Om tal van redenen is de introductie van de ploeg in de
Europese landbouw een interssante episode. Niet alleen omdat het een belangrijk moment in de geschiedenis was, maar ook omdat het een mooie illustratie is van moderne innovatie-theorien. En we er hoop uit kunnen putten voor de innovatie rond de klimaatcrisis.
Tot in de vroege middeleeuwen domineerde het landbouwsysteem dat ik hier eerder besprak. Het had twee bottlenecks in de bedrijfsvoering: de haakploeg was weinig effectief omdat hij niet echt ploegde en de grond omkeerde (belangrijk om mest onder te werken en onkruid te bestrijden), c.q. met de spa kon je niet hele grote oppervlaktes bewerken. En in de herfst moesten veel dieren worden geslacht omdat er geen wintervoer was. En in de voorzomer was er voer over op de relatieve grote veevoeroppervlakte die voor de winter was aangehouden (de saltus). Vooral in midden en noordeuropa met wat koudere en langere winters was dat een forse bottleneck.
Het werd in de 11e - 13e eeuw (de centrale Middeleeuwen) opgelost door een systeeminnovatie waarin de ploeg en de zeis een grote rol speelden. Met de zeis kon gras worden gemaaid, waaruit hooi werd gemaakt en dat kon dan naar de stallen worden gebracht. Daarmee ging minder gras verloren en non de verhouding grasland/bouwland worden aangepast. En door het opstallen kwam meer mest beschikbaar.
Die vervolgens met de ploeg beter ondergewerkt kon worden. Maar er was meer nodig, vandaar mijn term systeeminnovatie: voor het transport waren wagens en karren nodig. Runderen en paarden leverden trekkracht, waarbij de eerste groep ook nog melk levert. Voor de ploeg waren betere halsters nodig om trekkracht te leveren als ook hoefijzers. En eggen om het geploegde land te breken. En zo waren er nog wat investeringen. Waarmee de landbouw dus ook een stuk kapitaalsintensiever werd: stallen, transportmiddelen, paarden, ploegen. Het was ook een systeem innovatie omdat het om een andere verkaveling vroeg, ook niet makkelijk te realiseren.
De zeis is een Franse uitvinding van net voor onze jaartelling. En als eerste gebruikt om gras te maaien voor de hooioogst. Dat gebeurde aanvankelijk op open plekken in bossen, waar het op de gemene weides vrijlopende vee niet kwam. Bij gebrek aan transportmiddelen werd het geruiterd en werd het vee er in de winter naar toegebracht.
Die dagelijkse verplaatsing van vee leidde tot het bouwen van stallen en hooibergen bij de huizen. Om de mest handelbaar te maken werden er stro. bladeren, afval, twijgen etc aan toegevoegd in de potstallen. Tegelijkertijd waren er dus karren en wagens nodig om het hooi, en later de mest, te transporteren. Het wiel was al oud, en volop in militair gebruik en voor personenvervoer in de 3e eeuw voor Christus. Maar het was duur, en het Romeinse halster was voor verbetering vatbaar.
De ploeg schijnt in het begin van onze jaartelling op allerlei plekken in de noordelijke helft van Europa geintroduceerd zo niet ontdekt te zijn. Op zwaardere grond was een wielploeg nodig. Het goedkoper worden van de ijzerproduktie lijkt essentieel te zijn geweest. Paarden waren 3 tot 4 keer zo duur als een os, maar werkten wel twee uur meer per dag. Kleine boeren hielde het bij ossen, die ook beter hun weg vinden op land met boomstronken e.d.. Het was natuurlijk ook een impuls voor de paardenfokkerij.
Tegen het eind van het eerste millenium was dit systeem in vrijwel heel midden / noord Europa ingevoerd. Het mediterrane gebied bleef daarbij achter: de noodzaak was minder groot want de winters waren korter (dus minder slacht nodig in de herfst en beter voerverbruik) en er was vaak de mogelijkheid van de transhumance: zomer- en winterweiden, hetzij de berg op (zoals in Zwitserland) hetzij over grotere afstanden (zoals in Spanje).
Ontlend aan: Mazoyer et al. A history of world agriculture, chapter 7
Tot in de vroege middeleeuwen domineerde het landbouwsysteem dat ik hier eerder besprak. Het had twee bottlenecks in de bedrijfsvoering: de haakploeg was weinig effectief omdat hij niet echt ploegde en de grond omkeerde (belangrijk om mest onder te werken en onkruid te bestrijden), c.q. met de spa kon je niet hele grote oppervlaktes bewerken. En in de herfst moesten veel dieren worden geslacht omdat er geen wintervoer was. En in de voorzomer was er voer over op de relatieve grote veevoeroppervlakte die voor de winter was aangehouden (de saltus). Vooral in midden en noordeuropa met wat koudere en langere winters was dat een forse bottleneck.
Het werd in de 11e - 13e eeuw (de centrale Middeleeuwen) opgelost door een systeeminnovatie waarin de ploeg en de zeis een grote rol speelden. Met de zeis kon gras worden gemaaid, waaruit hooi werd gemaakt en dat kon dan naar de stallen worden gebracht. Daarmee ging minder gras verloren en non de verhouding grasland/bouwland worden aangepast. En door het opstallen kwam meer mest beschikbaar.
Die vervolgens met de ploeg beter ondergewerkt kon worden. Maar er was meer nodig, vandaar mijn term systeeminnovatie: voor het transport waren wagens en karren nodig. Runderen en paarden leverden trekkracht, waarbij de eerste groep ook nog melk levert. Voor de ploeg waren betere halsters nodig om trekkracht te leveren als ook hoefijzers. En eggen om het geploegde land te breken. En zo waren er nog wat investeringen. Waarmee de landbouw dus ook een stuk kapitaalsintensiever werd: stallen, transportmiddelen, paarden, ploegen. Het was ook een systeem innovatie omdat het om een andere verkaveling vroeg, ook niet makkelijk te realiseren.
De zeis is een Franse uitvinding van net voor onze jaartelling. En als eerste gebruikt om gras te maaien voor de hooioogst. Dat gebeurde aanvankelijk op open plekken in bossen, waar het op de gemene weides vrijlopende vee niet kwam. Bij gebrek aan transportmiddelen werd het geruiterd en werd het vee er in de winter naar toegebracht.
Die dagelijkse verplaatsing van vee leidde tot het bouwen van stallen en hooibergen bij de huizen. Om de mest handelbaar te maken werden er stro. bladeren, afval, twijgen etc aan toegevoegd in de potstallen. Tegelijkertijd waren er dus karren en wagens nodig om het hooi, en later de mest, te transporteren. Het wiel was al oud, en volop in militair gebruik en voor personenvervoer in de 3e eeuw voor Christus. Maar het was duur, en het Romeinse halster was voor verbetering vatbaar.
De ploeg schijnt in het begin van onze jaartelling op allerlei plekken in de noordelijke helft van Europa geintroduceerd zo niet ontdekt te zijn. Op zwaardere grond was een wielploeg nodig. Het goedkoper worden van de ijzerproduktie lijkt essentieel te zijn geweest. Paarden waren 3 tot 4 keer zo duur als een os, maar werkten wel twee uur meer per dag. Kleine boeren hielde het bij ossen, die ook beter hun weg vinden op land met boomstronken e.d.. Het was natuurlijk ook een impuls voor de paardenfokkerij.
Tegen het eind van het eerste millenium was dit systeem in vrijwel heel midden / noord Europa ingevoerd. Het mediterrane gebied bleef daarbij achter: de noodzaak was minder groot want de winters waren korter (dus minder slacht nodig in de herfst en beter voerverbruik) en er was vaak de mogelijkheid van de transhumance: zomer- en winterweiden, hetzij de berg op (zoals in Zwitserland) hetzij over grotere afstanden (zoals in Spanje).
Ontlend aan: Mazoyer et al. A history of world agriculture, chapter 7
Geen opmerkingen:
Een reactie posten