Op de rommelmarkt van het Oogstfeest van Zevenhuizen kocht ik eerder dit jaar het jubilieumboek "Het cooperatieve alternatief" - in 1998 uitgegeven ter ere van 100 jaar Rabobank. Geschreven door een aantal wetenschappers van naam. De kerstvakantie was er om het uit te lezen. Een leuk boek, vooral ook omdat een groot deel ervan ik als klant (en soms als landbouweconoom) heb mee gemaakt; alleen al de illustraties roepen nostalgische beelden op.
Interessantst blijft echter de onstaansgeschiedenis, die een flinke brok ironie kent. De agrarische depressie 1882-1896 (veroorzaakt door goedkoop amerikaans graan dat met de goedkoper transport werd aangevoerd) leidde tot het oprichten van de Raiffeisenbanken en -door de beroemde pater Van den Elsen - de Boerenleenbanken. Ze waren nodig omdat de stedelijke banken een informatieprobleem hadden: die hadden geen kennis en informatie om kredietwaardige boeren te selecteren en aflossingen en rente af te kunnen dwingen, omdat ze geen zicht hadden op de kwaliteit van vakmanschap en ondernemerschap die de kredietwaardigheid bepalen. Maar collega-boeren en de notabelen van het dorp hadden dat wel, die wisten wie zijn rekeningen op tijd betaalde en wiens oogst er goed bij stond.
Dat is de standaardtheorie waarmee de actie van Raifeissen in Duitsland, en Van den Elsen in Brabant om in 1896 de eerste Boerenleenbank op te richten wordt verklaard. Wat ik niet wist, maar het team auteurs o.l.v. Jan Luiten van Zanden feilloos laat zien, is dat het succes vooral ook kwam van een tweede troef, de timing: na 1900 verbeterde de conjunctuur (en in WO I werd er veel verdiend aan schaarse voedingsmiddelen) en binnen een paar jaar wisten de cooperatieve banken grote sommen spaargelden van het platteland naar de kapitaalmarkt te sluizen. Door een fors hogere spaarrente te bieden dan de Rijkspostspaarbank. Men kwam desalnietttemin goedkoop aan geld om ook lokaal weer uit te lenen.
Dat succes van het cooperatieve model liep pas bijna 100 jaar later ten einde, toen de markten zo concurrerend geworden waren dat de cooperatie geen voordelen in de markt meer kon realiseren. Cooperatie-CEO Herman Wijffels verklaarde de emancipatie van de landbouw en het platteland voltooid. En dus stortte de Rabo zich in een discussie over cooperatieve identiteit, uitgesloten aansprakelijkheid en hernieuwde locale gebondenheid. Maar dat is een ander verhaal, waar men over een jaar of 30 maar eens de geschiedenis van op moet schrijven, dat is nu nog te dicht bij om op zijn effecten te evalueren. Hoewel veel cooperaties in zo'n discussie zitten overigens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten