Mijn huidige belangstelling voor lange termijn golven is bekend. En dus las ik met belangstelling een bespreking van een boek dat aandacht besteed aan de vraag waarom die eerste industriele revolutie in Engeland plaats vond.
Niet omdat er van alles aan de aanbodkant geregeld was: wetenschap, eigendomsrechten, landloze arbeiders. Veel van het onderzoek voor de stoommachine vond plaats in Italie en Duitsland, eigendomsrechten waren in Frankrijk minstens zo goed geregeld en Nederland was veel meer verstedelijkt.
Het antwoord van Robert C. Allen is dat het in Engeland gebeurde omdat er behoefte aan was: de lonen waren er erg hoog en energie (kolen) waren er erg goedkoop.
Dat de lonen hoog waren kwam door de (middeleeuwse) pest, en die leidde tot veel braakliggend land. Door schapen te laten grazen op dat (oude) braakland was de wol langer en beter dan elders in de wereld. En dat was de basis voor beter textiel en voor handel. Handel leidde tot steden als Londen en Liverpool en een productievere landbouw. De steden hadden brandstof nodig en gelukkig had Engeland veel goedkope steenkool. Door de handel bleven de lonen hoog, met betere opleiding en voeding als gevolg. En door de handel werden er producten aangevoerd waar mensen lang voor wilden werken. Er was een goed werkende kapitaalmarkt en exclusieve toegang tot de kolonien.
En zo was arbeid duur en energie goedkoop. De mijnen hadden stoommachines nodig om het water weg te pompen. En spoorlijntjes om de kolen te vervoeren in de mijnen. En de horlogemakers hadden tandraderen. Niets stond een industriele revolutie rond textiel en waterkracht en daarna rond spoorwegen en stoom nog in de weg: er was behoefte aan.
Robert C. Allen: The British Industrial Revolution in Global Perspective, Cambridge University Press, boekbespreking in The Economist, 23.5.2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten