Afgelopen dagen beleefde ik veel plezier aan het boek De opdracht een goed rentmeester te zijn van Henk Pruntel. Het verscheen vorig jaar maar dat was me ontgaan. Doordat ik met een alleraardigste ambtenaar van de provincie onder de koffie ooit sprak over de historie van de biologische landbouw in Flevoland, kreeg ik het boek cadeau van de gedeputeerde na een briefing deze zomer van de Statencommissie over de resultaten van de Agro-Expert Raad.
Het boek bevat de biografie van Jan Jonkman die de biodynamische tuinbouw aan de Bronsweg in Lelystad deed opbloeien. Vervlochten in die biografie is de geschiedenis van de biologische landbouw in Flevoland en bevat het ook veel informatie over de historie van biologisch in Nederland. Een criticus zou kunnen beweren dat dit het boek wat caleidoscopisch maakt: voor de historie van bio heb je geen inzicht in de schaatscarrière van Jonkman nodig (hij schaatste als subtopper mee in Hamar in de jaren 50) en de historie van de Kemphaan in Almere of NZ27 zijn Flevolandse zijpaden in zijn biografie.Maar het is goed aan elkaar geschreven en mij deerde dat geenzins. Een deeltje van de geschiedenis kende ik als oud-inwoner van Flevoland en als lid van de Raad van Commissarissen van Nautilus rond en na 2000 - de grote problemen die we toen hadden in de marktveranderingen worden keurig beschreven; de RvC zelf als aspect van het achteraf misschien toch wat doorgeschoten organisatieontwikkelingstraject wordt overigens niet genoemd. "Misschien" want ten tijde van de reorganisatie speelde de RvC best een nuttige rol voor het bestuur dat het zwaar had.
De problemen in de markt worden o.a. geweten aan de forse omschakelingssubsidies in de jaren 90. Die maakten het inderdaad makkelijker voor akkerbouwers om het voorbeeld van de tuinders aan de Bronsweg te volgen, maar ik heb me toch ook nooit aan de indruk kunnen onttrekken dat de teruglopende marges in de gangbare landbouw door de McSharry hervorming en de ondernemersdrang van de 2e generatie (op bedrijven die zonder vernieuwing anders na enige tijd te klein geworden zouden zijn) een rol speelde. Moet nog eens iemand wat diepte-interviews op doen, of liever nog: bedrijfsresultaten analyseren. Het boek is is overigens heel eerlijk over alle zaken die in de biologische landbouw lastig liepen of eenvoudig zijn mislukt. Voor een bedrijfskundige zitten daar nog veel interessante cases in: een transitie is ook steeds weer anders organiseren, dat wordt volstrekt onderschat.
Leuk natuurlijk om tal van bekende namen in het boek tegen te komen. Ook als auteur trouwens: Herman Wijffels schreef het voorwoord, Huib Rijk het nawoord. Ik leerde er ook van alles uit dat ik niet wist. Niet alleen de ontstaansgeschiedenis van enkele bedrijven (ODIN, Eosta) maar ook die van SKAL, waarvan de oorsprong in de Jordaan in Amsterdam blijkt te liggen. Dat was me als SKAL-bestuurder niet eerder uitgelegd. Boeiend is ook de ontwikkeling van ecologisch, later biologisch binnen de RIJP en de wijze waarop een aantal idealisten op de werkvloer met de zegen van het topmanagement maar met tegenwerking van middenkader en de gevestigde orde van de gangbare landbouw NZ27 van de grond tilde. Inspirerende case voor die grootbedrijven waar idealisten zich spiegelen aan de duurzaamheidsmanager of de CEO maar in de praktijk interne tegenwerking ervaren.
Ik heb wel eens vermoed dat de komst van de biologische tuinders op A93 aan de Bronsweg ook nog kwam door een lijntje uit Amsterdam (de kabouters die Roel van Duijn na verblijf op Loverendale in Oostkapelle in de hoofdstad introduceerde) via D66 oprichter / burgemeester Gruijters van Lelystad. Maar dat blijkt absoluut niet waar, hij komt maar 1 keer in het boek voor bij een openingshandeling. Het blijkt een enthousiaste ambtenaar (Peter Kouwenhoven) te zijn die alle eer toekomt en zo aan de wieg heeft gestaan van de ontwikkeling van de grootschalige plantaardige biologische landbouw in Nederland.
Het hing in de lucht, concludeert Huib Rijk in zijn epiloog. En toch lijkt ook veel van toeval af te hangen. Zo schreef Rudolf Steiner de BD landbouw het gemengde bedrijf voor. Dat mocht aan de Bronsweg niet omdat je binnen 3 km van het CDI met zijn mkz-vaccins geen rundvee mag houden. De komst van Jonkman naar Lelystad was ook zo'n gelukkig toeval. Hoewel, ook georkestreerd via selectie door een voorlichter en wellicht kosmisch voorspeld.
Wie geïnteresseerd is in de historie van biologisch, binnen of buiten Flevoland: lezen dit boek.
PS en in bijzonder een aanrader voor degenen die biologisch met kleinschalig associëren. Dat komt vermoed ik uit de jaren 60 hippie en small is beautiful gedachte (Schumacher). Want Steiner gaf in 1924 zijn antroposofische landbouwcursus bij een grootgrondbezitter in Pruisen en had landgoederen en landschappen op het oog. De bedrijven van Marie Tak van Poortvliet in ZW Nederland waren ook niet klein. Kortom grootschalige biologische landbouw blijft voor sommigen bedenkelijk, maar er lijkt me niets mis mee.
PS2 Nog een pietluttigheid: als dit stukje leidt (dat vermoed ik niet) tot een tweede druk dan moet even nagekeken worden of de RIJP in 1968 wel 22.000 ha in O. en Z. Flevoland in beheer had, zoals ergens in de tekst staat. Ik vermoed dat dit alleen O. Flevoland moet zijn, want Z. Flevoland viel nog maar net droog in die zomer en is veel groter. En Cees Cleveringa wordt ook 1 keer als Kees gespeld
Geen opmerkingen:
Een reactie posten