In het Brusselse word ik af en toe geconfronteerd met een discussie over huismerken. De achtergrond daarvan is dat met name Italiaanse voedingsmiddelenfabrikanten van het type mkb zich bedreigd voelen door het grootwinkelbedrijf. In de meeste Europese landen hebben de 5 grootste supermarkten 60 a 80% van de markt in handen, in Italie is dat (nog) lang niet het geval. Coop Italia domineert met 12 a 13% en verder is het vooral de traditionele locale kruidenier met zijn inkoopformules.
De komst van de supermarkten brengt de komst van huismerken mee, het middel waarmee een retailketen zich profileert naar de consument. En dat gaat ten koste van het kleine locale merk. Als het echt een merk is zal het wel meevallen denk ik, maar als de consument minder sterke gevoelens bij het lokale mkb merk heeft dan nu soms gedacht wordt dan hebben die bedrijven inderdaad een probleem.
De belangenbehartigers denken dat op te lossen met de verplichting om op het huismerk ook het merk van de oorspronkelijke producent te zetten. Volgens mij (en mijn mede-auteurs) gaat dat om tal van reden niet werken.
Ik vergelijk onder de koffie de situatie in de Italiaanse winkelstructuur wel eens met die in hun banksector, we kennen dat nog van ABN-Amro en Antonveneta. In de NRC van zaterdag kwam Russell Shorto van het John Adams Institute met een boeiende kijk op Italie, die bijdraagt aan een verklaring: het land is aartsconservatief.
Shorto constateert dat in de hele wereld in restaurants een soort eenheidsmenulijst ontstaat, en je overal Lay's chips (in Nederland v/h Smith chips) kunt kopen maar niet in Italie. Dat houdt vast aan zijn eigen traditie. Die traditie houdt ook gezinsvriendelijkheid in en dus hebben de Italianen minder kinderen (vruchtbaarheidscijfer van 1,3). Dat is overigens het eigenlijke betoog van Shorto: door de conservatieve insteek (ook in Japan en Spanje, dat overigens wel een moderne winkelstructuur heeft) zijn normen en waarden als daardoor ook instituties (als flexibel werken, kinderopvang) niet aangepast aan de nieuwe omstandigheid waarin vrouwen wel goed zijn opgeleid. En dus kiezen vrouwen voor werk en ontplooiing, niet voor het aanrecht en de kids. In Noord-Europa hebben we dat via sociale voorzieningen en kinderopvang (en in Nederland vooral deeltijdwerk) wel opgelost en de Amerikanen doen het via een zeer flexibele arbeidsmarkt.
De roep om co-labelling heeft dus diep conservatieve wortels. Net als slow-food.
NRC: Russell Shorto: Conservatieven zijn o zo gezinsvriendelijk en hebben dus minder kinderen i27.9.2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten