Het gezin als productiehuishouding, zoals we dat hier gisteren bespraken, heeft zijn tijd gehad, zo stellen Stevenson en Wolfers (een ongetrouwd paar dat aan de Wharton School in Pennsylvania verbonden is).
Mensen leven langer, hebben minder (vaak) kinderen en spenderen dus een korter deel van hun leven met kinderen in het gezin. En dus is er minder reden dat de een zich specialiseert in kinderen opvoeden (en daarvoor de huishoudschool volgt) en de ander een carriere maakt. In huis is er veel gemechaniseerd en geautomatiseerd en veel eten kan kant en klaar worden gekocht.
Kortom: er is minder werk en dus is specialisatie minder aan de orde. Daar komt nog bij dat huwelijken ook makkelijker uit elkaar vallen bij de huidige normen en waarden en echtscheidingswetten. Wat er weer toe leidt dat men minder kinderen neemt, want het risico daarvan neemt toe (ex-post haggling noemen economen dat in de contracttheorie).
En dus is het huwelijk er niet meer om je te specialiseren en te produceren, maar om samen dingen te consumeren. Het is leuker om naar de tentoonstelling van Andy Warhol te gaan met je partner dan alleen. Het huwelijk was een contract waarbij de een het geld verdiende en de andere de tijd inbracht voor het huishouden. Die productie-economie is niet meer. Een partner is iemand om samen je tijd en je geld mee te besteden. Van productie-economie naar consumptie-economie. Het lijkt het platteland wel - leuke theorie toch, de economische organisatietheorie.
Simon Cox: Till debt us part, in: Intelligent Life, autumn 2008. pag 109; De soepblikken zijn niet van Warhol, maar van Campbells, als u begrijpt wat ik bedoel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten