Het Magazine M van NRC Handelsblad van gisteren bevat een interessant interview van Bas Heijne met de Franse socioloog en filosoof Gilles Lipovetsky. Hij schreef een mild betoog over het consumerende, zo niet koopzieke individu: Le bonheur paradoxal - essai sur la societe d'hyperconsommation.
Hyperconsumentisme is in de ogen van Lipovetsky een nieuwe fase in het moderne consumeren: eind 19e eeuw kwam de massaproductie en -distributie. Na de tweede wereldoorlog raakte dat in een stroomversnelling: er kwamen veel nieuwe consumentengoederen voor iedereen beschikbaar, van de auto tot de t.v. Marketeers en sociolologen kenden veel waarde toe in het streven naar dat bezit aan het statuskarakter ervan: keeping up with the Jones. Lipovetsky vindt dat argument niet meer doorslaggevend: je reist niet de hele wereld over, luistert de hele dag naar muziek of stort je op de gezondheidsmarkt om indruk te maken op je buurman. Nee het gaat nu om het geluk van het individu in deze individualiserende samenleving, waarin mensen ook emoties en sensaties willen kopen. Er is dan ook meer geld voor esthetiek dan ooit.
Daar zitten veel positieve kanten aan volgens Lipovetsky: "vroeger had je de kerk, de tradities van de gemeenschap [..]. Mensen die op het platteland woonden, hoopten op een goede oogst, die gingen geen vakantie houden in Californie of Thailand. Ze waren tevreden wanneer ze te eten hadden. Maar deze tijd stelt mensen geluk in het vooruitzicht, er wordt je voorgehouden dat je recht hebt op geluk. Als je dan toch ongelukkig bent, krijg je al snel het gevoel dat je de uitzondering bent."
Nu weten we dat het geluk niet van absolute inkomensniveau's afhangt. Qua geluk bestaat er geen vooruitgang, tenzij je je op persoonlijk vlak van verlangens bevrijdt. Mijns inziens bestaat er ook een zelfversterkend effect: sommigen die zich ongelukkig voelen gaan om die reden eten en kopen.
Lipovetsky moet ook niet veel hebben van de gedachte dat het hyperconsumeren tot relativisme of zelfs nihilisme leidt. Natuurlijk, de houding jegens de politiek is veranderd met het verdwijnen van de grote ideologien: de betrokkenheid is nu eenmaal groter als je een klassenloze maatschappij belooft (ook al is dat een illusie), dan wanneer je aankondigt de werkeloosheid met 0,x procent te laten afnemen. Maar debat over morele waarden is er nog wel degelijk: abortus in de VS, homohuwelijk, immigratie, mishandeling etc. Het individu kan dan ook veel meer bewerkstelligen dan de Naomi Kleins met hun No Logo beweren.
Ook Lipovetsky constateert dat we niet meer in de tijd van Jean-Paul Sartre leven; "De consument is een wispelturig individu, als hij iets ergs ziet op televisie, maakt hij meteen geld over. Daarna gaat hij naar de disco, naar de sportschool of shoppen. Als je heel streng bent vindt je dat verderfelijk. Ik geloof echter niet dat de mensen vroeger beter waren. Antropologen hebben laten zien dat het leven op het platteland vroeger verre van vreedzaam was. Mensen haatten elkaar, er was rivaliteit, ze stonden elkaar naar het leven omdat de een een mooier huis had dan de ander. Wij koesteren een beeld van bezield samenzijn, van een warme gemeenschap. Een mythe!"
Kortom een mooi interview, boeiende inzichten en het wachten is op de vertaling van het boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten