Vorige week was ik in Berlijn. Het was St Jan en dus de laatste dag van de aspergeoogst. Wat een mooie foto opleverde op de cover van Der Tagesspiegel. De krant koppelde er een groot artikel aan vast over het probleem van het minimumloon.
Duitsland is voornemens om met ingang van 2015 voor alle werk een mimimumloon van 8.5 euro per uur in te voeren. En dus ook voor de aspergestekers. En in de taxibranche, en in de horeca
De race is volgens de krant gelopen, wel kunnen de bedrijfstakken er nog aan ontkomen als werkgevers en werknemers een deal sluiten rond een lager miminumloon, dan is invoering pas in 2017 verplicht. En sommigen proberen dat dan nog over de oogst van 2017 heen te schuiven naar de herfst.
De boerenbonden gooien twee argumenten in de strijd: op termijn zal een deel van de teelten zich verplaatsen naar elders in Europa. En het gaat om 300.000 tijdelijke gastarbeiders die geen sociale lasten verplicht zijn als ze minder dan 50 dagen in Duitsland werken en ook thuis een baan hebben. Dan is voor hen bruto gelijk aan netto. En dan zou het wel voor wat minder dan 8.50 kunnen, zo vinden de boerenbonden.
Der Tagesspiegel 24.6.2014 Der Letzte Stich
weblog over de toekomst van de Nederlandse landbouw en het platteland. Gemotiveerd vanuit het werk als econoom, de nevenfuncties als bestuurder en de woonomgeving van de moderator, maar als persoonlijke stellingname geheel buiten de verantwoordelijkheid van mijn werkgevers - zoals het hoort bij een weblog.
maandag 30 juni 2014
zondag 29 juni 2014
WO 1 en de graanproductie
De fotootjes bij deze blog van de komende dagen zijn in dit kader ontleent aan een expositie van propagandaposters die de Nieuw Zeelandse diplomaat WB Sutch verzamelde. Ik zag ze in februari op een mooie kleine tentoonstelling in Aotearoa.
zaterdag 28 juni 2014
Op zijn Italiaans
Al eerder werden papers vertaald in het Hongaars, Spaans, Frans en Japans. Maar nu is er ook het Italiaans. Voor wie over AKIS en EIP in het Italiaans wil lezen: http://www.agriregionieuropa.univpm.it/content/article/31/37/il-ruolo-del-pei-nel-collegare-innovazione-e-ricerca-nei-sistemi-della
de geboorte van Europa
Op het seminar dat gisteren aan de VU werd georganiseerd [zie blog van gisteren] ter gelegenheid van het afscheid van prof. Michiel Keyzer sprak Prof. Peter Heather van King's College (in Londen). Zijn verhaal was getiteld "Politics of development: creating Europe in the first Millenium AD". Een zeer boeiend verhaal.
De these van Heather is dat Europa ontstond in de eerste 1000 jaar en niet zozeer uit het Romeinse Rijk maar van West naar Oost. Het eerste gebied van ontwikkeling was het westen (Ierse monniken, Engeland) vervolgens ging het centrale gebied tussen Rijn en Wistla (Warschau) zich ontwikkelen (en had misschien toch nog wel wat baat bij restanten van de Romeinen) en daarna het Oosten. En daarmee verschoof het zwaartepunt van Europa van de Mediterranee naar het Noorden. Achterliggende verklaring: de gronden in het Noorden zijn zwaarder en moeilijke te bewerken, idem het kappen van bossen - vraagt om technologie, maar als je het eenmaal hebt geleerd en aankunt, dan leveren die zware gronden in dat klimaat meer op per ha. En kan dus meer bevolkingsgroei aan.
Nog een mooi inzicht: de grens van het Romeinse rijk (en andere veroveringen) ligt daar waar de marginale kosten van veroveren gelijk zijn aan de potentiele (belasting) opbrengst in het te veroveren gebied. Ten noorden van de Rijn was te dun bevolkt en dus stopten de Romeinen. Rond die garnizoenssteden langs de grens kan wel een economie ontstaan, omdat het legeren van bv 15.000 soldaten wel tot een lokale vraagexplosie leidt.
En tot slot een verklaring waarom of boerenopstanden niet veel voorkomen en geen succes hebben; revoluties zijn een bijverschijnsel van de fabriekscultuur. Oorzaak: de organisatiekosten van het protest. Er is in de Engelse revolutie 1 boerenopstand geweest, maar vooral in de counties rond Londen, boeren trokken de stad in, doodden een paar hoge officials en de koning gaf ze in een verdrag gelijk. Boeren blij naar huis, koning verscheurt contract omdat boeren eenmaal thuis toch geen macht meer kunnen uitoefenen.
Een economische kijk op de geschiedenis, met of zonder Marx, blijft interessant.
De these van Heather is dat Europa ontstond in de eerste 1000 jaar en niet zozeer uit het Romeinse Rijk maar van West naar Oost. Het eerste gebied van ontwikkeling was het westen (Ierse monniken, Engeland) vervolgens ging het centrale gebied tussen Rijn en Wistla (Warschau) zich ontwikkelen (en had misschien toch nog wel wat baat bij restanten van de Romeinen) en daarna het Oosten. En daarmee verschoof het zwaartepunt van Europa van de Mediterranee naar het Noorden. Achterliggende verklaring: de gronden in het Noorden zijn zwaarder en moeilijke te bewerken, idem het kappen van bossen - vraagt om technologie, maar als je het eenmaal hebt geleerd en aankunt, dan leveren die zware gronden in dat klimaat meer op per ha. En kan dus meer bevolkingsgroei aan.
Nog een mooi inzicht: de grens van het Romeinse rijk (en andere veroveringen) ligt daar waar de marginale kosten van veroveren gelijk zijn aan de potentiele (belasting) opbrengst in het te veroveren gebied. Ten noorden van de Rijn was te dun bevolkt en dus stopten de Romeinen. Rond die garnizoenssteden langs de grens kan wel een economie ontstaan, omdat het legeren van bv 15.000 soldaten wel tot een lokale vraagexplosie leidt.
En tot slot een verklaring waarom of boerenopstanden niet veel voorkomen en geen succes hebben; revoluties zijn een bijverschijnsel van de fabriekscultuur. Oorzaak: de organisatiekosten van het protest. Er is in de Engelse revolutie 1 boerenopstand geweest, maar vooral in de counties rond Londen, boeren trokken de stad in, doodden een paar hoge officials en de koning gaf ze in een verdrag gelijk. Boeren blij naar huis, koning verscheurt contract omdat boeren eenmaal thuis toch geen macht meer kunnen uitoefenen.
Een economische kijk op de geschiedenis, met of zonder Marx, blijft interessant.
vrijdag 27 juni 2014
Cake bij de VU
Mooie bijeenkomst vanmiddag op de VU in Amsterdam, met tous le monde uit de landbouweconoische modellenhoek. Prof. Michiel Keyzer nam afscheid als hoogleraar en directeur SOW. Die Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorzieing werd na het rapport van de Club van Rome in de jaren 70 opgericht om met moderne wiskundige modellen de wereldvoedselvoorziening voor de groeiende bevolking (de voorspelde en bijna uitgekomen verdubbeling) te analyseren en daarmee beleidsaanbevelingen te doen. Een nog immer actueel issue, ook al concludeerde de scheidend hoogleraar dat Malthus minder gelijk had dan de Condorcet, en dat honger veelal een gevolg van gebrek aan koopkracht is.
Een mooie afscheidsrede, met nog eens aandacht voor de aardappel vanwege een mooie analogie van de beleidsopties bij honger in de wereld aan de hand van Marie Antoinette (Qu'ils mangent de la brioche - laat ze dan toch cake eten) en Louis XVI.
Lees het boekje, ook over de historie van SOW als je het te pakken kunt krijgen: prof. dr. M.A. Keyzer: De honger in de wereld, kun je daar veel aan doen? VU Amsterdam.
Een mooie afscheidsrede, met nog eens aandacht voor de aardappel vanwege een mooie analogie van de beleidsopties bij honger in de wereld aan de hand van Marie Antoinette (Qu'ils mangent de la brioche - laat ze dan toch cake eten) en Louis XVI.
Lees het boekje, ook over de historie van SOW als je het te pakken kunt krijgen: prof. dr. M.A. Keyzer: De honger in de wereld, kun je daar veel aan doen? VU Amsterdam.
dinsdag 24 juni 2014
chinees obees
Obesitas is ook in China een opkomend probleem. De hongersnood uit de vorige eeuw ligt nog vers in het geheugen, dus enige verslaving voor vetten en suikers is verklaarbaar, net als de verwende enige kinderen. Maar, zo meldde The Economist onlangs, de meeste obesitas vind je niet in de grote steden, maar in plaatsen daarom heen: daar hebben boeren hun grond te gelde gemaakt en die gezinnen doen nu niets meer dan zonder veel beweging de hele dag vette maaltijden te nuttigen.
The Economist: Chubby little emperors, 14.6.2014
maandag 23 juni 2014
De grondmarkt tussen Roermond en Venlo
Onlangs was ik in Midden-Limburg en trof een enthousiast lezer van mijn Pieterpad-wandelingen. Goede reden voor een nieuwe aflevering, waarin we 30 km van Roermond naar Venlo wandelen. Een lange wandeling, goed voor een uitgebreide bespreking van het functioneren van de grondmarkt. Zie alhier.
zondag 22 juni 2014
property rights, transactiekosten en incomplete contracten
In de bundel van Enrico Colombatto, overigens uit 2004 alweer, die ik weer ter hand nam (zie de blog van gisteren) las ik een paper van Pierre Garrouste. Hij legt de verschillen uit tussen de theorie die de onderneming als een bundel van eigendomsrechten ziet (met een oude en nieuwe variant van de property rights theorie), de theorie van de incomplete contracten en de transactiekosten-theorie van de onderneming. Een paper voor insiders en mogelijk dat er 10 jaar later al een betere versie is of meer integratie.
Dat ik het toch noem komt doordat hij een paper aanhaalt waarin de theorie werd getest. Uit de Amerikaanse bedrijfstak van vrachtauto-vervoer (trucking). De introductie van on-board computers leidde tot meer mogelijkheden voor contracting, en tot meer geintegreed eigendom van het productiemiddel, met andere woorden tot meer integratie. Kunnen we bij de introductie van de drone in de wijnbouw (foto) dus ook verifieren.
Pierre Garrouste: The new property rights of the firm in E. Colombatta (ibid).
Dat ik het toch noem komt doordat hij een paper aanhaalt waarin de theorie werd getest. Uit de Amerikaanse bedrijfstak van vrachtauto-vervoer (trucking). De introductie van on-board computers leidde tot meer mogelijkheden voor contracting, en tot meer geintegreed eigendom van het productiemiddel, met andere woorden tot meer integratie. Kunnen we bij de introductie van de drone in de wijnbouw (foto) dus ook verifieren.
Pierre Garrouste: The new property rights of the firm in E. Colombatta (ibid).
zaterdag 21 juni 2014
de economie van beperkte aansprakelijkheid
laatste fotootje uit de Nieuw Land serie: een spotprent uit De Groen Amsterdammer van 1916 over Lely |
Zoals dat van Pierre Garello, die aandacht besteed aan de eigendomsrechten rond het recht van beperkte aansrpakelijkheid zoals in een NV op BV.
Wie als klant een aanbod van een BV ziet, vindt dat misschien een voordeel boven dat van een onbekende: het staat professioneel en ooit heeft iemand de BV opgericht en daarvoor een verklaring van goed gedrag ingeleverd. Maar dat is niet het kader waarin Garello denkt.
De NV met zijn beperkte aansprakelijkheid voor de eigenaren ontstond omdat investeringen te groot werden voor een paar mensen die elkaar goed kenden en dus moesten er mede-investeerders worden gevonden. Maar zodra er veel partners aan boord komen, kunnen die niet meer goed het beheer over de onderneming uitvoeren, noch hebben ze zicht of de mede-partners zich wel optimaal gedragen voor de onderneming.
Beperkte aansprakelijkheid is dan de oplossing: de partners staan niet meer met hun hele vermogen garant, maar alleen met het geinvesteerde deel. Maar zo'n beperking is niet gratis, dat brengt kosten met zich mee. Het risico moet ergens blijven, en dat wordt naar de klanten, leveranciers en financiers (banken) geschoven: de kans op insolventie neemt immers toe in vergelijking met de situatie waarin de partners volledig garant staan met hun hele vermogen.
Het kan dus zijn dat in sommige situaties, beperkte aansprakelijkheid niet de optimale oplossing is. En in dat geval moeten de partners zelf risico beheersen, en zullen wellicht wat minder risico op zich nemen in de onderneming, en die bv. meer diversificeren. Bij de NV is er geen interne maar externe diversificatie, daar kopen de aandeelhouders aandelen van verschillende bedrijven.
Pierre Garello: Insider trading, takeovers and property rights in: E. Colombatto: the economics of property rights.
donderdag 19 juni 2014
De economie van lifestyle
Met het oog op ons project EuroDISH las ik de special issue van Maart 2013 van Applied Economic Perspectives and Policy. Een goed Amerikaans journal met wat meer empirische papers die niet per defenitie bol staan van de methodologische hoogstandjes.
Dit nummer gaat over de economie van lifestyles, obesity and nutrition. En concludeert bijvoorbeeld dat het labellen van chocolade-repen als "laag vetgehalte' leidt tot een stijging van de consumptie van het aantal calorien bij zwaarlijvigen met 46%, terwijl ze zelf inschatten dat dit maar 8% is.
De overheid heeft nog wat moeite met dit type onderzoek omdat ze consumentengedrag als souverein ziet, en minder reden ziet dat te beinvloeden dan dat van boeren of verkeersdeelnemers. Wie zich ziek wil eten of drinken moet dat zelf weten, hoewel de samenleving wel voor een deel van de kosten opdraait. Een van de papers in het blad suggereert zelfs dat de nationale veiligheid last heeft van de obesitas epidemnie: bijna 1 op 5 vrouwen die wil dienst nemen in het leger wordt afgekeurd omdat ze niet fit genoeg zijn. En dat zijn dan weer vooral vrouwen uit het Afrikaans-Amerikaanse smaldeel, waardoor de krijgsmacht minder representatief zou dreigen te worden [daar kun je vraagtekens bij zetten: die groep is mogelijk kansarm en solliciteert meer dan gemiddeld, maar dat betekent weer dat een weg uit de armoede wordt afgesneden].
Enfin, de samenleving rond de consument is niet zo maakbaar als de samenleving bij de inrichting van nieuwe polders (foto), maar een beetje meer onderzoek naar verpakking, etikettering, de rol van sport en van het aanbod (enkele papers suggereren dat het food-dessert effect, nl slecht verkrijgbaar zijn van verse groente en fruit, niet groot of zelfs afwezig is) lijkt wel op zijn plaats. We weten straks alles van het maken van gezondere voeding en van de rol van voeding in gezondheid, maar maar weinig over het gedrag van de schakel daar tussenin: de grillige consument.
Dit nummer gaat over de economie van lifestyles, obesity and nutrition. En concludeert bijvoorbeeld dat het labellen van chocolade-repen als "laag vetgehalte' leidt tot een stijging van de consumptie van het aantal calorien bij zwaarlijvigen met 46%, terwijl ze zelf inschatten dat dit maar 8% is.
De overheid heeft nog wat moeite met dit type onderzoek omdat ze consumentengedrag als souverein ziet, en minder reden ziet dat te beinvloeden dan dat van boeren of verkeersdeelnemers. Wie zich ziek wil eten of drinken moet dat zelf weten, hoewel de samenleving wel voor een deel van de kosten opdraait. Een van de papers in het blad suggereert zelfs dat de nationale veiligheid last heeft van de obesitas epidemnie: bijna 1 op 5 vrouwen die wil dienst nemen in het leger wordt afgekeurd omdat ze niet fit genoeg zijn. En dat zijn dan weer vooral vrouwen uit het Afrikaans-Amerikaanse smaldeel, waardoor de krijgsmacht minder representatief zou dreigen te worden [daar kun je vraagtekens bij zetten: die groep is mogelijk kansarm en solliciteert meer dan gemiddeld, maar dat betekent weer dat een weg uit de armoede wordt afgesneden].
Enfin, de samenleving rond de consument is niet zo maakbaar als de samenleving bij de inrichting van nieuwe polders (foto), maar een beetje meer onderzoek naar verpakking, etikettering, de rol van sport en van het aanbod (enkele papers suggereren dat het food-dessert effect, nl slecht verkrijgbaar zijn van verse groente en fruit, niet groot of zelfs afwezig is) lijkt wel op zijn plaats. We weten straks alles van het maken van gezondere voeding en van de rol van voeding in gezondheid, maar maar weinig over het gedrag van de schakel daar tussenin: de grillige consument.
dinsdag 17 juni 2014
Big data
We zitten komende dagen op Smart Agrimatics, een goede reden om het boek Big Data te bespreken. Viktor Mayer-Schönberger (een Oostenrijker die nu hoogleraar internet governance in Oxford is) en Kenneth Cukier schreven het, en vorig jaar lagen er na lovende besprekingen stapels in de airport-bookshops.Terecht, want wie het nog niet gelezen heeft moet dat echt doen.
De auteurs zien 3 verschuivingen in denken die elkaar versterken:
1] de mogelijkheid om grote hoeveelheden gegevens over een onderwerp te verwerken in plaats van een beperkt aantal: n= all, de steekproef is uit.
2] De bereidheid om de ruis van de werkelijkheid (real-world messiness) te accepteren en gebruiken in plaats van exactheid en preciese meting te vereisen. De ruis wordt goedgemaakt door de hoeveelheid
3] meer uit te gaan van correlatie dan van causaliteit. Recombinant data is in.
Het boek legt dit niet alleen allemaal uit, met natuurlijk veel mooie voorbeelden en niet alleen uit de wereld van Google en start-ups, maar ook rond bv. open data, en bespreekt ook de risico's van deze trends (zoals het beoordeeld worden op kansen door individuele profilering in plaats van op daden). Maar ook klassiekers als Luca Pacioli en Robert MacNamarra komen aan de orde.
Veel aandacht ook voor Predictive analytics, een techniek die op basis van bijvoorbeeld sensoren / internet of things data probeert te voorspellen wanneer machines stuk gaan. "Armed with sensor data, correlation analysis and similar methods can identify the specific patterns, the telltale signs, that typically crop up before something breaks." En dat kan dan omdat alles in data wordt omgezet. Datafication is troef. Dat is ook het verschil tussen Google, dat data verzameld voor de optie-waarde van second use in een heel ander domein, en Amazon, dat dat veel minder doet. Met name in webbrowsers en software als FarmVille wordt alles gemeten en geexperimenteerd: verkopen witte koeien beter dan gevlekte, eventueel experimenteer je een paar dagen met twee versies van het spel.
Ik noteer nog een paar mooie quotes en inzichten:
Het is het concept van de steekproef geweest dat de Humanities heeft omgezet in Social Sciences.
In God we trust - all others bring data zou het mantra zijn van de moderne manager zijn die niet meer op intuitie en oordeel vertrouwd.
En tot slot een quote die we het panel in Smart Agrimatics eens zullen voorleggen;
"To ensure the conditions for a burstling market for big data, we will need measures comparable to the ones that established competition and oversight in those earlier areas of technology [reference to eg. National Cash Register in the 1910s, IBM, Xerox, AT&T,Microsoft, Google]. We should enable data transactions, such as through licensing and interoperability. "
De auteurs zien 3 verschuivingen in denken die elkaar versterken:
1] de mogelijkheid om grote hoeveelheden gegevens over een onderwerp te verwerken in plaats van een beperkt aantal: n= all, de steekproef is uit.
2] De bereidheid om de ruis van de werkelijkheid (real-world messiness) te accepteren en gebruiken in plaats van exactheid en preciese meting te vereisen. De ruis wordt goedgemaakt door de hoeveelheid
3] meer uit te gaan van correlatie dan van causaliteit. Recombinant data is in.
Het boek legt dit niet alleen allemaal uit, met natuurlijk veel mooie voorbeelden en niet alleen uit de wereld van Google en start-ups, maar ook rond bv. open data, en bespreekt ook de risico's van deze trends (zoals het beoordeeld worden op kansen door individuele profilering in plaats van op daden). Maar ook klassiekers als Luca Pacioli en Robert MacNamarra komen aan de orde.
Veel aandacht ook voor Predictive analytics, een techniek die op basis van bijvoorbeeld sensoren / internet of things data probeert te voorspellen wanneer machines stuk gaan. "Armed with sensor data, correlation analysis and similar methods can identify the specific patterns, the telltale signs, that typically crop up before something breaks." En dat kan dan omdat alles in data wordt omgezet. Datafication is troef. Dat is ook het verschil tussen Google, dat data verzameld voor de optie-waarde van second use in een heel ander domein, en Amazon, dat dat veel minder doet. Met name in webbrowsers en software als FarmVille wordt alles gemeten en geexperimenteerd: verkopen witte koeien beter dan gevlekte, eventueel experimenteer je een paar dagen met twee versies van het spel.
Ik noteer nog een paar mooie quotes en inzichten:
Het is het concept van de steekproef geweest dat de Humanities heeft omgezet in Social Sciences.
In God we trust - all others bring data zou het mantra zijn van de moderne manager zijn die niet meer op intuitie en oordeel vertrouwd.
En tot slot een quote die we het panel in Smart Agrimatics eens zullen voorleggen;
"To ensure the conditions for a burstling market for big data, we will need measures comparable to the ones that established competition and oversight in those earlier areas of technology [reference to eg. National Cash Register in the 1910s, IBM, Xerox, AT&T,Microsoft, Google]. We should enable data transactions, such as through licensing and interoperability. "
maandag 16 juni 2014
Zeeuws fruit
Nu we het toch over Zeeland hebben (zie de blog van gisteren): het blad bevat een mooie boekbespreking van een boek van Jan de Jonge: Door eendracht bloeiend- over fruitteelt en de veilingen in Zeeland.
Het lovend besproken boek bevat o.a. de historie van de veilingfusies, die maar traag en met veel bestuurlijk gedoe tot stand kwamen. Met een activistische rol van het ministerie van Landbouw, middels de ambtenaren Piet Slis en Wim Tacken. De laatste liet een studie maken door het LEI en mede naar aanleiding daarvan ging op 21 juli 1985 de kogel door de kerk en fuseerden de vier veilingen tot de Cooperatieve Tuinbouwveiling Zeeland. Lang zou die niet bestaan, al snel kwam er een fusie met Zuid-Holland-Zuid en in 1996 kwam The Greenery tot stand. "En die valt nu uit elkaar" schrijft de recensist. Overigens opvallend duidelijk blijkt bij de instelling van de veildwang in WO-1 dat grotere telers geen belang hadden bij de veiling. De veiling bundelde vooral kleine partijen en dwong daarmee een betere prijs af. Voor de groten was dat niet nodig. Toen de veildwang kwam verdubbelde het aantal leden bij de veiling Goes, en vertwintigvoudigde (!) de omzet. WO-1 ging ook gepaard met prijsstijgingen maar het geeft aan dat een veiling er niet alleen was voor betere prijsvorming via transparantie en minder onderlinge concurrentie, maar vooral ook om schaalproblemen en daarmee gepaard gaande transactiekosten voor de handel op te lossen.
Enfin mooi dat ook weer eens is gedocumenteerd hoe in die tijd de overheid activistisch de concurrentiepositie verbeterde door de weg te wijzen. Dat is in het huidige EZ-denken minder vanzelfsprekend.
Het lovend besproken boek bevat o.a. de historie van de veilingfusies, die maar traag en met veel bestuurlijk gedoe tot stand kwamen. Met een activistische rol van het ministerie van Landbouw, middels de ambtenaren Piet Slis en Wim Tacken. De laatste liet een studie maken door het LEI en mede naar aanleiding daarvan ging op 21 juli 1985 de kogel door de kerk en fuseerden de vier veilingen tot de Cooperatieve Tuinbouwveiling Zeeland. Lang zou die niet bestaan, al snel kwam er een fusie met Zuid-Holland-Zuid en in 1996 kwam The Greenery tot stand. "En die valt nu uit elkaar" schrijft de recensist. Overigens opvallend duidelijk blijkt bij de instelling van de veildwang in WO-1 dat grotere telers geen belang hadden bij de veiling. De veiling bundelde vooral kleine partijen en dwong daarmee een betere prijs af. Voor de groten was dat niet nodig. Toen de veildwang kwam verdubbelde het aantal leden bij de veiling Goes, en vertwintigvoudigde (!) de omzet. WO-1 ging ook gepaard met prijsstijgingen maar het geeft aan dat een veiling er niet alleen was voor betere prijsvorming via transparantie en minder onderlinge concurrentie, maar vooral ook om schaalproblemen en daarmee gepaard gaande transactiekosten voor de handel op te lossen.
Enfin mooi dat ook weer eens is gedocumenteerd hoe in die tijd de overheid activistisch de concurrentiepositie verbeterde door de weg te wijzen. Dat is in het huidige EZ-denken minder vanzelfsprekend.
zondag 15 juni 2014
Donker Zeeland
Hiernaast een kaartje met de nachtelijke lichtvervuiling in de Benelux. Zeeland komt eruit als een groen-blauwe oase in een stedenring van de Randstad, Brabant en Vlaanderen. In de reflectiecommissie voor de Zuidwestelijke delta waar ik een paar jaar geleden deel van uit mocht maken heb ik het plaatje laten zien om aan te tonen dat toerisme en landbouw in Zeeland zich kunnen onderscheiden met rust, ruimte en donkere nachten.
Dat ik dit hier opnieuw opvoer, komt omdat ik afgelopen week een artikel van Willem van den Broeke las in het blad Zeeland, de uitgave van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Van de Broeke is een gerespecteerd historicus en schreef bij de presentatie van deel 4 van de mooie serie boeken Geschiedenis van Zeeland een artikel "Zeeland 1814-1914; een provincie met potentie in plaats van een provincie in de periferie'.
Dat deel 4 bevat op de voor- en achterkant portretten van de 'Domburgse school" schilder Ferdinand Hart Nibrig van een boer en boerin van Zoutelande. Ik vond dat een geweldige keuze: de plattelandsboer en boerin, maar ook de opkomst van toerisme met Domburg en zijn kunstenaars als een van de voorlopers.Van de Broeke denkt daar anders over, alweer die nadruk op landbouw. Natuurlijk heb ik er een tikje een zwak voor, er liggen familiewortels in Zoutelande.
Het punt van Van den Broeke is dat het argument dat de provincie in de periferie zich zou moeten concentreren op groen en blauw geen recht doet aan de interne dynamiek. Nu was de periferie niet het argument voor het concurrentievoordeel van het imago van rust en ruimte, hooguit een oorzaak daarvan, maar dat terzijde.
Helaas (of gelukkig) overtuigt het artikel mij niet. De auteur laat scheepswerf De Schelde terecht buiten beschouwing omdat die tot stand kwam met steun van de overheid. Wel ten tonele wordt gevoerd de calicot ondernemingen: de weverijen van katoentjes voor Indie die in de 19e eeuw door heel het land werden opgericht. Maar ook dat was gebaseerd op overheidsingrijpen, de gouverneur van Zeeland regelde een quotum bij de minister van Kolonien, de fameuse Van den Bosch (van Frederiksoord faam, neem ik aan). En vervolgens was er een Twentse ondernemer die op basis van die afzetgarantie het wel aandurfde. Maar later weer vertrok waarna de zaak instortte.
Het tweede voorbeeld van dynamiek ligt in de aanleg van kanalen en spoorwegen, en hoewel toen deels met privaat kapitaal, zit toch zulke infrastructuur dicht tegen de overheid aan. Blijven er nog twee voorbeelden over. Allereerst The Vitrite Works Ltd uit Middelburg. Vitrite was een zwarte, glasachtige vulling voor lampenvoeten. Het vestigde zich in Middelburg om Engelse patentrechten te omzeilen, en omdat daar al eenzelfde bedrijf van ene Johan Boudewijnse was, die van het patent gebruik maakte. Die zou de Vitrite overnemen toen het failliet ging. In 1914 werkten er 450 mensen en die hadden ongeveer de helft van de Europese productie in handen. Maar gebrek aan messing, relatief hoge arbeidskosten en aandeelhouder Philips verhinderden verdere expansie.
Het laatste voorbeeld is de cokesindustrie in Sluiskil. Die werd in 1911 opgericht door Franse industrielen uit Lotharingen, die zich wijselijk minder afhankelijk wilden maken van het Ruhrgebied door in Sluiskil steenkolen in cokes om te zetten en via het spoor Terneuzen - Mechelen (en verder) naar Lotharingen te transporteren. In 1913 ging de fabriek open, in 1914 moest ze door WO I alweer sluiten. De analyse van de industrielen zat in de goede richting, maar was niet goed genoeg.
Overigens werd de cokesfabriek opgezet als een coöperatie "omdat het hier ging om de stichting van een kapitaal-intensief bedrijf [..], zo konden diverse geinteresseerde partijen bij de financiering betrokken worden". In de coöperatietheorie leren we tegenwoordig dat een van de problemen van deze rechtsvorm juist het aantrekken van kapitaal is, de leden willen liever hogere (of in dit geval bij inputs: lagere) prijzen voor hun producten dan winst en een tegengesteld belang tussen de gebruikers-eigenaren en de financiers is lastig in de internal governance. Hier had dus moeten staan "omdat de ondernemers als een verlengstuk van hun Lotharingse staalindustrie ook cokes wilden maken werd voor de coöperatievorm gekozen". Onduidelijk is of de ondernemers zo dachten (en of dat toen de stand van denken over deze ondernemingsvorm was) of dat Van den Broeke deze onjuiste verklaring te berde brengt.
Enfin, van mij mag Zeeland industrialiseren (en doet dat rond Sloe en het Kanaal van Gent naar Terneuzen), maar de interne dynamiek van de 19e eeuw overtuigd niet als het om industrieel ondernemerschap gaat. Teveel gebaseerd op overheid en niet-Zeeuwse ondernemers, alleen bij de Vitrite scheen een tijdje het licht. Ik zie vooral meer in de rust en ruimte voor landbouw, toerisme en in zo'n omgeving zich thuisvoelende zakelijke dienstverlening en creatieve industrie richting die industrie die al als een cirkel om het gebied ligt. Maar je weet het nooit: afgelopen week besteedde The Economist in zijn Technology Quarterly bijna een pagina aan LUXeXcel uit Goes, dat lenzen print. Om met een STERspotje te eindigen: De provincie had (terecht) een miljoen over voor een mooie geschiedenisbeschrijving, misschien moet een wat kleiner bedrag worden uitgetrokken voor een economische toekomstverkenning.
Dat ik dit hier opnieuw opvoer, komt omdat ik afgelopen week een artikel van Willem van den Broeke las in het blad Zeeland, de uitgave van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Van de Broeke is een gerespecteerd historicus en schreef bij de presentatie van deel 4 van de mooie serie boeken Geschiedenis van Zeeland een artikel "Zeeland 1814-1914; een provincie met potentie in plaats van een provincie in de periferie'.
Dat deel 4 bevat op de voor- en achterkant portretten van de 'Domburgse school" schilder Ferdinand Hart Nibrig van een boer en boerin van Zoutelande. Ik vond dat een geweldige keuze: de plattelandsboer en boerin, maar ook de opkomst van toerisme met Domburg en zijn kunstenaars als een van de voorlopers.Van de Broeke denkt daar anders over, alweer die nadruk op landbouw. Natuurlijk heb ik er een tikje een zwak voor, er liggen familiewortels in Zoutelande.
Het punt van Van den Broeke is dat het argument dat de provincie in de periferie zich zou moeten concentreren op groen en blauw geen recht doet aan de interne dynamiek. Nu was de periferie niet het argument voor het concurrentievoordeel van het imago van rust en ruimte, hooguit een oorzaak daarvan, maar dat terzijde.
Helaas (of gelukkig) overtuigt het artikel mij niet. De auteur laat scheepswerf De Schelde terecht buiten beschouwing omdat die tot stand kwam met steun van de overheid. Wel ten tonele wordt gevoerd de calicot ondernemingen: de weverijen van katoentjes voor Indie die in de 19e eeuw door heel het land werden opgericht. Maar ook dat was gebaseerd op overheidsingrijpen, de gouverneur van Zeeland regelde een quotum bij de minister van Kolonien, de fameuse Van den Bosch (van Frederiksoord faam, neem ik aan). En vervolgens was er een Twentse ondernemer die op basis van die afzetgarantie het wel aandurfde. Maar later weer vertrok waarna de zaak instortte.
Het tweede voorbeeld van dynamiek ligt in de aanleg van kanalen en spoorwegen, en hoewel toen deels met privaat kapitaal, zit toch zulke infrastructuur dicht tegen de overheid aan. Blijven er nog twee voorbeelden over. Allereerst The Vitrite Works Ltd uit Middelburg. Vitrite was een zwarte, glasachtige vulling voor lampenvoeten. Het vestigde zich in Middelburg om Engelse patentrechten te omzeilen, en omdat daar al eenzelfde bedrijf van ene Johan Boudewijnse was, die van het patent gebruik maakte. Die zou de Vitrite overnemen toen het failliet ging. In 1914 werkten er 450 mensen en die hadden ongeveer de helft van de Europese productie in handen. Maar gebrek aan messing, relatief hoge arbeidskosten en aandeelhouder Philips verhinderden verdere expansie.
Het laatste voorbeeld is de cokesindustrie in Sluiskil. Die werd in 1911 opgericht door Franse industrielen uit Lotharingen, die zich wijselijk minder afhankelijk wilden maken van het Ruhrgebied door in Sluiskil steenkolen in cokes om te zetten en via het spoor Terneuzen - Mechelen (en verder) naar Lotharingen te transporteren. In 1913 ging de fabriek open, in 1914 moest ze door WO I alweer sluiten. De analyse van de industrielen zat in de goede richting, maar was niet goed genoeg.
Overigens werd de cokesfabriek opgezet als een coöperatie "omdat het hier ging om de stichting van een kapitaal-intensief bedrijf [..], zo konden diverse geinteresseerde partijen bij de financiering betrokken worden". In de coöperatietheorie leren we tegenwoordig dat een van de problemen van deze rechtsvorm juist het aantrekken van kapitaal is, de leden willen liever hogere (of in dit geval bij inputs: lagere) prijzen voor hun producten dan winst en een tegengesteld belang tussen de gebruikers-eigenaren en de financiers is lastig in de internal governance. Hier had dus moeten staan "omdat de ondernemers als een verlengstuk van hun Lotharingse staalindustrie ook cokes wilden maken werd voor de coöperatievorm gekozen". Onduidelijk is of de ondernemers zo dachten (en of dat toen de stand van denken over deze ondernemingsvorm was) of dat Van den Broeke deze onjuiste verklaring te berde brengt.
Enfin, van mij mag Zeeland industrialiseren (en doet dat rond Sloe en het Kanaal van Gent naar Terneuzen), maar de interne dynamiek van de 19e eeuw overtuigd niet als het om industrieel ondernemerschap gaat. Teveel gebaseerd op overheid en niet-Zeeuwse ondernemers, alleen bij de Vitrite scheen een tijdje het licht. Ik zie vooral meer in de rust en ruimte voor landbouw, toerisme en in zo'n omgeving zich thuisvoelende zakelijke dienstverlening en creatieve industrie richting die industrie die al als een cirkel om het gebied ligt. Maar je weet het nooit: afgelopen week besteedde The Economist in zijn Technology Quarterly bijna een pagina aan LUXeXcel uit Goes, dat lenzen print. Om met een STERspotje te eindigen: De provincie had (terecht) een miljoen over voor een mooie geschiedenisbeschrijving, misschien moet een wat kleiner bedrag worden uitgetrokken voor een economische toekomstverkenning.
zaterdag 14 juni 2014
de markt voor onderzoek
Wie dacht dat onderzoekers nog als een soort ambtenaren in een bureaucratisch systeem werken, heeft het mis: het lijkt meer op zzp-ers die in een markt werken. Een groeimarkt waar meer geld is (in Europa althans), maar waar transcatiekosten hoog zijn. Zie de Volkskrant
Gezinsbedrijven in Limburg
Gistermiddag bracht ik door in Midden-Limburg. Ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum van een van de adviseurs organiseerde Arvalis (deels dus voortgekomen uit de oude SEV, voor wie dat nog wat zegt) een seminar over het gezinsbedrijf. "Het jaar van" werkt.
Ik mocht er een economisch getinte inleiding houden en Johan Weerkamp (wiens werk ik al eerder meldde).sprak vanuit zijn mediation ervaringen over de communicatie in gezin en bedrijf. Gevolgd door drie mooie voorbeelden van ondernemers die in de afgelopen jaren hun bedrijf heel mooi hebben weten te ontwikkelen: naar een tak zorglandbouw, naar een mooi gespecialiseerd groot melkveebedrijf (met jongvee deels de deur uit) en zelfs een eiproductenfirma die is voortgekomen uit twee rivaliserende pluimveebedrijven met eiproducten handel en nu aan ketenintegratie (inclusief voer) doet voor specialties voor mayonaisefabrikanten, Yorkshire pudding en meer van dergelijke producten.
De locatie in Grathem in een kasteeltje langs de A2 (goed bereikbaar, de aftocht werd gehinderd door 14 km file) was een mooie plek; borrel in de tuin. Een trouwlocatie, maar op vrijdag de 13e schijnt daar geen belangstelling voor te zijn, zo begreep ik.
Een van de inzichten die ik opdeed was een voor mij nog niet bekend aspect van de trend van gezins- naar familiebedrijf waarbij we te maken krijgen met MKB-trekjes van de agrarische ondernemingen is het feit dat dit soms ook tot een wat andere appreciaties van de betrokkenen bij een bedrijfsovername leidt. Op zich wel logisch: als een bedrijf groot is gegroeid, van locatie is veranderd of op een wijze produceert die in de maatschappij ook vragen oproept, verdwijnen enkele van de "gunfactoren" die de bedrijfsoverdracht aan een van de kinderen financieel mogelijk maken.
Nieuw inzicht voor mij was dat mediators nog wel eens worden geroepen bij situaties waarin adviseurs zoals de huisaccountant erg hebben gerekend en getrokken aan het koste was kost mogelijk maken van de opvolging (dat is ook hun (toekomstige) klant, zo betoogde iemand) waarbij niet de belangen van andere gezinsleden of zelfs ouders (pensioenvoorziening voor komende 25 jaar !) goed worden gewogen (terwijl die dat misschien wel verwachten). Het wordt dus in die situaties van belang om ook afspraken te maken over de rol van de adviseur.
Overigens bespraken we ook enkele situaties waarin boeren in de knel komen door die MKB-achtige kijk op een landbouwbedrijf: de overheid die wil uitkopen vindt dat iemand ook wel elders of over de grens verder kan, terwijl de ondernemer een zorgplicht voelt of zelfs juridisch heeft voor de ouders die bij de boerderij wonen. Leidt ook tot erg hoge grondprijzen.
Ik mocht er een economisch getinte inleiding houden en Johan Weerkamp (wiens werk ik al eerder meldde).sprak vanuit zijn mediation ervaringen over de communicatie in gezin en bedrijf. Gevolgd door drie mooie voorbeelden van ondernemers die in de afgelopen jaren hun bedrijf heel mooi hebben weten te ontwikkelen: naar een tak zorglandbouw, naar een mooi gespecialiseerd groot melkveebedrijf (met jongvee deels de deur uit) en zelfs een eiproductenfirma die is voortgekomen uit twee rivaliserende pluimveebedrijven met eiproducten handel en nu aan ketenintegratie (inclusief voer) doet voor specialties voor mayonaisefabrikanten, Yorkshire pudding en meer van dergelijke producten.
De locatie in Grathem in een kasteeltje langs de A2 (goed bereikbaar, de aftocht werd gehinderd door 14 km file) was een mooie plek; borrel in de tuin. Een trouwlocatie, maar op vrijdag de 13e schijnt daar geen belangstelling voor te zijn, zo begreep ik.
Een van de inzichten die ik opdeed was een voor mij nog niet bekend aspect van de trend van gezins- naar familiebedrijf waarbij we te maken krijgen met MKB-trekjes van de agrarische ondernemingen is het feit dat dit soms ook tot een wat andere appreciaties van de betrokkenen bij een bedrijfsovername leidt. Op zich wel logisch: als een bedrijf groot is gegroeid, van locatie is veranderd of op een wijze produceert die in de maatschappij ook vragen oproept, verdwijnen enkele van de "gunfactoren" die de bedrijfsoverdracht aan een van de kinderen financieel mogelijk maken.
Nieuw inzicht voor mij was dat mediators nog wel eens worden geroepen bij situaties waarin adviseurs zoals de huisaccountant erg hebben gerekend en getrokken aan het koste was kost mogelijk maken van de opvolging (dat is ook hun (toekomstige) klant, zo betoogde iemand) waarbij niet de belangen van andere gezinsleden of zelfs ouders (pensioenvoorziening voor komende 25 jaar !) goed worden gewogen (terwijl die dat misschien wel verwachten). Het wordt dus in die situaties van belang om ook afspraken te maken over de rol van de adviseur.
Overigens bespraken we ook enkele situaties waarin boeren in de knel komen door die MKB-achtige kijk op een landbouwbedrijf: de overheid die wil uitkopen vindt dat iemand ook wel elders of over de grens verder kan, terwijl de ondernemer een zorgplicht voelt of zelfs juridisch heeft voor de ouders die bij de boerderij wonen. Leidt ook tot erg hoge grondprijzen.
vrijdag 13 juni 2014
Lijstje: Hoera, de 2500ste op vrijdag de 13e
Dit is de 2500ste blogpost op deze site. Bijna dagelijks kreeg je (en zo'n 80 andere lezers per dag) een stukje onder ogen. Soms een reflectie op het (agrarisch) nieuws, en heel vaak een aantekening naar aanleiding van iets wat ik las, vroeger op een fiche (zo'n archiefkaartje) schreef voor eventueel gebruik en nu meteen maar noteer. Makkelijk overal terug te zoeken en de lezer heeft er misschien meteen wat aan. En door op te schrijven onthoud je ook makkelijker, zo is mijn ervaring.
Een enkele keer levert het een nuttige reactie op. Enfin, waar een ander elke avond de hond uit liet, liet ik 2500 keer mijn brein uit. In een soort faits divers stijl, ik begon mijn carriere ooit met het schrijven van zulke stukjes voor de achterpagina van de interne nieuwsbrief van het LEI. De specialisatie was toen nog niet zo ver doorgedrongen en dus was het een klusje voor jonge medewerkers.
Sinds mei 2006 loopt er een teller mee, en dat levert dus een lijstje op. Een lijstje dat ik nauwelijks begrijp. Veruit het meest gelezen stukje is Duur Tomatenzaad. Veel bijzonders staat er niet in. Een tijdje heb ik gedacht dat het aan de psychadelische afbeelding van de Copacabana (zie onder) lag, maar een experiment wees uit dat een andere blogpost met die afbeelding nauwelijks is geraadpleegd. Misschien wordt er veel op Tomatenzaad gegoogled (Tip: registreer Tomatenzaad.nl). Kunnen lezers een tipje van de sluier oplichten?
De nummer twee is beter verklaarbaar: het fungeerde de facto als onofficiele uitslagpagina van de polderhack in Eindhoven vorig jaar. En de nummer 3 zal wel belangstelling trekken vanwege de uitdagende titel en van Suriname-toeristen.De daarop volgende posts hebben in ieder geval goede titels. Het stukje over de 80e jarige oorlog ontleend aan het artikel van Jo Swinnen werd door een invloedrijke lezer uit de top van EZ rondgewitterd, en scoorde binnen een paar dagen veel lezers. De nummer 10 lijkt me ook een goede Google-titel.
Kortom: wie blogt of columns schrijft moet vooral veel aandacht aan de titel besteden als je vindt dat je op Google gevonden moet worden en op hits beoordeeld wilt worden (wat weinig zegt over gelezen worden en invloed van je idee).
Enfin, dank aan de lezer voor het lezen en de reacties, en het feit dat er [op een enkele uitzondering na] niet is geklaagd over typefouten. Hier is de lijst, lees ze nog eens na:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
123
|
donderdag 12 juni 2014
Lebensmittel
De foto hiernaast haalde ik van het internet, ik kwam recent op het spoor van Michael Schmidt, die vorige maand een fotografie-prijs won met zijn "Lebensmittel" en daarna helaas overleed. Hij besteedde vier jaar aan het fotograferen van de levenmiddelenketens.
woensdag 11 juni 2014
IoT heeft standaards nodig
In de voorbereiding van onze Smart Agrimatics conferentie, volgende week in Parijs, kwam ik een mooi citaat over Internet of Things tegen in de column Babage van The Economist, de internet editie van 28 mei:
Devising sensors and algorithms to handle the front- and back-ends of the IoT are the easy part. Unfortunately, few developers are tackling the really difficult bit in the middle—the myriad infrastructural gaps that lie between the sensors in things at the edge of the internet, and the data collection and analysis performed by servers in the cloud at the centre.
These unglamorous middleware issues of standards, interoperability, integration and data management—especially privacy and protection from malicious attack, along with product liability, intellectual-property rights and regulatory compliance—are going to take years to resolve. Only when they are will the IoT have any chance of transforming society in a meaningful way. That day is a long way off.
Devising sensors and algorithms to handle the front- and back-ends of the IoT are the easy part. Unfortunately, few developers are tackling the really difficult bit in the middle—the myriad infrastructural gaps that lie between the sensors in things at the edge of the internet, and the data collection and analysis performed by servers in the cloud at the centre.
These unglamorous middleware issues of standards, interoperability, integration and data management—especially privacy and protection from malicious attack, along with product liability, intellectual-property rights and regulatory compliance—are going to take years to resolve. Only when they are will the IoT have any chance of transforming society in a meaningful way. That day is a long way off.
dinsdag 10 juni 2014
groei agrarische sector door hash?
Het meten van de omvang van de economie blijft een interessant probleem. En ook dat van onderdelen ervan. Een van de meest geciteerde LEI-cijfers is die van de omvang van de agro-sector, zo'n 10 procent. Althans als je alles meetelt wat samenhangt met agro, dus ook de kunstmestfabrieken, de import en doorvoer van ananassen, het maken van chocoladerepen en het transport van veevoer.
Zo'n berekening is handig om te zien hoe zaken met elkaar samenhangen. Betekent ook dat de sector kleiner wordt als je de chemie centraal stelt, dan kun je redeneren vanuit de chemie en kunstmestfabriek en dan hoort daar een deel van de landbouw bij.
Wie dus veel topsectoren onderscheid en wil dat de cijfers optellen tot 100% houdt kleinere complexen (sectoren) over want er is minder te verdelen over de rest. Met enige regelmaat maak ik laatste jaren intense discussies mee over dit probleem.
Een volgende keer gaan we eens vragen wat er eigenlijk gebeurt met de hash-productie in deze cijfers. Het Europese systeem van nationale rekeningen (van Eurostat) heeft namelijk besloten dat illegale activiteiten zoals prostitutie en drugshandel voortaan ook in de cijfers moeten. De zwarte en grijze economie zijn tenslotte ook economie. Het verleidde The Economist vorige week (31.5.2014) tot de fraaie titel Sex, Drugs and GDP - en vandaar mijn blog.
Dat betekent dus dat de nationale rekeningen schattingen moeten gaan bevatten voor de illegale hennepkwekerijen (en de XTC labs). Die zou je dan denk ik ook tot de agrarische sector moeten rekenen, althans de hennep en hash business. De XTC-labs, ook die in boerenschuren horen bij de chemie, zo lijkt me.
De waarde van die hash-productie is hoog omdat de prijzen hoog zijn zolang het verboden is. Aanhangers van een grote agrosector zouden dus tegen legalisering moeten zijn. Overigens valt nog te bezien of door dergelijke veranderingen het aandeel van agro echt groter wordt. Want in de nieuwe berekeningen worden de uitgaven voor research and development voortaan niet meer als kosten maar als productie en daarmee omzet gezien. En dat bedrag is voor de andere sectoren groter dan voor de landbouw en voedingsmiddelenindustrie.
Zo'n berekening is handig om te zien hoe zaken met elkaar samenhangen. Betekent ook dat de sector kleiner wordt als je de chemie centraal stelt, dan kun je redeneren vanuit de chemie en kunstmestfabriek en dan hoort daar een deel van de landbouw bij.
Wie dus veel topsectoren onderscheid en wil dat de cijfers optellen tot 100% houdt kleinere complexen (sectoren) over want er is minder te verdelen over de rest. Met enige regelmaat maak ik laatste jaren intense discussies mee over dit probleem.
Een volgende keer gaan we eens vragen wat er eigenlijk gebeurt met de hash-productie in deze cijfers. Het Europese systeem van nationale rekeningen (van Eurostat) heeft namelijk besloten dat illegale activiteiten zoals prostitutie en drugshandel voortaan ook in de cijfers moeten. De zwarte en grijze economie zijn tenslotte ook economie. Het verleidde The Economist vorige week (31.5.2014) tot de fraaie titel Sex, Drugs and GDP - en vandaar mijn blog.
Dat betekent dus dat de nationale rekeningen schattingen moeten gaan bevatten voor de illegale hennepkwekerijen (en de XTC labs). Die zou je dan denk ik ook tot de agrarische sector moeten rekenen, althans de hennep en hash business. De XTC-labs, ook die in boerenschuren horen bij de chemie, zo lijkt me.
De waarde van die hash-productie is hoog omdat de prijzen hoog zijn zolang het verboden is. Aanhangers van een grote agrosector zouden dus tegen legalisering moeten zijn. Overigens valt nog te bezien of door dergelijke veranderingen het aandeel van agro echt groter wordt. Want in de nieuwe berekeningen worden de uitgaven voor research and development voortaan niet meer als kosten maar als productie en daarmee omzet gezien. En dat bedrag is voor de andere sectoren groter dan voor de landbouw en voedingsmiddelenindustrie.
Abonneren op:
Posts (Atom)