Na de frivole vakantielectuur (zie de blog van gisteren) dan nu de serieuze. Ik las eindelijk het recent door de EAAE bekroonde boek van Johan Swinnen: The political economy of agricultural and food policies. Het is niet echt goedkoop maar in dit geval is de prijs een goed signaal voor kwaliteit. Jo is expert op dit vlak, heeft als hoogleraar in Leuven ook veel experts opgeleid en doet veel beleidsrelevant werk. Dat vind je terug in de boek, dat echter vooral een goed overzicht biedt van alle literatuur.
Political Economy is de oorsprong van het vak economie maar heeft in de loop der tijd een aparte betekenis gekregen. Waar de economie zich vaak richt op optimalisatie van de gemeenschappelijke welvaart, kijkt de political economy naar economisch gedrag in de politiek: De politiek / overheid doet niet altijd datgene wat zorgt voor die optimale welvaart omdat de prikkels voor besluitvormers niet perfect zijn. Sommige groepen hebben meer lobbykracht dan andere. Er kunnen transactiekosten zijn of informatie (social media!) kan een bepaalde rol spelen. Political economy houdt zich dus bezig met die besluitvorming.
Een aardig voorbeeld is de Ontwikkelings-paradox: in arme landen wordt de landbouw belast, ten faveure van de consument in de steden, in de rijke landen wordt de boer door belastingen op consumenten gesubsidieerd. De laatste decennia zie je bijvoorbeeld China heel duidelijk die omslag maken. Dat leek veel economen vreemd (waarom belast je de grootste en soms ook armste groep?), maar is ook goed verklaarbaar uit de ontwikkelingsstadia van economieën: in de beginfase is het nodige belastinggeld maar het makkelijkst op te halen bij de grootste groep, de landbouw (en via land-taxes of export-belasting soms ook makkelijk te innen), profiteert het platteland daar ook van en moet de stadseconomie nog worden opgebouwd waarbij de stedelijke elite vaak behoorlijke invloed heeft op de staat. In latere stadia is de economie in de stad relatief groot, is het makkelijker om een beperkte groep boeren die in inkomen en op het platteland achterblijft te subsidiëren en omdat die groep kleiner is en door betere infrastructuur elkaar beter weet te vinden, ook een veel krachtiger lobby dan de consumenten die een half procent btw meer of minder niet erg genoeg vindt om naar het Malieveld te trekken.
Bij dergelijk beleid kan er ook sprake zijn van beleidsinteractie, zowel economisch (economische interactie) als politiek (politieke interactie). Een voorbeeld dat het boek in dit verband presenteert is dat het agrarisch kennis- en innovatiebeleid (AKIS, dat we in Nederland betitelden als OVO) leidt tot voordelen voor de consument (lagere prijzen) terwijl op langere termijn de boer er niet veel beter van wordt (threadmill theorie). En dat daarom tegelijkertijd het subsidie-instrument naar boeren is ingezet om die sector te compenseren. Dat die economische integratie zo werkt, klopt. Of in Nederland in het kader van de modernisering en verbetering van concurrentiepositie in de jaren 50 dat doelbewust om die reden van compensatie zo besloten zou zijn (politieke integratie) weet ik niet zo zeker. Maar het voorbeeld is interessant.
Kortom: lezen dit boek.
De fotootjes zijn komende weken van de oogst in Brandenburg en wat toeristische uitstapjes aldaar en in de Harz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten