vrijdag 10 april 2020

Dure trekpaarden

Soms is er een kleine shock nodig om te beseffen dat het anders moet. Dat gebeurde op de internationale tentoonstelling van 1884 in Amsterdam. Daar bleek dat de Nederlandse paarden het kwalitatief moesten afleggen tegen het Belgische trekpaard. Veelvuldig kruizen had geleid tot grote verscheidenheid Reden voor de Nederlandse overheid om zich er maar eens mee te gaan bemoeien. Er werden voorschriften voor de fokkerij uitgevaardigd, gelden beschikbaar gesteld en keuringscommissies samengesteld. Twee jaar later was er het Nederlandse Paarden Stamboek, voor alle rassen en in feite niet veel meer dan een namenlijst. Na 1890 nam de overheidsrol nog wat verder toe maar vooral uit militaire overwegingen: de eisen van de cavalerie domineerden, niet die van de boeren.
In België was men intussen verder. Landadel en grondeigenaren hadden al in 1886 een landelijke maatschappij van fokkers gevormd die tot doel had een uniform ras te fokken. Concentratiepunt was Waals Brabant en Henegouwen en Frans was toen uberhaupt de voertaal, dus deccennia lang hadden de paarden de mooiste Franse namen. Geen nummer zoals bij koeien, zoveel had men er niet, de band met het dier was inniger. Wel gebruikte men voor elke nieuw jaar de volgende beginletter uit het alfabet.
Zeeuws-Vlaanderen en Limburg waren logischerwijs de eerste streken in Nederland die het Belgische trekpaard importeerden, en ook zelf ging fokken. De provincie Limburg had zelfs een tijdje invoerpremies. In 1879 was een hengstenhouder in Horn die als eerste een Belgische hengst kocht. Bayard heette het dier.
De opkomst van het trekpaard leidde natuurlijk tot hele goede prijzen voor goed uitgangsmateriaal. Daar bewees zich het nut van het stamboek, als ook de daarbij behorende keuringen en de jaarlijkse nationale Prijskamp. Zo kwam je tot gezamenlijke folkcriteria. And the winner takes all. In 1889 werd de Belgische kampioen Jupiter verkocht voor 6.000 Belgische frank, omgerekend nu 30.000 euro. In 1905 telde iemand voor de beroemde Indigene de Fosteau  (van de gelijknamige kasteelboerderij) 50.000 frank of wel 270.000 euro. Prijzen die nu voor dure springpaarden worden betaald.  Geen wonder dat veel kleine fokkers zich tot deze business voelden aangetrokken, het aantal inschrijvingen in het stamboek explodeerde rond 1900.
Het dekgeld was natuurlijk navenant. Voor genoemde Indigene de Fosteau was dat 300 frank (pakweg 1500 euro). Wat dan weer aanleiding was voor het vormen van hengstenverenigingen: boeren die gezamenlijk een soort cooperatie hadden (in de vorm van een vereniging) om een hengst te bezitten en in te zetten. En er waren natuurlijk hengstenhouders die met hun paard de ronde deden.

Bron: Het trekpaard, uitgeverij Roodbont.

Geen opmerkingen: