De eerste tractor reed vermoedelijk in 1904 over een Belgische akker. Na WO I zorgen ruim 100 tractoren voor het ploegen en egaliseren van de velden die door de oorlog in een maanlandschap waren veranderd. Maar daarna bleef het apparaat een verwaarloosbare rol spelen, ondanks de belangstelling van onderzokers. De doorbraak kwam pas na WO II. De achtergrond daarvan is leerzaam, ook voor wie zich verbaast dat het met de drones en robots nu niet veel sneller gaat.
Allereerst was de techniek aanvankelijk lomp en het wendbare trekpaard bleef nodig voor het lichtere werk. Het eerste wat hielp was de komst van luchtbanden, waardoor het apparaat de weg op kon. De loonwerkers die met de grote dorsmachines van boer naar boer trokken en daarbij een stationaire losse motor gebruikten, begonnen zich nu van een tractor te bedienen.
Andere technische verbeteringen kwamn na WO II. Allereerst was er de komst van de dieselmotor die zuiniger en krachtiger was - vooral gepromoot door de Duitse tractorbouwers als Hannomag en Deutz in de jaren 30. Vervolgens brak de driepuntsheffing door, zodat machines niet meer getrokken maar gedragen werden. Met als voordeel een betere verdeling van het gewicht en daarmee meer vermogen. Ook die luchtbanden waren goed voor meer vermogen.
Het opvallende is, zo melden de auteurs van het boek, dat deze technische doorbraken pas kwamen toen de constructeurs inzagen dat een tractor meer is dan de vervanging van een trekpaard en dat je andere functionaliteit moest toevoegen dan alleen trekkracht.
Ook de in de jaren 30 ontwikkelde aftakas (veelal ten onrechte uitgesproken als afta-kas zo is mijn ervaring) brak na WO II door. Daarvoor was normalisatie (dat noemen we nu standaardisatie) nodig van draairichting, snelheid, toerental en afmetingen zodat alle machines op alle tractoren pasten. Iets wat later ook bij hydrauliek zo spelen.
De echte versnelling kwam door de economie. Na de oorlog stegen de lonen snel. In Belgie nog meer dan in Nedeerland. Sociale zekerheid leidde tot meer loonkosten en dat werd het eind van het trekpaard. In Nederland waren de lonen in 1954 3,5 keer zo hoog dan in 1939. In Belgie 6,5 keer. De arbeid verdween naar de industrie. De grote akkerbouwbedrijven in Wallonie, op zware leemgronden, met de industrie in Luik en elders niet verweg waren dan ook de eersten die massaal de tractor de hoeve binnenreden. De paardenknechten verdwenen en het akkerbouwbedrijf werd voorgoed een gezinsbedrijf.
Kleinere bedrijven volgden, vooral toen de Europese fabrikanten ook lichtere modellen (12 pk, 20 pk) gingen maken nadat voor de oorlog de zware tractoren uit de VS en Engeland, genaakt voor het grootbedrijf en de grote dorsmachines. En net als nu bij de elektrische auto's kwam er een versnelling door het totstand komen van een tweedehandsmarkt. In 1955 was ruim een kwart van de aankopen een tweedehandsje. Waarmee ook status een aankoop aantrekkelijk maakte: de modernisering werd gemeengoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten