maandag 29 januari 2024

Strategische dialoog in de EU


 De boerenprotesten in verschillende landen in Europa en de strategische dialoog die Von der Leyen is gaan voeren leiden of Foodlog tot een interessante discussie of Tom Poes een list voor haar kan verzinnen. Wie dus wat van mijn hand wil lezen, kan daar terecht.

vrijdag 26 januari 2024

De Zeeuwsche Graanbouw

KZGW stuurde zijn  Archief 2023. Een dik nummer met mooie artikelen waar ik nog wel eens op terug kom. Ik noteer hier nog iets uit deel II, het jaarverslag van KZGW zelf.

Namelijk dat het Genootschap een handschrfit verwierf, getiteld  De Zeeuwsche Graanbouw, een handgeschreven gedicht van bijna 300 regels  met 11 pagina's toelichting van de heer van Wolfaartsdijk, Willem Emmery de Perponcher Sedlnitzky (1741-1819). Zou in 1801 ook bij J van Schoonhoven in Utrecht zijn verschenen, en zeer informatief zijn over werkwijzen en  werktuigen. 

donderdag 25 januari 2024

Lijstje: tips voor goede communicatie

Bij het opruimen van het archief kwam ik nog een kopietje tegen met tips voor goede communicatie. De bron is me helaas onduidelijk. Misschien heeft er iemand iets aan. Ik geeft de tips en tussen haakjes de karakteristiek van de effectieve communicatie. 

  • zoek naar interessante onderwerpen (zoek naar kansen; vraagt: wat kan ik hiermee)
  • beoordeel de inhoud, niet de verpakking (beoordeelt de inhoud, niet de verpakking)
  • wacht met reageren (schort oordeel op totdat alles helder is)
  • oefen in luisteren (doet zijn best, heeft een actieve houding)
  • laat u niet afleiden (vecht tegen afleiding of vermijdt het; tolereert slechte gewoontes; kan zich concentreren)
  • oefen uw denkvermogen (gebruikt mogelijke onderwerpen als hersengymnastiek)
  • sta open voor ideeën (interpreteert "kleurrijke bewoordingen" heeft daar geen problemen mee)
  • profiteer ervan dat denken sneller gaat dan praten (inventariseert; maakt een afweging; daagt uit; luistert "tussen de regels door")

dinsdag 23 januari 2024

sociologie van family farming

Het antwoord op de vraag wat er speciaal is aan landbouw in een kapitalistische maatschappij is niets. Die uitspraak van ene (niet de) Friedman kwam ik tegen in een artikel van Michel Blanc: Family farming in a changing world". Het paper is het openingsartikel van een special issue van het sociologieblad Sociologia Ruralis uit 1994 (Vol. XXXIV. no 4., p 279-292) dat verscheen naar aanleiding van een conferentie van sociologen in Wageningen in het voorgaande jaar.

Blanc (toen werkzaam bij INRA in Toulouse) onderzoekt desalniettemin een aantal aspecten van het gezinsbedrijf in het begin van de jaren 90. Waarom zijn de bedrijven die gebruik maken van betaalde arbeid, zoals gebruikelijk in de kapitalistische maatschappij, zo gering in aantal : En wat zijn dan de basis karakteristieken van die gezinslandbouw? Een paar noties die ik interessant vond bij herlezing, noteer ik hier. 
Blanc merkt eerst op dat land (grond) het meest onderscheidende is. Zodra die maar beperkt een rol speelt (intensieve veehouderij, tuinbouw) zie je meteen een toename van een kapitalistisch systeem met betaalde arbeid. De formulering verraadt een wat  marxistische inslag. Zo komt contract-landbouw aan de orde met de boer als verkapte werknemer. Overigens verzet Blanc zich tegen het idee van andere auteurs dat die boer tegen stukloon werkt: zolang hij zijn eigen technologie kan kiezen, staat dat stukloon (per kalf, per varken) niet ook als inkomen vast.  Wel wordt met instemming ene Davis geciteerd die constateert dat het kapitaal op andere manieren de surplus waarde van boeren kan afromen: schulden, een onevenwichtige ruil tussen boeren en de industrie, Toch valt het volgens Blanc wel mee met de proletariscring van de boerenstand. 

Wel zijn er situaties waar de boeren peasants (keuterboeren) zijn en maar deels in de markt zijn geïntegreerd en veel voor eigen consumptie telen. Hun reactie bij dalende prijzen is vaak niet het overstappen op andere activiteiten maar je terugtrekken uit de markt en meer op zelfvoorziening richten. Maar het lijkt Blanc niet de typische situatie van dat moment in West Europa. De bulkproductie (commodity production) leidt wel tot een strategie van steeds verdere kostprijsverlaging en daartoe schaalvergroting zodat boeren concurrent zijn op de grondmarkt en steeds weer moeten afwegen tussen gezinsconsumptie en investeren in het bedrijf. Dat kan leiden tot zelf-exploitatie ten koste van consumptie. Chayanov is nooit ver weg. Kenmerk van het gezinsbedrijf is dat de loonkosten geen exogene variabele zijn, maar een residu. 

Een van de ontwikkelingen die Blanc ziet is die naar afstandelijk management door de boer die eigenlijk wat anders doet en het uitvoerend werk overlaat aan werknemers of loonwerkers: telefoon-boeren. Inmiddels ook in Afrika gesignaleerd 

Blanc buigt zich ook over de bedrijfsopvolging. Omdat boeren lang de dorpseconomie en het dorpsbestuur domineerden, denkt de socioloog dat ze zich als een aparte groep zijn gaan zien. Het besturen van coöperaties draagt daar ook aan bij. "their inward looking and agro-centric view of the world" zou het gevolg zijn, en dat zou dan weer bijdragen aan het willen overdragen van het bedrijf aan een volgende generatie om de dynastie voort te zetten. En van de volgende generatie om het over te nemen, status incluis. Blanc haalt Marsden aan met de bewering dat bedrijfsuitbreiding niet gedaan zou worden met het oog op economische overwegingen maar in de basis om een zoon boer te maken. Het is bekend dat het moment dat een opvolger een beeld komt, een fase is van expansie, maar het gaat me wat ver om dat op die manier te interpreteren. Enfin. 

Interessant is een beschouwing over de verschillen tussen regio's over hoe het bedrijf resp. het familiekapitaal wordt overgedragen. Met name in middellandse-zee landen kom je een systeem tegen waarin de boerderij en het kapitaal gelijk worden verdeeld: de boerderij wordt gesplitst. Dat bevordert pluri-activiteit, ofwel boeren als neveninkomsten.  Het tegenovergestelde is dat de boerderij in takt blijft en dat de kinderen ongelijk worden behandeld: 1 opvolger gaat er met de buit vandoor (al of niet met een verplichting voor de oude dag van de ouders te zorgen en nadat andere kinderen een opleiding elders hebben gekregen). Dit type bedrijf kan zichzelf continueren zonder al te veel op vreemd vermogen bij de overname te hoeven leunen. Het komt blijkbaar veel in Noord Europa voor. Een derde variant is die waarbij de boerderij intact blijft maar het vermogen wordt gedeeld over de erfgenamen.  Dat vraagt om een forse investering van de volgende generatie, die vaak wel vergemakkelijkt wordt door de familie en de belastingdienst. Voordeel van deze aanpak is dat alleen de meest efficiënte bedrijven kunnen worden overgenomen omdat het vreemd vermogen uit de markt moet worden beloond.
Op basis van deze inzichten ziet Blanc wel wat uitdagingen voor het gezinsbedrijf dat een farm family business wordt. Als uitweg van de milieuproblemen ziet hij een nieuwe vorm van landbouw die ook landschapsdiensten levert en daarvoor betaalt wordt met subsidies en regionale producten van hoge kwaliteit.  Probleem is wel dat het niet makkelijk is daar te komen want het vraagt een nieuwe professionele en sociale identiteit van boeren. 
Een andere uitdaging is de individualisering in de maatschappij die de generatieoverdracht van de steeds kapitaalintensievere boerderij bemoeilijkt. Er zijn misschien wel minder kinderen in het gezin, maar die willen wel vaker delen en de ouders moeten ook nog een langere pensioentijd door.  Overigens denkt de auteur dat nu boeren in de dorpsgemeenschap aan invloed hebben verloren, het beroep ook minder status heeft en er minder interesse bij opvolgers zal zijn.  De belangstelling in landbouwdynastie neemt met name af bij jonge boeren met uitgebreide sociale en economische contacten buiten de sector zo stelt de auteur.  
Voorspellen in de wetenschap is lastig, maar dit dertig jaar oude artikel uit 1994 is opvallend actuele sociologie.

 

maandag 22 januari 2024

Teeltondersteuning

 


Hier zijn de slides van mijn inleiding van vanmiddag in Geldermalsen. Er werd een Handreiking Teeltondersteunende Voorzieningen ten doop gehouden. Ik sprak over het voeren van de dialoog tussen ondernemers en burgers over met die handleiding. De sheets staan op slideshare.

woensdag 17 januari 2024

Economie van BZV

Bij het opruimen van het archief kwam ik nog wat aardige papers tegen. Zoals een over de economie van de ongetrouwde boer. In de European Review of Agricultural Economics van 1995 boog Guenhael Jegouzo zi h over de ongetrouwde boer ("Economic determinants of male farmers'marital status) in Frankrijk. Met cijfers uit de jaren tachtig.

Het paper constateerde dat vooral kleinere boeren (gemeten in omzetklasse met Europese grootte-eenheden) ofwel boeren met een lager inkomen veel minder vaak gehuwd waren. Met andere woorden, vrouwen kiezen de rijkere man. Nu zou je natuurlijk ook kunnen denken dat het andersom zit, dat een getrouwd stel meer inkomen heeft als beiden werken en zich een groter bedrijf kunnen permitteren.

Maar de auteur trok alles uit de kast aan statistiek en sociologische verklaringen om de causale relatie te leggen tussen inkomen(spotentie) en huwelijkskans. Zo beschreef het paper dat in een landbouwgebied meisjes vaak gaan studeren en niet terugkeren omdat er vaak alleen (redelijk fysiek) werk is in landbouw, bosbouw en mijnbouw, weinig in scholen of zorg. Sterker nog de auteur stelt dat bij meerdere kinderen de boerederij naar een jongen gaat, dat de vader veelal probeert een jongen boer tet maken en een moeder haar dochter aanmoedigt te vertrekken omdat trouwen met een boer niet altijd even aantrekkelijk is voor eigen ontplooiing. Er is dus een mannenoverschot in veel landbouwregio's en de dames hebben de keuze. En dan hebben grotere boeren een streepje voor. Geldt allemaal niet voor individuele gevallen, dit is Frankrijk in de jaren 80 maar je zou er zo maar een tv programma over kunnen maken. Misschien kan een student eens onderzoek doen naar het aantal brieven dat boeren bij Boer zoekt vrouw ontvangen in de 1e ronde in relatie tot de bedrijfsgrootte (en net als in het paper zoveel mogelijk corrigeren voor andere factoren...). 

maandag 15 januari 2024

liberalisme zonder cement

Het ver doorgevoerde liberalisme heeft het cement uit de Nederlandse samenleving gezandstraald”, schreef top-journalist Marc Chavannes  in 2022 in de Correspondent.  Hij overleed vorige week en Floor Rusman citeerde dat in haar column in de NRC. Mooi  citaat om te onthouden hoewel je er economisch vraagtekens bij kunt zetten. Er is wel enige zorg over privatiseringen en afbreken van publieke organisaties als productschappen of de DLG maar de echte boosheid komt toch voort uit de Toeslag-affaire of Groningen of bedreigend milieubeleid. En misschien uit schaalvergroting in de zorg of onderwijs - wat niet per definitie komt door liberalisering. Tenzij gedoeld wordt op kwaliteitsverlies in onderwijs en zorg door achterblijvende lonen of jaloersheid op topinkomens en vermogenden. Hoewel het de vraag is of de inkomensongelijkheid wel toeneemt, zo constateert CBS. Liberalisering heeft wel een 'ikke-eerst' mentaliteit opgeroepen met -vreemd genoeg- geklaag dat de overheid dat niet regelt als het ikke zelf niet lukt. 

zaterdag 13 januari 2024

Gebouwgebonden landbouw

 

Jannemarie de Jonge van het College van Rijksadviseurs kijkt naar de ruimtelijke ordening en de locatie voor gebouwgebonden land- en tuinbouw. Liever geen gespreid glas of intensieve veehouderij maar clustering. We spraken erover in een interview dat Foodlog online zette.

vrijdag 12 januari 2024

paardenkrachten

Mooi trivia-weetje uit het Shell PR blad Venster: het begrip paardenkracht had ook wel ponykracht kunnen heten en is een marketingterm. Dat zit zo: James Watt, een instrumentenmaker aan de universiteit van Glasgow krijgt in 1763 een primitieve stoommachine van het type Newcombe te repareren. Die werden ingezet in de koper- en tinmijnen in Cornwall die nog al wat last hadden van water, de schachten liepen deels tot onder zee. In die mijnen werden Shetlandpony's (die een lage schofthoogte hebben) ingezet daar waar de stoommachine nog ontbreekt of niet efficiënt genoeg is. Watt repareert en maakt daarna een verbeterde machine, met een condensatiekamer zodat stoom en warmte behouden blijft en de steenkool-efficiency van deze 'vuurmachine' dus fors omhoog gaat. 

Dat wordt een start-up met de ondernemer Matthew Boulton en Watt ziet bierbrouwer  Samual Whitbread als een potentiele koper. Bij hem draaien paarden 144 rondjes per uur in de rosmolen voor de aandrijving. Watt gaat er vanuit dat hij aan overtuigingskracht wint als hij kan aangeven hoeveel paarden zijn stoommachine vervangt.  Watt bestudeert mijnpony's, molenpaarden, boerderijpaarden, telt rondjes en gooit er een hoeveelheid wiskunde tegenaan om te concluderen dat een paard ongeveer 33.000 Engelse ponden (15 ton) per foot (30.48 cm) per minuut kan verplaatsen. Dat is 1 paardenkracht.  Watt legt de bierbrouwer uit dat zijn machine 200 paarden kan vervangen, of wel 200 pk levert. En dan zonder het gedoe van die paarden met hun verzorging en voer (maar met steenkool). De brouwer gaat er in mee en verdubbelt binnen een jaar zijn populaire bierproductie. Inmiddels is een paardenkracht gelijk aan 746 watt. 

Monika Jak: Paardenkracht in Venster, januari 2024, p.9

dinsdag 9 januari 2024

systeemfalen


 Het schiet niet zo op met de transities in Nederland. Overheid, bedrijfsleven en samenleving weten elkaar maar slecht te vinden in een beeld van waar we naar toe willen. Net voor de kerst publiceerden we bij de Rli een verkenning, met het idee daar dit jaar verder aan te werken in een advies. Hierbij een link naar de verkenning. 

maandag 8 januari 2024

data management

 Ik zette mijn laatste column uit Food- en Agribusiness op Linkedin en dat leverde een nuttige discussie op. Voor de liefhebbers van data management in de agrarische sector, zie hier

vrijdag 5 januari 2024

Pootafdruk

 

Bij lezingen wordt ik nog wel eens gevraagd naar de onduurzaamheid van het (Randstedelijke) huisdier. Dankzij een artikel in VORK, dat in december uit kwam, kan ik er voortaan wat over zeggen.  E en middelgrote hond heeft een pootafdruk in CO2-equivalanten via zijn voeding van 870 kg per jaar, dat is net zoveel als met het vliegtuig op en neer naar Gran Canaria. Er zijn (cijfers 2022) ca. 1.8 miljoen honden in Nederland. En 3 miljoen katten. Die vragen 0.4 -0.7 ha per dier per jaar aan landbouwgrond voor hun voer, bij de honden is dat 0.9-3.7 ha.  Daarnaast moet je natuurlijk ook denken aan vermesting door uitlaten en de aanslag op de vogelstand. 

Komt omdat de dieren vleeseters zijn. En dat gebeurt wel deels met afvalvlees (orgaanvlees e.d.) maar dat heeft deels  ook een alternatieve aanwending (biogas e.d.) en bovendien zijn baasjes gecharmeerd van blikjes met goed vlees want voor je dier dat je baby is, wil je het beste. Overigens is er intussen ook een vegan veevoertrend. Bij honden schijnt dat wel te kunnen, die eten al eeuwen wat de pot schaft en hebben zich daar aan aangepast. En tot recent zat er niet zoveel vlees in die potten.

Een beetje minder voer is het eerste wat helpt: De helft van de honden en katten heeft overgewicht, 8 a 10 procent is obees. 

De auteur van het stuk doet ook nog een leuk gedachtenexperiment dat weer eens aangeeft hoe er eigenlijk geen wereldvoedselprobleem is (en daar geen argumenten aan ontleend moeten worden om te vervuilen): Als alle katten en honden in de wereld plantaardig zouden eten dan kont er een oppervlakte landbouwgrond vrij ter grootte van Argentinië, genoeg om een half miljard mensen te voeden, er zijn 2 miljard minder dieren nodig voor honden- en kattenvoer en de uitstoot van broeikasgassen gaat in de veehouderij 9% omlaag.

Nu nog een beleidsinstrument. Subsidie op Japanse robotkatten ??

Zie: Lisa Dietz: De pootafdruk van je harige huisgenoot. in V0rk: 10-4, december 2023

woensdag 3 januari 2024

Walvis

 Laatste post n.a.v. de kersteditie van The Economist. Over de walvis, en met name over het beprijzen ervan. Eens was dat simpel, dat gebeurde in de markt, nu gebeurt dat door externe kosten en baten te analyseren en waarderen. Het artikel geeft wat inkijkjes in welke problemen dat oproept. 

In 1859 werd er olie aangeboord in Pennsylvania, waardoor olielampen voortaan niet meer met traanolie (walvisolie) hoefden te worden gestookt maar er kerosinelampen kwamen. Vanity Fair publiceerde in 1861 dan ook een cartoon met een paar walvissen met een glas champagne. In 1851, het jaar waarin Herman Melville "Moby Dick" publiceerde vertrokken er nog 137 walvisvaartreizen uit New Bedford, Massachusetts. Aan het eind van de eeuw waren het er maar een dozijn. De walvisolieprijs halveerden. 

Toch duurde het nog lang voor de walvisvaart tot een eind kwam. Want de fossiele brandstof maakte de jacht veel goedkoper. En erger: het maakte het ook mogelijk om met stoomschepen in de wateren van Antarctica op jacht te gaan. Door de fossiele olie werd het ook makkelijker om explosieven te maken, die hun weg vonden naar explosieve harpoenen. En bovenal: die explosieven vroegen om glycerine, voor nitroglycerine, en het bleek dat walvissen dat konden leveren. 

Ook werden de walvissen een goedkope bron voor pet food en in de margarine productie. Rond 1935 werd 84% van de walvisolie tot margarine verwerkt. De marktwaarde van een walvis steeg naar 1.800 pond (130.000 dollar in 2013 waarde). 

Al in 1911 begonnen de Britten met licenties maar economie, politiek en het internationale karakter van het probleem van dreigend uitsterven maakte dat weinig succesvol. Door de introductie van varende verwerkingsfabrieken was controle op regels vrijwel onmogelijk. Het was overproductie die nog enig effect had: tijdens de Depressie was grootverbruiker Unilever in 1930 bereid de hele voorraad olie op te kopen op voorwaarde dat Noorwegen in seizoen 1931/32 niet zou uitvaren. Het leidde tot zelfregulering van de Britse en Noorse vloot. Er kwam zo iets als een systeem van verhandelbare quota. Wel in aantallen gemeten, dus men ging de grootste exemplaren wegvangen. 

Na WO II ging de International Whaling Commission aan de slag om de markt te ordenen en uitsterven te voorkomen. Dat was aanvankelijk geen succes. De Britten en de Noren kregen meer concurrentie. Generaal McArthur moedigde Japan aan om de voedselsiutatie te verbeteren en op wolavisjacht te gaan, de Russen hadden in de oorlog een paar Amerikaanse schepen voor dat doel gekregen en gingen ook aan de slag. (Ook NL met Unilever op de achtegrond bouwde de Willem Barentz).  In de oorlog ontwikkelde sonar en beschikbare helicopters hielpen de efficinecy te verbetetren. 

Maar de koude oorlog had ook nog een bijzonder bijeffect. Bij het luisteren naar onderzeeboten registreerden wetenschappers ook het geluid van de walviscommunicatie. In 1970 haalde de LP The Songs of the Humpback Whale" de Billboard top 200. En hoewel die op 176 strandde, deed het veel voor de sympathie van het publiek en voor de conservatie. Ook landen zonder walvisvloot werden lid van de IWC en begonnen het beleid te beinvloeden. TOen Japan en de USSR de opgelegde quota te laag vonden, dreigde president Ford met een handelsboycot.  

Inmiddels is het tij gekeerd: van 450 blauwe vinvissen in de zuidelijke oceaan bij het instellen van een moartorium in 1982 zaten we rond 2000 weer op ca. 2300, een gorie van 8.5% per jaar.
De Humpbacks doen het nog beterCan 10.230 naar 42.000  In de hele 20ste eeuw zijn er naar schatting 2.9 miljoen walvissen gedood. 

The Price of a Whale, The Economist, 23.12.2023

dinsdag 2 januari 2024

de oorsprong van de macht

Je kunt je afvragen waarom vrije mensen (historisch gezien meestal boeren) zich onder het gezag van anderen of een staat stellen. Daar zijn twee theorieën over. De ene gaat uit van het idee dat er mensen zijn die graag de baas spelen, het grootste woord voeren, stamoudste zijn en macht over anderen gaan uitoefenen, meteen vaak al met geweld. De hooggeplaatsten komen en blijven in het zadel door sociale onderhandeling: ze delen af en toe gunsten uit, leggen infrastructuur voor mensen aan, verdedigen ze tegen invallers, en krijgen er macht voor terug. Karl Marx was een van de aanhangers van deze school van denken. De andere richting gaat uit van een economische benadering waarin mensen aan de basis elkaar nodig hebben om een collectieve investering te doen waarbij een organisatievorm hoort. Deze stroming gaat terug op Locke en Rousseau die stelden dat mensen zelf autoriteit af staan in ruil voor bescherming of een collectieve investering.

The Economist meldde eind vorig jaar in zijn Free Exchange rubriek dat er nu archeologisch bewijs is voor de tweede opvatting. Robert Allen, Leander Heldring en Martin Bertazzini beschrijven in een paper in de Aemerican Economic Review dat stadsvorming in het oude Mesopotamië nadat een rivier zijn bedding had verlegd niet plaats vond bij de nieuwe bedding (waar water was voor beregening van gewassen en logistiek) maar op plekken waar de rivier verdween en men een kanaal naar de rivier ging aanleggen. Dat ondersteunt de tweede theorie. 

Beting tge Farn, The Economist 23.12.2023