Moderne tijden doen oude zaken verdwijnen. Dat is niets nieuws en het is ook niets nieuws dat dat betreurd wordt. Cabertier Wim Sonneveld had er in de jaren 60 of 70 al een mooie sketch over als de grootmeester van de koningin die zich ontfermde over de chocolademelk voor het kerstfeest voor het hofpersoneel. Wat van deze tijd is dat de globalisering een tegenkracht oproept rond regionale en locale identiteit en cultuur (zoals de streekproducten en de folklore) en dat mensen veel tijd en geld hebben om daar aandacht aan te besteden.
Bij sommigen is dat meer dan een hobby en vrijetijdsbesteding. Zij professionaliseren zich, maken er deels een bedrijfje of een subsidiezoekende stichting van, en organiseren zichzelf en anderen, zodat er ook continuiteit over de generaties heen kan ontstaan en erfgoed echt behouden blijft.
Dat roept de vraag op wat die mensen drijft. Op mijn verzoek hebben studenten uit Wageningen dat geprobeerd uit te zoeken door vijf van zulke mensen diepgaand te ondervragen. Er komt allereerst uit naar voren dat er twee kanten aan de globalisering zitten: het roept niet alleen dit verschijnsel op, maar de mensen maken er in het beheer van het erfgoed ook dankbaar gebruik van. Zo kwam een van de ondervraagden op het idee zich over oude Friese fruitrassen te ontfermen door contact met gelijkgestemden in Oost-Duitsland; internationaal is er veel overleg in bewegingen als Slow-Food.
Belangrijker is nog een tweede duale kant: aan de ene kant moet het onderwerp (oude rassen, een type molens, een soort aardewerk) door de uniformerende en moderniserende krachten van de globalisering met uitsterven bedreigd worden, anderzijds moet er wel aandacht of respons zijn bij anderen dat de ondernemende cultuurbeschermer met wat nuttigs bezig is. Het is namelijk de inhoud van het onderwerp mensen drijft, zeker in de start. Maar de overgang van een hobby naar meer dan dat is een onzekere fase en dan is positieve aandacht van familie, vrienden, de locale media, een expositieruimte, een interview uit de wetenschap en andere positieve feedback essentieel.
De trigger in die fase om er meer van te maken zit vaak ook in persoonlijke omstandigheden: men gaat met pensioen, wordt werkeloos of krijgt anderzins meer tijd of geld. Pas daarna komt de expansie naar een bedrijf of een stichting en komt eventueel de markt of de overheid via subsidies in beeld. En die laatste vorm van ondersteuning wil nog al eens met veel rompslomp gepaard gaan. Soms krijg je de indruk dat een locale tv uitzending die leidt tot een aantal klanten of belangstellenden voor een expositie een betere vorm van ondersteuning is dan een subsidietje.
Al met al lijkt het erop dat mensen mede met de inkomensstijging uit de globalisering heel goed in staat zijn om zich ook zo te organiseren dat bewaard blijft wat men waardevol vindt in de cultuur. De overheid kan te hulp worden geroepen en dat ondersteunen maar een paternalistische opvatting doet onrecht aan de krachten die er van nature aanwezig lijken te zijn in de maatschappelijke orde: actie en reactie, kracht en tegenkracht, power and countervailing power.
1 opmerking:
Beste meneer Poppe,
Met interesse heb ik uw artikel op uw blogspot gelezen. Ik ben student aan de (documentaire)audiovisuele opleiding in Breda en ben bezig met een eindexamenfilm over zelforganisatie in Friesland.
Graag zou ik een aantal vragen aan u stellen.
Daarom zou ik het waarderen als u mij uw emailadres zou willen mailen. Mijn emailadres is: Harkoh@hotmail.com
Vriendelijke groeten, Harko Wubs
Een reactie posten