Allereerst een bijdrage van Adrie de Kraker. Hij analyseerde de oogstresultaten van de Nassau-Domeinen in Zeeland en Staat-Vlaanderen (het huidige Zeeuws-Vlaanderen). De rentmeesters van de domeinen van de familie (Oranje)Nassau moesten uitgebreid rapporteren over die opbrengsten. Op zich lijkt dat raar voor verpachte hoeves, maar dat kwam voort uit het tiendrecht: men had recht op 10% van de oogst. Ooit een katholieke belasting, maar die was overgegaan op de eigenaar en gold nog in de onderzochte periode (eind 18e eeuw, voor de Franse overheersing). Tot die domeinen behoorde het Hulster ambacht (ten Noorden van Hulst), dat ooit eigendom was van de Abdij Ter Duinen (die het had ingepolderd) maar dat was in de 80-jarige oorlog geconfisqueerd en in handen gekomen van de Nassaus. En de heerlijkheid St. Maartensdijk (Tholen) was door Anna van Buren (Egmond) bij haar huwelijk met de Zwijger ingebracht, net als een domein op Noord-Beveland. (Geen wonder dat men belang had bij de herinpoldering nadat het bijna een eeuw drijvende was geweest).
Enfin, dat tiendrecht was in de 8e eeuw door de paus ingesteld als een kerkelijke belasting op de opbrengst van de gewassen en vee. Dat recht werd ook (onrechtmatig) geclaimd door feodale heren. Graven en hertogen schonken ook wel tienden aan kloosters en kerken. Tegen het eind van de middeleeuwen ging dat niet meer in natura (de 10e schoof etc.) maar boden ze de tienden in delen (blokken) te koop aan. Dat gebeurde dan jaarlijks, vlak voor de oogst zodat de waarde door potentiele kopers goed in te schatten was. Veelal waren het de boeren zelf, of hun buren of kleine handelaren die als koper optraden. Hoewel men spreekt over tiendverpachting, was het een jaarlijks fenomeen. Het bieden gebeurde veelal "bij kaarsbranding": er kon geboden worden tot de kaars uitging, en het laatste bod was dan finaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten