De Boerderij van 29 april rapporteert over de biologische landbouw in Flevoland en constateert nieuwe groei: Het areaal zou nu in de 3 polders op bijna 10 procent liggen. De reden is vaak bedrijfseconomisch (hoger rendement per ha). Maar het blad constateert ook twee voordelen van clustervorming. Het eerste is wat economen een agglomeratie-effect noemen. Doordat er al veel bio-boeren zijn, is er al een 'biologische infrastructuur' met loonwerkers en buren met specifieke apparatuur zoals schoffelapparatuur, aangepaste uienzaaimachines, apparatuur voor ruggen-schoffelen en vaste mest uitrijden, onkruidbranders etc.
Een tweede en wat mij betreft interessantere reden is de sociologie van de innovatie: de gangbare boeren in Flevoland zijn al langer vertrouwd met de biologische landbouw en er zijn ook wel al "instituties" ontwikkeld om spanningen tussen gangbaar en bio te mitigeren: spelregels rond phytophtera bijvoorbeeld. De weg voor de omschakelaar is dus al gebaand door de voorgangers.
De Boerderij voert de gebruikelijke argumenten aan waarom Flevoland onze bio-provincie is: goede vruchtbaarheid van de jonge zeeklei en lage onkruiddruk op de jonge bodems. Die technische argumenten doen tekort aan de economische en politieke. Door de demografie (veel boeren zijn in een dorp min of meer tegelijk begonnen en dus van hetzelfde leeftijdscohort) is de grondmobiliteit lastiger: je koopt niet een perceel van 10 ha bij zoals op het oude land. als er al te koop komt, dan zijn het hele bedrijven. Dan is een omschakelingsstrategie dus eerder aantrekkelijk. En verder is er de rol van de gemeente Lelystad die in 1987 de biologische sector op de kaart zette.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten