woensdag 14 januari 2015

eigendomsrechten van een cultureel district

Het een na laatste paper uit het boek van Colombatto waaruit ik de laatste dagen citeer is een analyse van Cuccia en Santagata. Ze kijken hoe het zit met de gemeenschappelijke eigendomsrechten van handwerkdistricten zoals Murano glas of Caltagirone keramiek. Ik vermoed dat je het ook wijder kunt toepassen, maar dat terzijde.

Je mag aannemen dat de handwerkslieden allemaal belang hebben bij het voorkomen van vervalsing, oneerlijke concurrentie uit het buitenland met nagemaakt spul en kwaliteisdegradatie waardoor de consument afhaakt. Kortom een handelsmerk met product-eisen of een soort apelation controlee lijkt aantrekkelijk.
De auteurs laten zien dat het toch kan zijn dat de ondernemers hier tegen stemmen. Ze doen dat aan de hand van een speltheoretische excercitie: stel dat er twee typen handwerkslieden zijn, zij die zich meer op de hoogste kwaliteit en artistiekheid richten (en ook hun werk signeren) en zij die meer voor volume en de marketing gaan (en ook signeren, maar niet de hoogste prijzen halen). In dat geval kon de tweede groep (die mogelijk ook groter is) wel eens tegen stemmen.
Het zou kunnen zijn dat ze bang zijn dat het merk bij de consument het beeld van het kwaliteitsproduct versterkt of dat de gemiddelde kwaliteit nog omhoog gaat door de artistiekelingen. En dat dit souvernirachtige producenten aantrekt die niet onder het merk produceren maar toch meeprofiteren, en dat zij met de midden-kwaliteit daarmee klem komen te zitten tussen de echte artiesten en de souvenirhandel. Vooral als ze die dynamiek vermoeden en via lage rentevoet de toekomstige winsten belangrijk vinden is dit een reden tegen te stemmen.

Geen opmerkingen: