Onze hooggeleerde Spaanse collega had ernstige bedenkingen bij de juistheid van deze weergave. Zelf hou ik het op halve waarheden. Zo is de steun aan groenten en fruit vanuit het landbouwbeleid niet groot en is er veel minder sprake van gesubsidieerde export dan voor andere producten. Dat op de grote markt van Dakkar in Senegal Spaanse groenten te krijgen zijn, zou me ook niet helemaal verbazen: wie wel eens op die markten is geweest weet dat er vrijwel alles uit de hele wereld te koop is. Ik ben in Kameroen ook wel eens een zak Nederlandse uien tegengekomen (mogelijk voor plantgoed). Anderzijds is het wel zo dat in sommige tijden van het jaar we de import van bijvoorbeeld Afrikaanse tomaten bemoeilijken, en dat heeft een zelfde effect van minder mogelijkheden voor locale landbouwproductie.
Ook lijkt me dat de inkomensverschillen tussen Afrika en Spanje zo groot zijn, dat zelfs bij een sterk uitbreidende exportgeorienteerde landbouw in Afrika, er een stroom van mensen zal zijn die een toekomst in Spanje of noordelijker zoekt. Dat kun je dus niet (alleen) de exportsteun of invoerquota verwijten.
Resteren de erbarmelijke woon- en werkomstandigheden. Ze zijn beter dan in Afrika, maar leuk lijkt het me niet. Dan liever de huisjes en schooltjes die sommige Nederlandse tuinders in Kenia bouwen. Het lijkt me dat hier enige huisvestingswetgeving (die ook gecontroleerd wordt) op zijn plaats zou kunnen zijn.
Tot slot nog een berichtje dat ik in het vliegtuig op de terugweg in de Europese editie van de WallStreet Journal las: een Amerikaanse farm lobby groep heeft 6 februari uitgeroepen tot een feestdag omdat het gemiddelde gezin op die dag genoeg verdiend had om weer het hele jaar eten te kopen. Het blijft leuk, dat uitdrukken van een percentage in een deel van een jaar. Maar er was ook direct kritiek: onvoldoende rekening gehouden met de scheve inkomensverdeling, dus armere huishoudens (de meeste) moeten nog een paar weken op langer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten