Gisteren bezochten we in het Rotterdams filmhuis Venster/Lantaren een happening met twee maatschappijkritische films: We feed the world en Our daily bread. Met tussendoor lekkere slow food hapjes rechtstreeks van de producenten en een forumdiscussie. Dankzij LEI en Slowfood.
Our daily bread laat goed zien waar techniek en de economie van schaalvergroting toe leiden: een wereldwijd, gemechaniseerd voedselsysteem. De film geeft alleen beelden met geluid, geen commentaar en de kijker mag de conclusies trekken. Voor zover ik het kan overzien zijn de beelden realistisch maar niet vertekend. Een zeer groot deel van ons voedsel wordt grootschalig geproduceerd, en er zijn af en toe op veemarkten of bij veetransport, of bij het verhakselen van mannelijke piepkuikentjes wel zaken te filmen die nog confronterender zijn dan wat er nu geboden wordt. De film toont mooie beelden met soms een beetje humor, als ware het Charlie Chaplins Modern Times.
Waarmee ik meteen maar aangeef dat er an sich weinig mis is met welvaartsverhogende schaalvergroting. Als je de 6 mensen kruipend over de grond om ijsbergsla voor de Greenery te oogsten, ondersteund door een grote machine zodat ze uit de regen zitten en weinig hoeven te tillen. al als grootschalig mag afdoen. Maar het is inderdaad anders dan grootmoeder die de tuin inliep voor een kropje sla. Net zoals we onze meubeltjes van Ikea halen, niet meer van de plaatselijke meubelmaker.
Zelf vind ik de beelden van zo'n grote vallei met alleen maar olijvenbomen of zelfs het kassengebied van Almeria van bovenaf iets moois hebben. Imposant en geasscocieerd met toenemende welvaart. Maar dat zal wel komen omdat ik in de jaren zestig in de ruimte van het grootschalige Flevoland ben opgegroeid.
De grootschaligheid lijkt hier en daar wel gevolgen te hebben voor de relatie tussen mens en dier. Dan doel ik niet direct op de beelden van de forse stieren die in het slachthuis worden afgemaakt. Dat is niet leuk, maar het letterlijke kantelpunt tussen leven en dood (de os wordt doodgeschoten in een automaat die hem levenloos op de lopende band kantelt) zag er humaner uit dan wat ik in de jaren zestig in het abatoir van Harderwijk zag, waar ook af en toe zo'n beest in doodsangst uitbrak en de Zuiderzeesestraatweg op stormde. Of het varken dat een paar jaar eerder bij ons achter de schuur werd geslacht door de plaatselijke slager. Dieren worden nu eenmaal een keer geslacht en anders zouden ze er niet zijn.
Bij beelden van het castreren van varkentjes of het op de lopende band smijten van eendagskuikentjes en het in dozen proppen van de volgroeide variant ervan, had ik wel mijn vraagtekens. Door de grote aantallen dieren zijn dit voor de betrokken medewerkers als vanzelfsprekend objecten met een nummer geworden. Dat is even wennen, of moet het anders?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten