opviel: Hoe zeer het Nederlandse landbouwkennissysteem, ondanks deze tijd van globalisering toch nog op Nederland is gericht (Global Dairy Farmers uitgezonderd). De hoofdpersonen, de boeren en de tuinders, zijn voor een deel al tijdelijk of permanent de grens over, maar voor LNV en veel kenniswerkers houdt het werk bij de grens op. Gevolg is dat geemigreerde boeren buiten de boot vallen: zowel qua werkvormen als qua inhoud sluit het huidige kennis aanbod in Nederland maar zeer matig aan bij de praktijk van de emigrant. Terwijl in het nieuwe land van vestiging het kennisaanbod (voor zover aanwezig) ook maar zelden goed past bij de Nederlandse immigranten. Ze worden toch graag in het Nederlands aangesproken en met een Nederlands referentiekader"

In plaats van die laatste zin had ik liever iets gezien over de hoogwaardige kennis en het in Nederland kunnen delen van kennis uit de hele wereld, maar afgezien daarvan lijkt het me een zeer terechte observatie. En dat het met moderne middelen kan bewijst de website die de Portugees-Nederlandse diaspora onderhoudt onder de titel De Kennisclub.
Op de foto nogmaals de Ottawa river vanuit de National Gallery met een poster voor de tentoonstelling van Ron Mueck (zie mijn blog van eergister).

maandag 19 maart 2007

Boeren in Canada

Als cadeautje kreeg ik van Statistics Canada een werkje uit eigen huis met interessante landbouwstatistieken. Waaruit weer maar eens blijkt dat wij onze boeren goed toegerust de wereld in sturen. Bijna 10% van de 350.000 Canadese boeren is in het buitenland geboren. Daarvan komen er 7500 uit Nederland, dat is meer dan het aantal Canadese boeren dat geboren is in hun eigen provincie(tjes) Nova Scotia of in New Brunswick en Prins Edward Island samen.
Van de Nederlandse immigranten in Canada is meer dan 6% boer (van de Polen maar 0,5%, maar je moet ook heel wat geld meebrengen om er een boerderij te mogen en kunnen starten) en Nederland is dan ook leverancier nummer 1 van geïmmigreerde boeren; gevolgd door UK, Duitsland, USA en (verrassend of ook niet gezien de recente hervormingen in hun landbouwbeleid en de aantrekkelijkheid van het Franstalige Quebec) Zwitserland.
In de periode 1996 -2001 was 1 op de 3 immigrerende boeren in Canada van Nederlandse afkomst. “They bring with them not just new blood and fresh ideas, but also new capital. We appreciate their economic and cultural contributions”. Ofwel hoe dank zij de hoge opleiding van Nederlandse boeren een klein deel van het geld dat omgaat in de onteigeningen voor Vinex-wijken en reconstructies in de Canadese prairie terecht komt. Misschien wordt het ook eens tijd om deze boeren in den vreemde als doelgroep van Nederlandse kennis te zien, tenslotte zijn 7500 boeren ook bijna 10% van het aantal dat binnen de Nederlandse grenzen boert en tuint. En was vroeger emigratie ‘out of sight – out of mind’ nu blijft men door internet en goedkoop reizen veel meer bij Nederland betrokken, en wil hier best zijn kennis of stallen halen.

Bron: F. G. Normand: They’re here to farm in: Canadian Agriculture at a Glance, Statistics Canada 2004.
Op de (eigen) foto de bevroren Ottawa river, gezien vanuit de National Gallery

zondag 18 maart 2007

Bipolar in Ottawa

Het had wel iets om in Ottawa begin maart een extreme koudegolf met -15 mee te maken. Door de koude wind was de gevoelstemperatuur rond de -35, zo beweerde de TV. In ieder geval was het echt koud, zo erg heb ik het in jaren niet meegemaakt. Weer voer voor klimaatsdiscussies. Temeer omdat tot medio januari de winter in Ottawa maar niet wilde beginnen. Verschillende Canadezen waren bij deze kou wel voorstander van opwarming.
Ik was er voor een tweedaagse workshop over gegevensverzameling voor agrarische inkomensbeleid. Ook hier was de conclusie dat het aloude idee van 1 gezinsbedrijf met 1 huishouden volledig afhankelijk van inkomen uit het landbouwbedrijf volledig achterhaald is. Een zeer groot aantal mensen dat zich in de landbouwtelling of voor de belastingen landbouwer noemt, haalt het inkomen van huishouden inkomen ergens anders vandaan. We gaan blijkbaar naar een bipolaire structuur met aan de ene kant grote bedrijven die in het MKB thuis horen en waar het vooral gaat om innovatie, management en concurrentiepositie. En allerlei huishoudens op het platteland die mogelijk een inkomensprobleem hebben en voor sociaal beleid in aanmerking komen. En als derde is er dan nog het issue van goederen en diensten als landschapsonderhoud die de overheid wellicht wel wil inkopen. Daar zullen we statistieken op moeten aanpassen.
Interessant in dat verband was een bijdrage uit de VS waarin Carol Jones (ERS) laat zien dat medio jaren negentig er in huishoudingen die ook een landbouwbedrijf hebben, er een forse stijging van inkomen uit bedrijf heeft voor gedaan, zodanig dat het gemiddeld Amerikaanse boerengezin nu meer buiten bedrijf verdient, dan het gemiddelde Amerikaanse gezin verdient. En daar komt dan nog wat inkomen uit bedrijf bij. Onduidelijk is hoe dat zo gekomen is: een effect van internet doordat men op het platteland meer kon verdienen of doordat degene die aan internet verdiende op het platteland gingen wonen en een boerderijtje kochten?? Zouden we overigens in Nederland niet meer moeten doen aan zo’n vergelijking met andere huishoudens?
Iemand wees er op dat het lijkt alsof Amerikaanse en Canadese boeren vaker activiteiten buiten bedrijf hebben dan Europeanen. Ze zouden vaker in de bouw werken of met een vrachtwagen rijden. Is dat zo, en is er dan een verklaring voor? Komt dat doordat de arbeidsmarkt in Noord Amerika makkelijker mensen voor korte duur inhuurt? Of omdat het ruraler is, waar meer ruimte is voor locale kleine aannemers en transporteurs ten opzichte van projectontwikkelaars van de VINEXwijken? Onder een biertje en een ijshockeywedstrijd in de bar (dit is Canada) houden we het op het laatste. Er schijnt Italiaans onderzoek te zijn waaruit blijkt dat vooral boeren verder van de stad meerdere activiteiten hebben. Dichter bij de stad werken markten beter, is er meer specialisatie en heb je boeren met een hoog managementniveau nodig om de hoge grondwaardes rendabel te maken. Net zo min als je je daar makkelijk extensieve biologische landbouw kunt permitteren, kun je er ook voor de gemeente geen sneeuw vegen of postbode spelen. De gemeente of de PTT pakken ook het buitengebied wel even mee. In het noorden van Finland ruimt een boer ook de sneeuw in het dorp. Wat dus inhoudt dat het economisch niet makkelijk is multifunctionele landbouw in Nederland van de grond te krijgen – je moet dan nieuwe bedrijfstakken uitvinden.
Zo levert elke conferentie weer nieuwe inzichten en vragen op.

zaterdag 17 maart 2007

Ottawa

In de eerste dagen van maart is er van de tulpenvelden in Ottawa nog bar weinig te zien. Het festival is pas in mei, dan bloeit de stad op en wordt de band met Nederland en WO II aangehaald. Nu ligt er nog volop sneeuw, er waait een koude zuidenwind en er wordt volop geschaatst op het 175 jaar oude Rideau kanaal. Toch een beetje Nederland. Overigens woedt ook hier de klimaatdiscussie want het kanaal was pas veel later dicht dan in voorgaande jaren en Al Gore ligt prominent in de boekwinkel.
Voor het landbouwmuseum buiten de stad is het ook geen weer, dus de food market dan maar. In het oude deel van Ottawa (the town formerly known as Bytown), staan veel van die typisch 19e eeuwse, drie verdiepingen hoge, Mainstreet gebouwen en een oude markthal. Omgetoverd tot food market met alternatieve restaurantjes (Canada heeft een ruimhartige immigratiepolitiek met veel minderheden), marktstalletjes en er om heen tal van winkeltjes met delicatessen. Veel Frans (Ottawa is perfect tweetalig), maar ook de rest van Europa is goed vertegenwoordigd: European Epicentre – Hungarian Food. Food cultuur is toch iets Europees, doen we daar wel genoeg mee?

Ik eet er een broodje en bedenk me dat de vernieuwing in cultuur en de nieuwe trends vaak uit dit soort wederopbouwgebieden komen. Vierkante meters zijn in zulke stadswijken goedkoop, experimenteren dus ook en het trekt mensen aan met alternatieve ideeen. Je treft er het soort koffiehuizen waar Marx Das Kapital schreef. La Rive Gauche. Wat betekent dat voor het Nederlandse platteland: goedkoop om te experimenteren ten opzichte van de stad, te duur ten opzichte van grond elders in Europa?
Verder zijn er in Ottawa natuurlijk de parlementsgebouwen, 19e eeuw, Engelse stijl en een stuk of twaalf oude spoorwegstations van even zovele maatschappijen: monumentale gebouwen die nu zijn omgezet in conferentiecentra e.d. Ik kan verder de National Gallery zeer aanraden. Een uit 1988 daterende kathedraal van beton en glas, een leuke collectie Canadese schilderijen die licht werpen op de eigen historie en een voortreffelijke verzameling Europese en dus ook Nederlandse kunst: Rembrandt, Ruijsdaal, Hobbema (cadeau gedaan na de oorlog door Koningin Juliana met een landschap dat er nou niet echt Nederlands uitziet), van Gogh (een blauwe iris) en Mondriaan (ook al blauw).
Er was ook een speciale tentoonstelling van Ron Mueck, een in Londen wonende Australier die superrealistische ‘beeldhouwwerken’ van mensen maakt, maar wel vaak op een afwijkende schaal. Prachtige kunst die allerlei vragen oproept. Ik werd getroffen door een commentaar van een expert: in deze wereld moet nu alles perfect zijn, in uiteenlopende gebieden van TV en gaming tot biotechnologie streven we perfectie na. Als individu willen mensen een keer iets groots doel en gaan in reality TV: a one night star. Mueck roept met zijn kunst vragen op over de grens van realiteit en namaak – op naar het post-human tijdperk.

donderdag 15 maart 2007

Lijstje: Beatgroepen met verkeerd gespelde dierennamen

Het is hier al anderhalve week rustig, en dat komt doordat ik in Washington zit. Ook daar kun je uploaden, zoals deze blog bewijst, maar ik wilde je niet de fotos onthouden. Komt dus volgende week. Nu alvast maar even een lijstje

Leuke Triviant-vraag: noem drie namen van popgroepen uit de jaren zestig die zich naar een diersoort hebben vernoemd, maar een afwijkende Engelse spelling aanhielden. Bij John, Paul, George en Ringo kun je nog spreken van een woordspeling en het Amerikaanse antwoord van Tommy Boyce en Bobby Hart was er naar nageaapt, misschien dus dat het zo gekomen is. In volgorde van opkomst:

  1. The Beatles
  2. The Byrds
  3. The Monkees

donderdag 1 maart 2007

Groene Hart in touw

Af en toe zetten we hier vraagtekens bij het zetten van Dallasachtige paardenhekken in het Groene Hart (zie mijn blog van gisteren). Of bij de komst van de historisch weinig verantwoorde snijmais. [tussen haakjes: van de week suggereerde iemand dat op grond in eigendom van projectontwikkelaars meer dan gemiddeld mais zou staan; zelf vermoedde ik dat tot voor kort ook het landbouwbeleid een bescheiden rolletje speelde omdat je er toeslagrechten mee opbouwt en mogelijk hangt het samen met koeien op stal - kan een stageaire dat eens uitzoeken en op afstuderen?].
Vorige week kreeg ik een boekje in handen waaruit blijkt dat de gespecialiseerde weidebedrijven in het Groene Hart van recente datum zijn. Ik wist al wel dat ze vaak varkens op het erf hadden (voor de reststroom wei uit de kaasproductie), maar niet dat het eigenlijk hennip-weidebedrijven waren. Eeuwenlang was zo'n 5% van de oppervlakte in gebruik voor de teelt van hennip. De rest was verdeeld over intensieve weilanden en extensieve hooilanden. Hennip werd geteeld als intensieve 1-jarige teelt maar zonder rotatie (dus steeds op het zelfde perceel) bij het erf. Incidenteel waren er ook gespecialiseerde henniptelers.
Bij ons in Zevenhuizen herinnert de Hennipsloot (waarin een rotingsproces werd uitgevoerd), die een forse ringvaart is, nog aan deze verdwenen teelt. Hennip werd natuurlijk gebruikt voor touw, in de zeevaart (in de Gouden Eeuw was dit booming business) en in netten van vissers. Ik herinner me uit mijn jeugd nog Verto, de Verenigde Touwfabrieken die het perstouw voor de strobalen leverde. Maar toen was de hennipteelt al weg - die verdween rond 1900.
Veranderingen in het landschap zijn er dus al eeuwen, snijmais is een waardig opvolger van hennip en de activiteiten op het land worden door de stad en de handel bepaald.

B.R. Feis, H. Hoogendoorn en P.M. Stoppelenburg: Holland in touw - hennipteelt en touwfabricage in het Groene Hart. (groene hart producties, woerden, zonder jaartal en ISBN, vermoedelijk 2002)