Common pool goederen zijn goederen in de economie die gemeenschappelijk worden gebruikt, zoals een bos of een visbestand, of een snelweg. Bij die goederen is het economisch te kostbaar of zelfs technisch onmogelijk om gebruikers te weren: wie een keer op zee is kan vissen wat hij wil (althans in de tijd dat er nog geen sateliet was). Maar de goederen zijn wel deelbaar: wat ik opvis, kun jij niet meer opvissen; waar ik op de A12 rijdt (of stilsta) kun jij op hetzelfde moment niet zijn (tenzij we carpoolen, een van de oplossingen).
Common pool goods zijn dus niet helemaal publieke goederen (die zijn ondeelbaar, zoals landschap), maar ook geen private goederen. Ze verschillen overigens nog wel in meer aspecten van de zaken die we in de winkel kopen: in omvang, bewaarmogelijkheden etc.
Tragedie van de meent
Voor common pool goederen geldt de tragedie van de meent: het individu gaat door tot de vis of het bos op is, of de snelweg volstaat, omdat hij niet de kosten draagt van het verminderen van de pool, en wel de opbrengsten. Hardin noemde dat eind zestiger jaren de tragedy of the commons.
Op het economencongres in Beijing (zie vorige blogs) sprak Elinor Ostrom, grand old -en uiterst vitale, plezierige - lady van deze theorie, of liever gezegd van remedies om wat aan de common pool tragedie te doen. Ze publiceerde daar in de jaren 90 al een beroemd boek over.
Veelal wordt overheidsingrijpen aanbevolen, maar Ostrom rapporteerde dat maar zelden goed werkt. Overheidsofficials zijn niet van een andere 'gene pool' en kunnen ook belangen hebben, naar de korte in plaats van lange termijn kijken etc. Zij zoekt de oplossing liever bij lokalen.
Die zijn ook niet perfect maar uit laboratorium experimenten blijkt dat als participanten met elkaar mogen en kunnen overleggen, Hardin's theorie al goed meer op gaat. En zeker niet als de beslissingen (om te gaan vissen of de A12 te gebruiken) vaker dan 1 keer genomen moeten worden en er dus herhaling in het spel is: mensen zijn niet gek, maar leren.
TURF
Ostrom meldde dat ze in de visserij goede ervaringen had met TURFs: territorial use rights in fisheries: veelal verhandelbare quota. Door toeval en via een wederzijdse kennis had ik het genoegen met haar te lunchen, en in dat gesprek benadrukte ze de contingency: het hangt allemaal erg van de situatie af wat de beste oplossing is. Net zoals ik vermoedelijk niet elke dag in het jaar hetzelfde zomerjasje aan doe.
In haar lezing ging ze verder in op -schrik niet- polycentric systems zoals complex adaptive systems'. Die laatste zijn in de mode. In normaal nederlands: laat op elk niveau wat ruimte voor eigen beslissingen, zorg dat de lagen wat met elkaar overlappen, dat schuurt wel maar leidt ook tot betere besluiten. Zie dergelijke systemen niet (zoals in het verleden) als chaotisch (dat is het onvermogen van onderzoekers om het te modelleren, en probeer het eens met agent-based models). Jammer is wel dat overheden vaak meer voor eenduidige hierarchische regels zijn dan voor diversiteit en georganiseerde chaos. Ostrom nam het dan ook op voor cooperaties: soms een wat chaotische besluitvorming, maar kwalitatief vaak helemaal niet zo slecht. Verder pleitte ze voor meer multidisciplinair langjarige samenwerken zonder verlies van specialisatie. Of de opdrachtgevers daar even rekening mee wilden houden.
In Science 325 van Juli 2009 staat een overzichtsartikel. En verder:
Elinor Ostrom: analyzing collective action, IAAE 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten