dinsdag 29 maart 2016

Europe - een geschiedenis

Voor de stapel aan te schaffen en te lezen boeken: Norman Davies: Europe - a history uit 1996. Dik en magistraal met ook meer aandacht voor de rijken van Polen, Litouwen, Hongarije, en niet alleen die uit het westen van het continent. De NRC wees er dit weekend nog eens op.

zaterdag 26 maart 2016

Stille zaterdag

Dat was me het weekje wel, de blog leed er onder. Eerst een voor de tweede keer afgelaste Mansholt lecture in Brussel (thema: Does Europe need a food policy?). Opnieuw moesten we die aflassen vanwege terreur. Geen twijfel over mogelijk deze keer, als een deel van je gasten in DG Agri werkt, bovenop metro-station Maalbeek.
Verder overleed voetballegende Johan Cruijff, in sommige media meteen tot JC verheven. Nu heb ik helemaal niets maar dan ook niets met voetbal, maar ik ben hem dankbaar voor een van zijn meest wetenschappelijke uitspraken, die ik soms gaarne citeer: Je gaat het pas zien als je het door hebt. Niet alleen een waarheid als een koe in transitie en resilience denken (hoe herkennen we de zwakke signalen?) maar ook bruikbaar in het goed waarnemen van verschijnselen - daarbij is niets zo praktisch als een goede theorie. Dat laat de feiten spreken moet je niet overdrijven, ook niet in big data.
En verder was ik benieuwd of de media in de in memoriams de relatie tussen Cruijff en de varkenshouderij nog zouden oprakelen. De NRC liet me niet in de steek en memoreerde hoe eind jaren tachtig de sterspeler veel geld verloor in investeringen in deze branche. Ondanks de vooruitgang die de Catelaanse varkenshouderij toen doormaakte. Waarmee de link met de blog is gelegd.

woensdag 23 maart 2016

de media en voedsel

Mooie column in de NRC van zaterdag van Martijn Katan over de wonderlijke wereld van de niet-werkende markt van voedselinformatie. De consument heeft geen inzicht in wat echt gezond is. De informatiemarkt wordt overspoeld met berichten dat er iets goed is of slecht is om oud te worden (met soms ook een rare interpretatie van statistische kansen voor wie al 60 is, maar dat terzijde van mijn kant).
Die berichten worden de wereld ingestuurd door de reclame-afdelingen van universiteiten en onderzoekscentra. Die moeten studenten (en fondsen) aantrekken, en dan helpt het als je in het nieuws bent. Het gaat altijd om nieuwe vondsten, niet om herhalingsonderzoek (als dat al gebeurd) en veelal is het onderzoeksresultaat nog maar voorlopig: het komt in een paper in een journal voor het eerst onder ogen van de wetenschappelijke fora, tot die tijd hebben alleen een paar reviewers en een editor er naar gekeken.
De media publiceren die persberichten graag, want voedingsnieuws doet het goed. De consument is hongerig naar nieuws omdat zij onzeker is (denk ik dan). Journalisten krijgen de tijd niet om iets uit te zoeken of er in te duiken, door de komst van de sociale media is het medialandschap veranderd met minder inkomsten uit abonnementen en advertenties.
En de "doorbraken" worden ook opgepikt door de aspirant-goeroes die met hun boeken, dieetprogramma's, cursussen en voedingssupplementen ook die onzekere consument bedienen. Bovenal willen natuurlijk de levensmiddelenfabrikanten zich onderscheiden met claims of iets wat daar op lijkt. Wat dan ook nog eens leidt tot gesponsord onderzoek, wat zelden slecht uitpakt voor de fabrikant (en als dat wel is dan haalt dat niet de publiciteit).
Katan ziet drie oplossingen, die niet allemaal even serieus zijn vermoed ik. De eerste is dat de overheid ingrijpt in de informatiemarkt en betaalt voor onafhankelijk onderzoek en meer de receptuur van voedingsmiddelen (zijn column gaat over zout) voorschrijft. Ten tweede onderzoekers die in het Latijn gaan schrijven en geen persberichten meer de deur uit doen. Een keer in de 10 jaar een samenvattend handboek in het Nederlands is genoeg (dat gaat niet gebeuren geeft Katan ook zelf toe). En de derde is een patent of goede voeding. Dan zou de industrie zich wel inspannen daar geld mee te verdienen. Maar ook dat gaat niet gebeuren, zo stelt Katan: gezonde voedingsstoffen zijn al oud en van iedereen en niemand. Daar krijg je dus geen patent op.
Kortom, vooralsnog blijft de verwarring.

maandag 21 maart 2016

Landwirtschaft 4.0

Ik kreeg het Situationsbericht vermoedelijk toegestuurd omdat er een specifiek hoofdstuk over de digitalisering van de landbouw in staat. Het bouwt deels voort op een studiedag die ik in oktober voor de DBV in Berlijn mocht leiden. Een van mijn sheets haalde dan ook een kadertje op pagina 90 (met bronvermelding).
Het hoofdstuk geeft een mooi overzicht van tal van initiatieven in Duitsland. Zoals die om het Internet der Dingen aan de bedrijfsboekhouding te koppelen. Verder leren we dat 30% van de kosten van landbouwmachines intussen uit sensoren, software en andere ict is. Voor auto's is dat altijd nog maar 10%. En waar je in 1970 nog maar een halve ha per uur kon doen met een maaidorser, ligt dat nu al op 3.3 ha. Dat is arbeidsproductiviteit.  Tot slot van het hoofdstuk een mooi kaartje over de beschikbaarheid van breedband in het landelijk gebied. O ja, Real Time is Echtzeit in het Duits. Heeft al iemand de term Nutijd voorgesteld?
Je vindt het hoofdstuik hier, om precies te zijn Kapitel 3.6

zaterdag 19 maart 2016

hogere prijzen, hogere kostprijzen

Nog even terug naar de Duitse cijfers (zie de blog van donderdag): uit de cijfers van het helder opgemaakte Situationsbericht blijkt ook dat niet alleen boeren profiteren van hoge prijzen. De kapitaalintensiteit van de landbouw is mede gestegen door alle investeringen. Zo leidden de hoge prijzen in 2007 en daarna tot een boom voor tractorfabrikanten. In 2005 werden er in Duitsland ruim 23.000 tractoren nieuw verkocht. In 2012 en 2013 lag de voorlopige top op ruim 36.000 waarna zich weer een daling inzette (naar 31.500 in 2015).
In geld zag de Landtechniek zijn omzet stijgen van 2,9 miljard euro naar 5,56 mld euro in het topjaar. Ook verpachters profiteren: 60% van de grond in Duitsland wordt gepacht en sinds 2007 is de pacht met ongeveer een derde gestegen. Ook grondprijzen stegen fors. Opvallend is dat in het Westen van Duitsland de pacht een wat hoger percentage van de grondprijs is geworden (dus sneller steeg) en nu rond de 1.8% ligt. In het Oosten was er de omgekeerde beweging en steeg de grondprijs sneller dan de pachtprijs: het percentage daalde van ruim boven de 3 naar net onder de 2% in 2013.

vrijdag 18 maart 2016

GLB in de PAL

Vandaag gaf ik een lezing bij de PAL Zuid-Holaand. Over het GLB. Gewoontegetrouw staan de sheets op Slideshare online. Op website van de PAL staat naast de presentatie ook een webcam registratie.

donderdag 17 maart 2016

das Kapital

Nog een paar zaken die me opvielen in het Situationsbericht (zie de blog van dinsdag): de zelfverzorgingsgraad die in Duitsland tussen 2004 en 2014 voor de meeste producten sterk is gestegen (m.u.v. rundvlees waar hij nog steeds 111 is en melk (van 121 naar 115) en eieren (67). Heeft naar mijn beleving te maken met de sterke keten en export naar Oost-Europa. Er zijn analyses die aangeven dat wie voor de Duitse discounters kan produceren, dat voor iedereen kan.
Ook hier vertaalt de aandacht voor ketens zich in lijstjes met de top-10 van verwerkers per sector.
Overigens kan het tamboereren op zelfverzorgingsgraden en exportcijfers je aardig op het verkeerde been zetten. Dat Nederland een groot exporteur is, is op zich geen reden dat je veel in landbouw moet investeren. Het werk wordt er altijd nog slecht betaald. Duitse cijfers illustreren dat nog eens: de bruto-toegevoegde waarde per arbeidsplaats in de landbouw (incl bos en vis) was er in de jaren 2012-2014 maar 29.000 euro per jaar. In de handel, logistiek en toerisme was dat al meer dan 40.000 euro en in de bouw 47.000 euro. De Duitse industrie zat ver boven de 80.000 euro per arbeidsplaats (gemiddeld in Duitsland 67.000 euro).
En dat ondanks de geweldige kapitaalsinvesteringen per arbeidsplaats: per arbeidskracht in de landbouw is bijna een half miljoen euro geïnvesteerd en dan tellen we de grond nog niet mee. Gemiddeld is dat in Duitsland maar 384.000 euro, in de industrie maar 3 ton en in de bouw zelfs nog geen 40.000 euro: een hamer is goedkoper dan een tractor. Overigens verdubbelde die kapitaalsbehoefte tussen 1993 en 2013, waar in de industrie de stijging maar 60% was.
De onderbouwing van het topsectorenbeleid voor agro en food (en tuinbouw) hoort dus niet te liggen in die laagwaardige arbeid maar in de toegevoegde waarde in de industrie er omheen (en hopelijk is die bovengemiddeld, kan dat eens uitgerekend?). Tenzij er teveel laagwaardige arbeid is en investeren in scholing niet helpt.....

woensdag 16 maart 2016

ICT en de handel NL - Azie

Op een event van de EZ Landouwraden, vanmiddag in Nieuwegein, gaf ik een presentatie over de mogelijke rol van ICT in de handelsrelatie tussen Nederland en Azie. Verschillende bezoekers vroegen om de presentatie. Bij deze.

dinsdag 15 maart 2016

Duitse statistieken

Een van de tabellen die mijn aandacht trok in het Situationsbericht 2015/16 (zie de blog van gisteren) is de verandering in de veestapel: sinds 1900 implodeerde het aantal schapen, geiten (beide melkkoeien van de armen en mestproducenten op zand?) en paarden (wier paardenkrachten niet meer nodig waren) en explodeerde het aantal varkens en pluimvee. Het aantal runderen nam met een derde af. De Duitser onder Bismarck at 47 kg vlees, de onderdaan van Frau Merkel verorbert er 88. Met nog maar 58 kg aardappelen, dat waren er in 1900 meer dan 270 kg.

maandag 14 maart 2016

De situatie in Duitsland

Het bieden van een jaarlijkse overzicht in de agrarische situatie via een soort State of the Union staat in Nederland aardig onder druk, nu de jaarrapporten van de productschappen zijn verdwenen en bij de overheid men het liefst zaken in een topsectoren-contract ziet ondergebracht: maar welk bedrijf betaalt er nu mee aan het Agrarbericht.
Bij onze oosterburen is het daarentegen nog business-as-usual. De minister moet nog elk jaar het parlement informeren via het Agrarbericht, dat staat nu een keer in de wet. En een paar maanden daarvoor maakt das Deutsche Bauern Verband zijn eigen Situationsbericht. Al met de kerst ontving ik de editie 2015/16. Die ik nu van het bureau naar de kast verhuis, begeleid door een stukje waarin ik de loftrompet uitsteek.
Want het bericht is belangrijk en mooi gerestyled. Nu op het formaat van het compacte schoolboek, zoals de voorzitter in zijn intro meldt. Per pagina twee kolommen waarvan 1 voor tabellen en grafieken en 1 voor begeleidende tekst. Vooral de grafieken zijn een lust voor het oog. Mooi en helder vormgegeven, miminaal met ook symbooltje (het varkentje als het oom varkensprijzen gaat), vaak 3 of 4 dimensies in 1 grafiek zonder dat het onoverzichtelijk wordt, veelal  ook door goed kleurgebruik. Heldere legenda's, duidelijke bronvermeldingen. Veel kaartjes ook.. In sommige kaartjes is de grootte van de getallen proportioneel weergegeven (dus 12 groter dan 3). Handig.
Inhoudelijk geeft het boekje een mooi overzicht van bijna alles wat er toe lijkt te doen. Inclusief gegevens van de EU, dus ook voor ons handig. Relatief veel aandacht voor bos (een derde van Duitsland is bos) en voor bio-energie (effect van de Energiewende). Ook interessante tabellen over wat voor positiefs de Duitser in de Duitse landbouw ziet. Hoewel het misschien verstandiger is te monitoren waar men kritiek op heeft.
Komende dagen nog wat aandacht voor een paar grafieken en tabellen die mijn aandacht trokken. Het Situationsbericht is per hoofdstuk te downloaden.

zondag 13 maart 2016

De Cumpany en de walvis

Voor wie geïnteresseerd is in de economie van het organiseren (de zgn. institutionele economie) is de 19e eeuwse walvisvangst interessant. Die was buitengewoon profijtelijk. In New Bedford USA was het jaarlijkse rendement tussen 1817 en 1892 maar liefst 14% per jaar. Walvisolie was een gewild product in een tijd dat minerale olie er nog nauwelijks was.
Dat New Bedford was het centrum van deze bedrijfstak. In 1850 was 70% van de 700 Amerikaanse schepen uit die plek afkomstig, en buiten de VS waren er maar zo'n 200. En dus is de vraag, wat was het geheim achter dit succes. Geen monopolie zoals bij de VOC en waar de kapitein-managers maar een klein aandeel hadden in de onderneming van de eigenaren.

In New Bedford ontstond een management model dat de incentives van managers, eigenaren en medewerkers goed combineerde. Personeel voer voor een deel van de besomming, geen loon dus maar een winstaandeel. Managers, de agenten die het schip uitrusten,  hadden grote aandelen, waarmee ze ongeveer hetzelfde belang hadden als de paar investeerders van buiten die niet meevoeren (en die hun portie zelden tijdens de reis van de hand deden). Vervolgens had de bevelvoerend kapitein in de regel ook een aandeel in het kapitaal. De investeerders kregen de helft tot twee derde van de opbrengsten, de rest was voor de bemanning. De kapitein kreeg daarvan een twaalfde, een zgn. 12th lay. Het kon ook wel zijn dat een bemanningslid maar een 900ste lay kreeg (lees Moby Dick) maar er was dus altijd een belang. Op die manier lagen de incentives laag "in de organisatie", daar waar de meeste informatie beschikbaar is (op zee) en waren er prikkels voor een maximale inzet (en weinig lijntrekkerij).
De investerende agenten haalden hoge rendementen, maar dat ging gepaard met grote risico's. Van de 787 boten die ooit uit New Bedford vertrokken in de 18e eeuw, zonken er 272 of kwamen niet terug.
Verder zat er volgens de onderzoekers nog een cultuur-kantje aan de zaak. De Quakers waren dominant in deze business. Bekend om hun zuinigheid, ondernemerschap en netwerken. Maar ook open-minded: iedereen met talent kon aan de slag. Dat betekende dat ook voormalige slaaf uit Virginia welkom was en een nieuw type harpoen uitvond. En zo versloeg deze organisatievorm de N.V.'s die elders opereerden. De walvis heeft het geweten.

Uit: The Economist 2 januari 2016: Fin-Tech  - the first venture capitalists.

zaterdag 12 maart 2016

melk in componenten

Melk is een samengesteld product. Boeren worden dan ook eigenlijk niet voor melk betaald, maar voor de componenten vet en eiwit. En soms voor lactose. Maar niet voor de waterige vloeistof die de drager is van die componenten.
Om te voorspellen hoeveel melk er op de markt komt, kijken economen vaak naar de reactie van het melkaanbod op de melkprijs. Nuttig. Maar ook nuttig is de vraag of de boeren op korte termijn reageren op de vet- en eiwitprijzen. Op lange termijn mag je dat verwachten want boeren kunnen door fokkerij en selectief aan- en verkopen van dieren die vet/eiwitverhouding beïnvloeden. Maar ook op korte termijn kan dat: Zo kan meer krachtvoer leiden tot meer eiwit en minder vet.
Maar doen boeren dat ook, en in welke mate? Economen uit Noorwegen en IJsland rekenden er aan voor de situatie in IJsland. Of we met die resultaten in Nederland iets kunnen is de vraag want dit zijn berekeningen bij een quotum-systeem waarbij ook nog melk tegen een lagere prijs boven het quotum kan worden geleverd. De methode is natuurlijk wel nuttig en staat bekend als component supply response.
Ik vond de boeren opvallend goed reageren op prijzen: een prijsstijging van 1% voor vet in quotum-melk levert een aanvoerstijging op van 0,26%. Voor eiwit is het 0,23%. Voor de surplusmelk is de reactie bij eiwit net zo sterk: 0,26%. Voor vet is het dan echter maar 0,02%, wat volgens de onderzoekers komt omdat juist in die markt de vetprijs erg laag is.
Het beeld dat boeren vooral leuk met de koeien bezig zijn en niet gevoelig zijn voor marktprikkels wordt weer eens onderuit gehaald, ook de IJslandse melkveehouders zijn in de markt geïntegreerd, ook al wordt die markt door een quotumsysteem gereguleerd. De klacht dat er aan koeien geen knop zit waarmee je melkstroom kunt bijsturen in tijden van crises moet ook met een korreltje zout worden genomen.
n.a.v. Daniel Atsbeha et al. Component Supply Responses in Dairy Production, ERAE 43-2

vrijdag 11 maart 2016

Economie is toch een wetenschap

Economie is een echte wetenschap. Dat wist ik al, en naar ik aanneem en gezien de naam, The Economist ook, maar die levert nog even wat munitie voor wie anderen daarvan nog moet overtuigen.
Die munitie is een paper van Colin Camerer et al dat onlangs in Science stond. Zij herhaalden 18 economische laboratorium experimenten uit de jaren 2011-2014. En wat blijkt: 61% was reproduceerbaar. Het herhalingsonderzoek kwam tot dezelfde conclusies als het oorspronkelijke onderzoek.
Dat is stukken beter dan vergelijkbaar eerder onderzoek in de psychologie (36%) en het farmaceutisch onderzoek (11%). Bewijs geleverd.
Vooral de relatief omvangrijke methoden-beschrijving in de economische papers zou bijdragen aan dit goede resultaat. En dat zou dan weer komen omdat de eerste generatie experimentele economen graag zag dat hun onderzoek gerepliceerd werd, wat het bewijs zou versterken.

Uit: the Economist 5.3.2016 A far from dismal outcome

donderdag 10 maart 2016

Kijkje in de toekomst

Vandaag zette BoerEnBusiness een colum van mijn hand online met daarin de toekomst-scenario's uit ons AKIS rapport. Zie alhier

woensdag 9 maart 2016

Slides uit de Flevo

Gisteravond had ik een genoeglijke avond in Dronten. Ik mocht er een verhaal houden voor LTO Flevoland. Mooie gelegenheid de praktijk te horen en enkele oude bekenden te ontmoeten. Hier zijn de slides.

dinsdag 8 maart 2016

productie-standaarden

In veel ketens worden tegenwoordig productiestandaarden gebruikt, van GlobablGap en BRC tot geograrische indicatie of het BeterLevenKeurmerk. Die standaarden kosten geld, dus de vraag is: wat levert het op.
In de laatste editie van de ERAE schreven Yu et al er een theoretisch paper over. Het eerste wat zo'n standaard doet is dat het voor dit specifieke product de vraag vergroot, de vraagcurve schuift naar rechts. Voor die tijd was dit product immers anoniem of werd het minder vertrouwd. Tegelijkertijd verschuift het de aanbodcurve naar links: niet alle boeren maken de kosten, dus het aanbod neigt tot dalen. En dus kan de prijs omhoog. Boeren zullen natuurlijk vooral enthousiast zijn als die vraag weinig prijsgevoelig is, anders krijg je meteen vraaguitval.
Nu was dat al eerder bekend, dus de auteurs vragen zich vooral af wat de effecten zijn als de markt oligopolisch is: als de afnemende voedingsindustrie relatief machtig is omdat boeren in hun regio weinig keus hebben. Als dat het geval is, en de vraag is vrij prijsongevoelig hebben boeren belang bij een sterke standaard als die vooral de variabele kosten beïnvloed. Dan zijn ze in staat een stukje van de rent naar zich toe te trekken. Bij vaste kosten moet er geïnvesteerd en zijn ze juist weer gevoelig voor de marktmacht van de afnemer. Een standaard rond antibiotica of GMO-vrij veevoer is dus makkelijker dan eentje rond andere stalconcepten.

zondag 6 maart 2016

Kwekersrecht of patent

Over de verschillen tussen kwekersrecht en patenten en daarmee de voor- en nadelen is al heel wat afgeschreven. In de laatste uitgave van de ERAE doen Lence et al. een duit in het zakje. Zij concluderen dat het patent vooral geschikt is voor de grotere, meer risicovolle investeringen in veredeling. Zo kan de overheid ook afzien van een stukje basis-onderzoek omdat ondernemingen daar in de kapitaalmarkt in kunnen voorzien via het lonkende patent. Nadeel is dat de patenthouder minder prikkels heeft om het patent ook aan derden beschikbaar te stellen om er verder mee te veredelen, wat bij het minder sterke kwekersrecht open wordt gelaten. De houder van een kwekersrecht moet dus relatief snel zijn variëteit vermarkten, want een nieuwe cultivar dreigt. Een patent met een (eventueel verplichte) licentie is volgens de auteur daarom superieur aan een kwekersrecht.

zaterdag 5 maart 2016

De mestmarathon

Deze week werd er weer eens een nieuwe fosfaatregeling van kracht voor de melkveehouderij. Nuttig, al was het om te voorkomen dat in 2017 bij het 5e Nitraat-actieprogrramma van de EU er nog verder moet worden ingegrepen. En aan melk geen gebrek en varkens te over, als je het vanuit nationaal perspectief bekijkt. De individuele boer zal er wellicht anders tegenaan kijken. In dat licht aandacht voor het volgende:
In februari verscheen bij Natuur&Milieu een interessant rapport van Ben Hermans, met bovenstaande titel. Het is een kroniek van ruim 42 jaar Nederlands mestbeleid. Het eerste alarmerende rapport kwam in 1969 van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid in Wageningen.
Mooi overzicht, ook al is het natuurlijk vanuit het gezichtspunt van de auteur. En de centrale vraag: waarom duurt dit allemaal al zo lang, wordt niet echt beantwoord. Komt het door de politieke economie? Hebben producenten wel een vinger in de pap en kan het de stadsmens te weinig schelen om de milieugroepen meer in het zadel te helpen?  Kijkt iedereen te technisch - het debacle van jarenlang inzetten op grootschalige mestverwerking (Promest was de eerste die failliet ging) zonder levervingsplicht doet het vermoeden. En waarom werd MINAS niet EU-wetgeving proof gemaakt?
Zet 2019 alvast maar in de agenda - een congres 50 jaar mestdossier ligt helaas voor de hand. Als je een kwart van de betrokkenen op zo'n reünie weet te krijgen wordt dat in ieder geval een commercieel succes.

woensdag 2 maart 2016

ecosystemen van apps

Er zijn miljoenen apps te downloaden, maar de meesten worden maar twee of drie keer gebruikt, zo stond zaterdag in een stuk in de NRC dat vooral over 5G ging. Dat zou komen omdat ze vooral geïsoleerde ervaringen bieden waarin je steeds weer veel gegevens moet invoeren. Daarom willen ze ook allemaal toegang tot elkaars gegevens.
Daarom wordt er gewerkt aan meta-apps die je graag helemaal leren kennen en veel integreren. Zoals Google Now of Facebook M. Ook chat-netwerken lossen dit probleem deels op. Zelf ontwikkelden we er de FIspace laag voor, met buisness architecten die de apps koppelen voor een bepaalde sector.