Vorige week besprak ik hier het boeiende boek van Ronald Rommes over het ontstaan van de landbouwcooperties: Voor en door boeren?. Nog een notitie daarover, nu ik ook het hoofdstuk over de kredietcooperaties heb gelezen.
Die kwamen in Nederland, naar Duits voorbeeld, pas laat op gang, na 1890. Blijkbaar viel het nog wel mee met de kredietproblematiek: er was bij rijkere boeren best geld, handelaren verstrekten krediet en notarissen speelden een belangrijke rol in het omzetten van spaargelden van de een in leningen voor een ander. Maar misschien ontbrak het ook gewoon aan leiderschap.
Efin, ook hier weer veel verschillende vormen die zich pas later uitkristalisseerden. Er waren banken gelieerd aan aankoopcooeraties (zoals in Lonneker en Meppel) om kortlopende kredieten te verstrekken en zo concurrerend te zijn ten opzichte van de handel en ook de kleine boer tot cooperator te maken. Meestal waren er echter Raifeissenbanken, in het Zuiden Boerenleenbanken genoemd.
Die Boerenleenbanken werden door de Boerenbonden opgericht en in dit geval moet Pater Van den Elzen worden genoemd als drijvende kracht. Hij introduceerde ook dat woord Boerenleenbank. Interessant is dat ze veelal niet als wettelijke cooperatie vorm werden gegeven, maar als vereniging. Dat suggereert dat ze ook een sociaal doel hadden, en dat was misschien ook wel de sfeer, maar het lijkt erop dat vooral de hogere kosten van het oprichten van een wettelijke cooperatie een rol hebben gespeeld. Want juist in deze boerenleenbanken beperkte men zich tot het lenen van en aan boeren.
Bij de Raifeissenbanken daarentegen ging men al snel over op het accepteren van middenstanders en burgers als klant, en ook als lid. Overigens kwam de katholieke signatuur van de boerenleenbanken pas na 1900 op gang, toen de emancipatie van de katholieken doorsloeg in de verzuiling.
Het boek van Rommes bevat ook nog een goede synthese in het laatste hoofdstuk. Die moet je zelf maar lezen, want het boek is de aanschaf waard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten