Er zijn economische experimenten die alleen Europeanen kunnen bedenken. Michele Belot (Edinburgh) en Marina Schroeder (Magdeburg) gebruikten op creatieve wijze de euro. Ze gaven aan vrijwilligers een doos munten ter waarde van 780 euro, met de vraag die te sorteren op hun unieke voorkomen. De euro heeft 160 verschillende munten (heb je ze al compleet?), naar waarde (van 1 cent tot 2 euro) met per land een verschillende afbeelding. Voor 17 eurolanden plus Monaco, San Marino en Vaticaanstad, die ook euro's uitgeven. Beloning voor het sorteren: 20 euro.
Dat is een simpel klusje, zeker als je er lang over mag doen en de doos mee naar huis mag nemen. Veel kennis of vaardigheid is er niet voor nodig. Belangrijk voor dit experiment. Mede daardoor is ook slecht werk goed meetbaar: slecht gesorteerd, laat opgeleverd en diefstal. Met opzet bevatten de dozen namelijk munten van het Vaticaan en die zijn meer waard in de verzamelmarkt dan de waarde die er op staat: een munt van 50 cent doet on-line 3 euro, dus door zo'n munt om te wisselen met een eigen munt kon een vrijwilliger 2 euro vijftig verdienen, meer dan 10% bonus.
wel of niet monitoren?
Economen wisten al dat een externe (financiele) beloning de intrensieke motivatie kan aantasten. Bekend is het voorbeeld dat als je voor bloed afgeven gaat betalen, sommige mensen niet meer mee doen, het is teveel handel geworden. Dat geldt vooral ook als je een tijdje betaalt, en daarna niet meer, of minder.Het euro-experiment was ook bedoeld om te zien of je veel tijd en kosten moet besteden aan het meten van prestaties van mensen, en ze daarop moet uitbetalen, of dat je het wel aan de eigen motivatie van medewerkers kunt overlaten.
Het euro-experiment leert dat matig monitoren een slecht idee is. Bij niet-monitoren heb je geen kosten van toezicht en van een bonus, je betaalt meteen bij het opleveren van het resultaat de 20 euro die is afgesproken. 10% van de vrijwilligers ontvreemde de Vaticaanmunt, maar dat was in de andere groepen niet hoger of lager.
Het andere uiterste was intensief monitoren. Die groep kreeg een strafkorting van 15 euro als meer dan 2 munten fout gesorteerd waren. 16% maakte meer dan 10 fouten (blijkbaar is het niet zo simpel als het lijkt) maar sommigen gingen langzamer werken en leverden de doos pas laat weer in.
De middenweg (1 euro strafkorting bij meer dan 10 fouten) leverde de meeste problemen op: 30% maakte meer dan 10 fouten, slechter dan de groep die helemaal niet gemonitored werd. Ook waren er meer laat-sorteerders. Kortom de kosten van die monitoring waren weggegooid geld.
Conclusie: fors monitoren of helemaal niet monitoren. Een beetje monitoren irriteert de goede werknemers en vermindert hun resultaten ten opzichte van niet begeleiden of zeer intensief begeleiden.
Ontleend aan The Economist: 25 mei 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten