Het besluit om te trouwen (of beter: een eigen huis en gezin te gaan onderhouden) is (ook) een economische beslissing waar kosten en baten aan vast zitten. Je ziet dat momenteel in Zuid Europa waar door de economische omstandigheden de jongelui veel langer thuis blijven wonen.
Dat was (en is?) bij boeren en landarbeiders ook het geval. Als er mogelijkheden zijn om je te verbeteren tot keuterboer door bv. wat land te pachten dan is het zinvol om vrouw en kind nog even uit te stellen. Als die mogelijkheden er niet zijn of sterk verslechteren, kun je net zo goed jong trouwen en gaan genieten, waarom zou je nog sparen? Dat laatste noemen sociologen dan proletatisering.
Om dit met onderzoek te bewijzen is nog niet zo eenvoudig omdat er ook een tegenovergestelde trend is: als het heel goed gaat in de landbouw, kun je grote boerderijen splitsen en kunnen mensen eerder trouwen. Of kunnen arme landarbeiders misschien makkelijk grond huren.
In Zeeland 20.3, de jongste uitgave van het tijdschrift van het Kon. Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, doet auteur Jan Zwemmer een geslaagde poging dit voor de 19e eeuw te onderzoeken. Als proxy voor de conjunctuur in de landbouw wordt in dat soort onderzoek dan vaak de tarweprijs genomen, maar er kunnen natuurlijk specifieke situaties zijn, zoals met meekrap. Hij constateert dat vanaf de aardappelcrisis in 1845 er een terughoudend huwelijksgedrag was. Behalve op Walcheren, en dat kan verklaard worden omdat de grondmarkt daar ruim was bij een vrij beperkte bevoldingsgroei. Wat dan weer samenhangt met het feit dat de steden de Franse tijd niet echt te boven kwamen. (de Tuin van Walcheren heeft dus ook een crisis-aspect).
De afhankelijke arbeidersbevolking in de akkerbouw wordt inderdaad gekenmerkt door proletatisering: zowel in cominbatie met een ruime grondmarkt (Walcheren) als een krappe (Schouwen, waar na 1860 een forse emigratie ontstond) leidde tot vroeger huwen van de arbeidersbevolking.
In hetzelfde blad ook een interessante boekbespreking van de opkomst van de Zuidbevelandse fruitteelt en de rol van enkele kapitaalkrachtige families (de Van der Have's, Van der Bosch'en, Kakebeeke's etc) daarin
J.P. Zwemmer: Huwelijken en sociaal-economische omstandigheden op de Zeeuwse eilandenin de halve eeuw voor de landbouwcrisis van 1880. In Zeeland 20.3
Geen opmerkingen:
Een reactie posten