ik besteedde de Hemelvaartsdag aan het lezen van de biografie van Will Otto - De startmotor van Flevoland. Otto was van 1963 tot 1976 directeur van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders en tevens Landdrost van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders.
Dat is dus een interessant boek want heel die periode heb ik er gewoond, en ik heb in 1975 nog stage gelopen bij het Projectbureau Almere van de RIJP dat Otto en zijn plaatsvervanger Roel van Duijn (niet dezelfde als de Amsterdamse provo) hadden opgezet onder leiding van D. Frieling. Mooie tijd en goed om multidisciplinair te leren denken.
Otto werd opgeleid in Wageningen als tropisch bosbouwer maar werkte maar kort in Nederlands Indiƫ.gezien de onafhankelijkheid. Hij kwam in Nederland terecht bij de Cultuurtechnische Dienst, de voorloper van de Landinrichtingsdienst. Die stond onder leiding van Schilleman Herweijer, die later zijn voorganger als DG bij LNV zou zijn. Die mocht ik bij leven nog wel eens ontmoeten op een verjaardagsfeestje en kende het LEI goed. Niet alleen uit zijn DG tijd maar omdat Otto een samenwerking opzette als hoofd afdeling Onderzoek van de Cultuurtechnische Dienst. De biografie citeert Herwijer over Otto (p. 86): "De omvorming van de oude afdeling Onderzoek -de winkel die alles zonder overleg zelf deed- naar de nieuwe operationele inspectie met zijn provinciale vertakkingen- was het werk van Otto. Pas toen kreeg het onderzoek greep op de eigenlijke planvorming. De brug tussen het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding (ICW), Stichting Bodemkartering en het Landbouw Economisch Instituut is door hem geprojecteerd en geslagen. De vertaling van onderzoek naar de praktijk en uitvoering is zijn werk". De eerste twee instituten zouden later opgaan in Alterra.
De kern ven het boek is natuurlijk zijn werk in Flevoland. Met name ontwerp en bouw van Lelystad kreeg vorm onder zijn leiding en ook Almere werd ontworpen. Maar eerder komt al Dronten aan de orde met de controverse over het centrum en de bouw door Frank van Klingeren van de Meerpaal. Ook nog een interessant hoofdstuk over de Markerwaard. Als DG kreeg Otto nog te maken met mestoverschot en de visfraude, de directie Visserij viel onder zijn leiding.
Al met al een interessant boek. Het is geschreven door zijn zoon Maarten F. Otto. Die zelf al aangeeft dat een biografie uit eigen kring zo zijn nadelen heeft. Het wordt al snel particulier en hier en daar (het verhaal van de familie als ramptoerist in de zomer van 1953 op Schouwen die met de auto in de modder blijft steken) is dat ook niet helemaal voorkomen. Soms is het ook wel schattig, zoals de afbeelding van de suikerzakjes die aangeven dat er voor de functie nogal door Nederland werd gereisd. Maar ik begrijp dat het plan voor de biografie van een oud-RIJP medewerker kwam en er geen geld werd gevonden voor een externe biograaf. De auteur is overigens historicus.
Het boek is documentair wel zeer compleet, wat hier en daar wel leidt tot lijstjes van bullitpoints met optredens en openingen van wegen en gebouwen (daar kon je in de polders een dagtaak aan hebben). Vermoedelijk is dit het perfectionisme dat de geportretteerde ook kenmerkte. Het boek is keurig gebonden uitgegeven bij Barkhuis.
Ik noteer ook nog even dat Anita van DIssel ooit een veelomvattende studie van de RIJP heeft gemaakt: 59 jaar eigengereide doeners in Flevoland, Noordoostpolder en Wieringermeer.Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1930 1989. uit 1991. Overigens een wat rare titel want de tot het aantreden van Otto was het de Directie Wieringermeer, deels met de toevoeging (Noordoostpolder). Wat me nog brengt op 1 foutje dat ik in het boek van Otto over Otto tegenkwam en die vaak gemaakt wordt: de Wieringermeer betitelen als IJsselmeerpolder. Dat is niet juist. Het is een Zuiderzeepolder. De polder is van 1930, de Afsluitdijk van 1932. Laat ik ook eens perfectionistisch zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten