Melk is een samengesteld product. Boeren worden dan ook eigenlijk niet voor melk betaald, maar voor de componenten vet en eiwit. En soms voor lactose. Maar niet voor de waterige vloeistof die de drager is van die componenten.
Om te voorspellen hoeveel melk er op de markt komt, kijken economen vaak naar de reactie van het melkaanbod op de melkprijs. Nuttig. Maar ook nuttig is de vraag of de boeren op korte termijn reageren op de vet- en eiwitprijzen. Op lange termijn mag je dat verwachten want boeren kunnen door fokkerij en selectief aan- en verkopen van dieren die vet/eiwitverhouding beïnvloeden. Maar ook op korte termijn kan dat: Zo kan meer krachtvoer leiden tot meer eiwit en minder vet.
Maar doen boeren dat ook, en in welke mate? Economen uit Noorwegen en IJsland rekenden er aan voor de situatie in IJsland. Of we met die resultaten in Nederland iets kunnen is de vraag want dit zijn berekeningen bij een quotum-systeem waarbij ook nog melk tegen een lagere prijs boven het quotum kan worden geleverd. De methode is natuurlijk wel nuttig en staat bekend als component supply response.
Ik vond de boeren opvallend goed reageren op prijzen: een prijsstijging van 1% voor vet in quotum-melk levert een aanvoerstijging op van 0,26%. Voor eiwit is het 0,23%. Voor de surplusmelk is de reactie bij eiwit net zo sterk: 0,26%. Voor vet is het dan echter maar 0,02%, wat volgens de onderzoekers komt omdat juist in die markt de vetprijs erg laag is.
Het beeld dat boeren vooral leuk met de koeien bezig zijn en niet gevoelig zijn voor marktprikkels wordt weer eens onderuit gehaald, ook de IJslandse melkveehouders zijn in de markt geïntegreerd, ook al wordt die markt door een quotumsysteem gereguleerd. De klacht dat er aan koeien geen knop zit waarmee je melkstroom kunt bijsturen in tijden van crises moet ook met een korreltje zout worden genomen.
n.a.v. Daniel Atsbeha et al. Component Supply Responses in Dairy Production, ERAE 43-2
Geen opmerkingen:
Een reactie posten