De appel (in Limburg ook rode reinet genoemd) was teelttechnisch niet de beste: de boom gaf pas na 8 a 10 jaar vruchten en die zaten ook nog erg los aan de boom zodat ze gemakkelijk vielen, wat nog geen groot probleem is als de ondergrond niet te hard is en er dagelijks wordt geraapt. Maar marketingtechnisch (een woord dat toen nog niet bedacht was) waren er wel voordelen: alle appels mooi kogelrond en gelijkmatig rood. Volgens de auteur verkopen ze zichzelf en denken veel mensen dat het een buitenlands appeltje is, zo mooi, Hij ook vrij hard en stevig en liet zich dan ook goed verpakken voor verzending. Ook bewaren gaat prima: hij is lekker van november tot eind februari. Daarbij leiden kneuzingen niet tot rotte plekken maar worden kurkachtig en steken dus niet de partij aan. De smaak is beter dan van amerikaanse of australische maar legt het helaas toch wat af tegen de goudreinet, zo stelt het stuk.
De wiki leert dat het ras rond 1830 is ontstaan en dat ze nog steeds te koop zijn. Ook als boom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten