maandag 27 mei 2013

De Grondwet en het eigendom

Karl Marx was niet tegen eigendomsrechten, alleen wel tegen private eigendomsrechten. Andrzej Rapaczynski merkt dat tussen haakjes op in zijn paper over de rol van de grondwet in het beschermen van eigendomsrechten tegen onteigening door de overheid. In de serie uittreksels van papers over eigendomsrechten, die hier al een tijdje loopt, dus een nieuwe aflevering.
Er zijn tal van redenen om eigendom te beschermen:
  1. sommigen zien een persoonlijke of expressieve waarde een bezitting: de auteur van een boek, de maker van een tv-programma of een meubel legt zijn ziel en zaligheid in het resultaat. Iemand "heeft iets" met zijn huis. Een soort intellectueel eigendom als het ware. Dit gaat teurg op John Locke en het mengen van arbeid en natuur. Marx leverde daar later ook een bijdrage aan (in de traditie van Hegel).
  2. eigendom als een bastion voor vrijheid en tegen tirannie. Eigendom als broedplaats van politieke waarden - Milton Friedman was een groot aanhanger van dit idee
  3. de economische theorie van eigendom: zonder private eigendom werken markten niet en komen we niet tot welvaart.
De laatste is in de ogen van de auteur degene die er echt toe doet. In het bereiken van die conclusie  en wat dit betekent voor compensatiemaatregelen bij onteigening, geeft hij nog een mooie samenvatting van de public choice theory. Voor wie die niet kent, leg ik het maar even vast:
De ruimte van politiek handelen kun je zien als een specifieke markt waarin indivuele spelers (agenten in ons economen jargon), zowel de regeerders als de geregeerden, hun economische en andere belangen proberen te maximaliseren. In een democratie betekent dit dat gekozen volksvertegenwoordigers proberen om hun inkomen en kansen op herverkiezing proberen te maximaliseren. Daartoe spelen ze in op de behoefte van diverse groepen die van de overheid zaken  (rents) gedaan proberen te krijgen die ze via de markt niet zo makkelijk kunnen realiseren. Afhankelijk van de instituties (de regels, de organistievormen) kan het najagen van de individuele belangen tot heel verschillende uitkomsten leiden. In het ene systeem kunnen regenten veel makkelijker prive-voordelen binnenslepen of kunnen belangengroeperingen hun deelbelang veilig stellen, dan in een ander systeem. Dat maakt dus of een overheidsactie de welvaart verhoogt of vooral een herverdeling van welvaart is (die ook welvaart kan vernietigen omdat het prikkels wegneemt). Er is dus vaak een 'political agency probleem': de kiezers zijn er niet zeker van dat de gekozenen doen wat ze willen.
Als deze kijk op de wereld enige plausabiliteit heeft, ondermijnt ze het idee dat overheden, zelfs de meest democratische, simpelweg vertrouwd kunnen worden dat ze alleen welvaartsverhogende handelingen nastreven en uitvoeren die in het belang zijn van het land (de stad, de EU etc) in zijn geheel.
Aldus Andrzej Rapaczynski in zijn paper "Can constituions protect private property" in E. Colombatto (eds): the economics of property rights.
 

Geen opmerkingen: