zaterdag 30 april 2011

lijstje: 10 bijdragen uit de politcal science

Koninginnedag is dit jaar goed voor een vrijmarkt uit de politieke wetenschappen. What has political science ever done for agricultural economics, zo vroeg Wyn Grant van Warwick University zich vorige week op de AES conferentie ter plekke af. Althans dat was de titel van zijn paper.
Op basis van de literatuur over belangengroepen kwam hij tot 10 inzichten die zijn vakgebied heeft bijgedragen, en die ik hier al een lijstje weergeef. De toelichting vind je in zijn paper.



1. Business interests are generally more influential than other interests because of structural and lobbying power, but this does not mean they cannot be defeated.

2. Government shapes interest group activity through its own structure and activities. Having a department within government that is linked to a particular client group can be beneficial to that interest.

3. Government needs interest group activity for legitimation, information and cooperation in policy implementation.

4. An insider group relationship with government brings certain benefits, but also some constraints.

5. The rise of „NGOs‟, particularly those in the environmental sphere, has shaped the terms of the political debate and they have replaced trade unions as the main countervailing power to business.

6. The use of direct action has increased over time and new technologies have facilitated this form of activity.

7. Relatively closed policy communities have diminished in importance over time.

8. The EU is particularly susceptible to interest politics.

9. Pressure groups are not characterized by high levels of internal democracy.

10. The rise of retail governance represents a significant new development in interest politics in that it sees the delegated exercise of substantial influence yet without much interaction between business and government.

vrijdag 29 april 2011

biopatenten

In dezelfde sessie (zie de blog van gisteren) op de AES conferentie een paper over de juridisering van het kwekerswerk. Daar spelen patenten een steeds belangrijker rol, in plaats van het op de commons gebaseerde kwekersrecht. Het gaat samen met het overbrengen van eigendom van het publieke naar het private domein en machtvorming bij grote ondernemingen. Waarmee ook kartelrecht belangrijker wordt.
Het paper van Peter Feindt geeft een mooi overzicht. Het haalt de economische theorie aan die stelt dat heldere eigendomsrechten goed is om innovatie te versnellen, maar dat dat hier door het gedrag van de betrokken ondernemingen, met technieken als patent-blocking en anti-commons gedrag nog maar zeer de vraag is of dat empirisch ook zo uitpakt. Hoge transactiekosten van procedures helpen ook al niet. En het leidt tot standaardisatie van producten en machtsconcentratie. De auteur roept op tot een publiek debat dat vermoedelijk zou leiden tot het corrigeren van een aantal uitwassen in de patent-wetgeving.

donderdag 28 april 2011

Vlinders en Frankenstein

Je hebt nog wat aantekeningen van de conferentie van de Agricultural Economic Society van vorige week tegoed. De Britten waren met postzegels en andere zaken de eerste, dus vermelden niet de landsnaam in de titel van hun beroepsvereniging. Maar daar gaat het nu niet om.
De conferentie werd gehouden samen met onderzoekers in de political studies, en dus was een sessie over politcal economy een must. Een interessant paper kwam uit Belgie, van Jo Swinnen en Thijs Vandermoortele: On butterflies and Frankenstein - a dynamic theory of technological regulation. Een titel die je maar moeilijk meer in een tijdschrift krijgt omdat de zoekmachines het verkeerd interpreteren (weer een studie over vlinders) en dat levert geen hits op. Maar wel een leuke titel - en vooral een boeiende inhoud.

Onze Vlaamse vrienden maakten een wiskundig model voor twee landen die ieder moeten besluiten om een kostprijsverlagende productiemethodiek in te voeren (of te verbieden), en die sommige consumenten mogelijk niet aanstaat. Bijvoorbeeld biotechnologie (of megastallen of kinderarbeid of you name it). We nemen ook aan dat veranderen van de ene technologie naar de andere met eenmalige kosten (switching costs) gepaard gaat.
Zo'n model zit zo in elkaar (of is zo gedefinieerd), dat een klein verschil in voorkeur bij consumenten/burgers zal leiden tot invoeren of verbieden van de techniek. Al was het maar volledig democratisch: 49,5% tegen de techniek, dan wordt hij ingevoerd, 50.1% tegen, dan gaat het feest niet door. Op basis van de uitgangssituatie kiezen beide landen een techniek en als de consumenten voorkeuren gelijk zijn in beide landen dan kiezen ze hetzelfde regime, en blijven daar ook in periode 2 bij.

Maar stel nu dat in de eerste periode in land A (bv. de VS) de consumenten (net) welwillend staan tegenover de nieuwe techniek (bv. gmo) en in land B (bv. de EU) net niet (bv. omdat daar net een dioxine of bse crisis was). Dan kiezen A en B een verschillend regime.
Stel nu dat in land B de consumenten weerstand wegebt in periode 2, omdat men tot nieuwe inzichten komt, de ervaringen in land A positief blijken te zijn, men de internationale concurrentie verliest of om wat voor reden dan ook. Dan zou je verwachten dat land B ook overgaat naar de techniek die land A natuurlijk ook in periode 2 zal kiezen.
De auteurs laten zien dat dit in hun theoretische model helemaal niet het geval hoeft te zijn. Als land B gaat switchen naar de goedkopere techniek, dan krijgen de producenten namelijk te maken met switching costs, omdat ze intussen internationaal minder concurrerend zijn. Ze zullen dus lobbyen voor het behoud van de marktbescherming die inmiddels is ontstaan door het verbieden van de techniek. Als hun poltieke lobby maar sterk genoeg is, zal dus de kostprijsverlagende techniek niet meer worden ingevoerd, ook al zouden consumenten daar inmiddels voor zijn.
Charmante redenering en een mooi model. Nog niet empirisch getoetst maar de feiten rond GMO lijken er zo in te passen - verleidelijk om te denken dat het in werkelijkheid zo zit. En dat dus grotere (melk)veehouders er goed aan doen geen butterfly tegen megastallen te laten ontstaan. Hier is de link naar het paper.

woensdag 27 april 2011

column over varkens

De Paasdagen inspireerden me tot een column op Boerenbusiness.nl over de concurrentiepositie van de varkenshouderij. Zie aldaar.
Posted by Picasa

dinsdag 26 april 2011

U turn in projecten

De paardenbloemen zijn
dit jaar twee weken te vroeg
Projecten kennen halverwege een motivatiedip. Of het nu gaat om het lezen van een boek, of het doen van een Europees onderzoeksproject. De verklaring van marginaal denkende economen en psychologen ligt voor de hand: naar mate je verder van wal bent / al veel hebt gedaan is elke volgende bijdrage maar een relatief kleine (marginale) bijdrage. Daar wordt je als het ware steeds minder voor beloond.
En naar mate je dichter bij het eind komt is elke bijdrage een steeds groter deel van het stukje dat je noch moet. Het is dus wel essentieel om ergens halverwege de omslag te maken en niet meer terug te denken aan waar je vandaan komt, maar waar je naar toe gaat.
De NRC berichtte 15 april op basis van een paper in Psychology Science van 7 april dat nu ook empirisch is vastgesteld dat het zo is, dankzij proefjes op alweer Amerikaanse studenten. De wet bleek ook op te gaan voor collectes, zo meldt de krant: aan het begin kun je het best meedelen hoeveel er al gegeven is, tegen het eind hoeveel we nog moeten.

Lezers van de Nederlandse psycholoog Douwe Draaisma kenden het effect al: het verklaart waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt: de tijd wordt een relatief groter deel van de nog resterende. Het deed me ook denken aan het proefschrift uit de jaren tachtig van mijn LEI collega George Beers. Op basis van IT projecten stelde hij vast dat er in het begin van een project veel resources werden besteed voor relatief weinig resultaat (veel zoekgedrag), maar dat er een omslagpunt is waarna het kwartje gevallen is: er is dan nog heel veel werk (en weinig resources), maar het iedereen erg duidelijk is wat er nog moet gebeuren.
Ik heb er van geleerd dat je in het begin als projectleider dus vooral moet sturen op de efficiency van het zoekproces en aan het eind de efficiency er wel is, maar je je zorgen moet maken over de creativiteit in het presenteren van de eindresultaten (niet alleen de voor de hand liggende conclusies, what next, hoe te presenteren zodat het blijft hangen).

Met deze tips moeten er toch weer een hoop projecten af kunnen komen, zo voor de zomer.

vrijdag 22 april 2011

Schaarste in India en dollars in China

Vermoedelijk rot meer dan een kwart van de groente en fruit weg voordat het van de boer bij de consument is. Althans in India. In het westen ligt dat op minder dan 10% (maar daar gooien consumenten veel weg of is er afval bij maken van voorgesneden salades).
De oplossing is investeren in koel-ketens (chill chains). Dat vraagt grote investeringen. Juist daarom zou het goed zijn als in India ook westerse supermarkten toegelaten worden. Maar dat houden de gezinsbedrijfjes en straathandelaren tegen. Ofwel de political economy van de voedselverspilling en grondstoffenschaarste.

The Economist had er vorige week een mooie rapportage over: retailing in India -send for the supermarketers, 16.4.2011

Ze rekenden in een ander artikeltje ook nog even uit wat je voor 3 triljoen dollar kunt kopen, de reserves van de Chinese centrale bank. Bijvoorbeeld alle Amerikaanse landbouwgrond en gebouwen., die staan voor nog geen 2/3e van dat bedrag (1.87 triljoen) in de boeken. Schaarsteprobleem voor China ook opgelost. (Overigens ging het blad er gemakshalve aan voorbij dat ze van heel veel eigenaren zijn en je ze niet in 1 deal kunt kopen, met als gevolg dat je je eigen markt verpest doordat je de prijs opdrijft).

donderdag 21 april 2011

helemaal top

De topsectoren van dit land hebben een gezamenlijke website geopend. Hier de link, aan de inhoud wordt zo te zien gewerkt.

woensdag 20 april 2011

over de bollen

Ik vloog vanochtend terug van Birmingham naar Schiphol. Over de zonovergoten bollenvelden, die er in volle bloei bijliggen. Een bloem-styliste noemde dat zaterdag in de NRC terecht nog een bollenfabriek, maar wel mooi. Voor wie met de Paasdagen nog een uitje zoekt: naar de bollen.

Luistertip bij dit bericht: Louis Davids.

dinsdag 19 april 2011

10 jaar EuroChoices

Het blad EuroChoices bestaat 10 jaar. Reden voor een workshop op het AES congres op de universiteit van Warwick. Als voorzitter van de stuurgroep blik ik er vandaag terug.
Maak nu gratis kennis met het blad dat wetenschap en beleid aan elkaar probeert te koppelen: economie zonder formules maar met fotos. Hier de gratis virtuele feesteditie. Geniet ervan (en laat weten wat je er van weet).

maandag 18 april 2011

Rotterdam: aaibaar en eetbaar

Reclame voor de buurgemeente: op zaterdag 14 mei organiseert Eetbaar Rotterdam het eerste Urban Farming Film Festival.
Festivals rond eet films zijn aan de orde van de dag, maar een festival rond voedselproductie in en bij de stad ontbrak nog. Eetbaar Rotterdam, de vereniging die zich inzet voor de bevordering van professionele stadslandbouw in Rotterdam, heeft in samenwerking met Lantaren Venster twee films uitgekozen die het onderwerp stadslandbouw belichten. Aansluitend zal aan de hand van een aantal aansprekende kortere film en animatie fragmenten in twee blokken dieper in gegaan worden op enerzijds de productie zelf en anderzijds de beleidsmatige en stedenbouwkundige aspecten van voedsel telen in de stad.
Zie verder de website

zondag 17 april 2011

De koe van Hein

Er zijn sterke aanwijzingen dat de beste koe van Hein uit Heerde komt. Vorige week gaf ik hier een crowd sourcing vraag: wie kent het boerenliedje "De beste koe van Hein" en de auteur Jan van Riemsdijk.
Een anonieme reactie volgde, met daarin een link naar de website van de historische vereniging van Heerde, een mij bekend Veluws dorp. Van Riemsdijk blijkt een zoon van een Rotterdamse tabakshandelaar die in 1889 op twintig jarige leeftijd na een studie in Wageningen (!) verhuist naar Heerde om er zuivelfabrikant en boer te worden.
Hij bekeerde zich tot Gelderlander, zo krijg je de indruk. Hij ontwikkelde een soort kunstdialect van de Veluwe, trad op in Veluwse klediij en schreef het Heerder en Gelderse volkslied. Daarmee wist hij blijkbaar als allochtoon de gevoelens van de lokale bevolking te vertolken want de gemeenteraadsleden van Heerde citeren nog met enige regelmaat uit het lied, zo schrijft de website.
Vanaf 1914 was hij een van de eersten die populair werden in Nederland met dialect-zang. We hebben hier dus een voorloper van Normaal. Het bracht hem bij Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik, in Nederlands Indie en in Amerika. En na de oorlog deed hij mee aan het immens populaire radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein, waarmee hij een voorloper was van de Boerjes van Buuten die later (in een rol van Kees -raden maar- Schilperoort) een TV act werden. Dat maakte van Riemsdijk niet meer mee, hij overleed in 1954 in zijn geliefde Heerde.
De website geeft een aantal van zijn meest populaire liederen maar de Beste koe van Hein is daar niet bij. De vraag naar die tekst staat dus nog open. Moet met deze sterke aanwijzingen niet moeilijk zijn...... (en P.S. moet Wageningen niet een collegezaaltje vernoemen naar deze beroemde maar bijna vergeten afgestudeerde, of misschien kan het huisorkest wat van zijn werk op het repertoir zetten?)

zaterdag 16 april 2011

Regionale strijd om de melk

Tot slot van mijn reeksje samenvattingen uit de ERAE: de strijd om de melk. Voedselproductie heeft veelal grond nodig en dus kun je op een locatie niet onbeperkt uitbreiden; bovendien is de waarde per kg vaak laag dus kun je ook niet onbeperkt transporteren. Dat kan dus tot lokale monopolies van voedingsmiddelenindustrien leiden - met cooperaties als middel om die monopolies te doorbreken. In die zin zijn cooperaties dus geen kartels, maar anti-kartels.
Cooperaties maar ook particuliere bedrijven passen tot op zekere hoogte vaak uniforme prijzen toe: of je nu ver weg of dichtbij de suiker- of melkfabriek zit, je krijgt dezelfde prijs; de fabriek betaalt het vervoer. Hoewel de transportkosten verschillen en het beter zou zijn als de boeren vooral rond de fabriek zaten - maar die prikkel wordt niet uitgedeeld. (Een voorbeeld waar dat wel gebeurd is: in Duitsland is uniforme beprijzing van suikerbieten gestreept en de teelt uit het verre oosten van Duitsland verdwenen, want de fabrieken stonden in het midden van het land - in het westen van het oosten als je begrijpt wat ik bedoel).
Dit betekent dus dat uniforme afleveringsprijzen (Uniform Delivered Prices -UDP in het jargon) een maatstaf zijn voor marktmacht: hoe meer je je dit kunt veroorloven, hoe zwakker de concurrentie. Anderzijds kan het ook concurrentie aanwakkeren omdat daardoor werkgebieden van bedrijven makkelijker over elkaar heen kunnen vallen. Op die manier zorgen telersverenigingen of marketing cooperaties die als 1 blok hun product aanbieden voor sterkere concurrentie tussen de verwerkende bedrijven (food processors) over het hele gebied.
Een groep Duitse onderzoekers bekeek de Duitse melkmarkt op deze aspecten. In lijn met eerdere papers en het Duitse Kartellamt vinden zijn dat food processors erg op elkaar letten en zo regionale prijzen als benchmark nemen - ze noemen het nog net geen samenspanning (collusion). Dit gaat samen met lage prijstransmissie (veel van de toegevoegde waarde blijft verderop in de keten hangen en komt niet bij de boer).
Ze speculeren ook dat het verdwijnen van de melkquota leidt tot hogere aanbodselasticiteit (het aanbod wordt prijsgevoeliger) en dat dit ten goede komt aan de prijstransmissie: een groter deel van de toegevoegde waarde gaat richting de boer. Marketing cooperaties kunnen bijdragen aan overlappende werkgebieden en bijdragen aan prijsconcurrentie en zo ook tot minder-samenwerkingsgeorienteerde prijszetting (in het jargon: Hotelling Smithy),

M. Grauber, I. Koller, K. Salhofer and A. Balmann: Cooperative versus non-cooperative spatial competition for milk. ERAE 2011-1

vrijdag 15 april 2011

De moraal van het tulpen plukken

Economie kan niet zonder moraal, de grondlegger van het vak was niet bij toeval een moraal-filosoof. Ook al wordt wel eens anders gedacht. Sommige ondernemers schatten in dat hun klanten zo'n hoge moraal hebben, en niet alleen aan zichzelf denken, dat ze het bepalen van de prijs overlaten aan de klant. U geeft maar wat het u waard is.
Dat is tot daar aan toe als je de klant ook nog ziet, maar boeren en tuinders willen nog wel eens een stapje verder gaan: hier is een prijsindicatie, doe wat het u waard is maar in het busje. Dat bespaart de kosten van bediening van een kassa, maar als te weinig mensen zouden betalen, of teveel mensen te weinig, dan verdwijnt de markt. Zelfbedieningsrestaurants in kantoren schijnen er van terug te komen en gaan de kassa's weer bemensen.
Een extreme vorm van wat economen een 'honour market' noemen is te vinden in het Zwarte Woud, waar vader en zoon Baer in de buurt van Freiburg een 'pluk je eigen bloemen' boederij runnen. Het is een succesvolle onderneming, met 24 veldjes die een investering vragen van 4.000 tot 16.000 euro per ha, dus je hoopt wel dat de klant ook geld in het busje doet. Sommige van die veldjes zijn meer dan 10 km van de boerderij vandaan (en de heren halen de busjes leeg met een oude auto, want uit interviews blijkt dat sommigen hun donatie laten afhangen van het niet al te rijke image van de boer). De heren leveren ook nog zaden en advies aan 600 collegaboeren in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Sommigen hebben wel 100 veldjes. Het extreme van deze situatie zit er in dat de ondernemer hier de klanten niet kent, en niet kunnen bepalen wie wat betaalt. Daar gaat dus geen morele druk vanuit. Het is een koud kunstje voor de klant om na de pluk zo weg te lopen.
De verklaring dat men dat niet doet zit in wat Elinor Ostrom de interne en externe delta (of norm) noemt: Uit o.a. de neurobiologie weten we dat vals spelen als een kostenpost wordt ervaren (je voelt je slecht) en het voldoen aan een (geleerde) norm je een goed gevoel geeft - de delta.  Interne delta's zijn geinternaliseerde externe deltas, geleerd in je jeugd. Als die morele kosten (of baten) maar hoog genoeg zijn, dan wordt er betaald.

Enfin Duitse onderzoekers gingen op onderzoek uit. Ze verborgen zich in een schuurtje met eenzijdig glas en als een bezoeker voor de tulpenpluk betaald had, kwamen ze te voorschijn om vragen te stellen (en de bloemen te tellen). Bij het lezen van het onderzoeksverslag moest ik even aan Tatort denken. De meeste bezoekers betalen de aangegeven, gesuggereerde prijs. Anderen laten het afhangen van tal van factoren: de kwaliteit der bloemen (dat was ook de ervaring van de boer), de prijs in de markt, hun eigen transportkosten, of de geschatte kostprijs (sommigen claimden daar verstand van te hebben).

De onderzoekers deden ook een kwantitatieve analyse. Een paar bezoekers snaaiden 28 bloemen en betaalden maar 5% van de gesuggereerde prijs. Maar als je die elimineert, is er weinig verband tussen de moraal van de juiste prijs en de omvang van het boeket. Aanwezigheid van anderen (die men wel of niet kende) had ook weinig invloed. Mensen uit de buurt betaalden wel beter, net als hoger opgeleiden (met een hoog inkomen is een hoge moraal geen kunst??). Regelmatige klanten betaalden niet beter of slechter dan incidentele bezoekers.

Enfin, uiteindelijk concluderen de onderzoekers dat ze de klanten op zijn best nog maar matig begrijpen. En gezien het belang van moraal (het is bekend dat het dreigen met wettelijke regels soms tot verslechtering leidt) is meer onderzoek op zijn plaats.
Leuker dan dit kunnen we onderzoek niet maken: wie heeft er nog een tulpenveld voor zelfpluk, een oude bollenschuur en een onderzoeksbudgetje voor wat studenten en een econometrist?

Achim Schluter and Bjoern Vollan: Morals as an incentive? - a field study on honour based flower picking in ERAE: 2011-1

donderdag 14 april 2011

Kleine boeren vs. multinationals

foto niet uit Senegal maar Namibie
Ik blijf nog even wat wetenschappelijke literatuur bespreken. Vaak zijn de artikelen in vakbladen als de European Review meer voor de collega onderzoekers omdat ze alleen over methode-ontwikkeling gaan. Maar dit keer is er als bijproduct ook veel te melden dat best in de krant zou mogen.
Zoals een paper van enkele gerenomeerde onderzoekers uit Leuven, die naar Senegal togen om te kijken wat de effecten van de globalisering zijn voor de arme Afrikaan. Stukken beter dan velen denken.
Senegal werd gekozen als een worst case: een zeer arm land met slecht werkende markten en institutionele problemen; het exporteert verse groenten en fruit, waar steeds meer westerse retail standaarden worden opgelegd; de exporterende tomatenproductie in Senegal is in handen van 1 multinational, die zelf de grond exploiteert en geen kleine boeren in de productie betrekt; natuurlijk is de multinational westers en beheerst hij de hele keten.
Kortom alle reden om te veronderstellen dat alle baten van globalisering (handel en directe investeringen) eerder naar het westen dan naar Senegal vloeien. Sterker: dat Senegalezen hier helemaal niet van profiteren. Er zijn ook heel wat studies (ook van de betrokken auteurs zelf) die concluderen dat kleine boeren in zo'n situatie gemarginaliseerd worden.
Maar die studies kijken vaak naar die groep boeren, en niet naar armoede bestrijding. En in de case van de Senegaleze tomaten blijkt nu net dat de arme, landloze arbeidersklasse, belangrijk profiteert doordat de exportvelden werk en inkomen bieden. Uit oogpunt van armoedebestrijding is er een gunstige situatie.
Met andere woorden het is lang niet altijd nodig dat kleine boeren ook in een keten geintegreerd moeten worden vanwege armoedebestrijding, zeker niet als er een landloze klasse is (of boeren tijd over hebben). Door de schaal en het voldoen aan westerse productiestandaarden, kan er blijkbaar een fors bedrag aan westerse consumentengelden naar Senegal vloeien.
Natuurlijk, het is maar 1 case, en fair trade schema's worden er niet meteen mee overbodig, maar
"conventional wisdoms'  moeten af en toe kritisch tegen het licht worden gehouden. Gemakkelijke waarheden worden soms ongemakkelijk.

Miet Martens, Liesbeth Colen en Johan F.M. Swinnen: Globalisation and poverty in Senegal - a worst case scenario? in: ERAE 2011-1

woensdag 13 april 2011

betalen voor diervriendelijke producten

In de serie Uit de wetenschap, vandaag een paper dat zich afvraagt hoeveel mensen bereid zijn te betalen voor diervriendelijke productie. De Zweden Carl Johan Lagerkvist en Sebastian Hess voerden een zgn. meta-analyse uit waarin ze 24 studies met 106 schattingen van de betalingsbereidheid analyseerden.
Naar mate mensen een hoger inkomen hebben neemt die bereidheid toe. Ouderen zijn minder bereid. Opvallend vond ik dat er maar beperkte verschillen tussen landen zijn: Duitsers en Fransen willen meer in de buidel tasten dan de gemiddelde Europeaan (exporteurs, grijp uw kansen, zou ik zeggen), en -wie had dat verwacht- de Denen minder dan het gemiddelde.
Een ander opvallend resultaat is dat de betalingsbereidheid weinig afhangt van de diersoort en het issue, met de batterijkip als uitzondering. Het wordt dus beleefd als een algemeen ethisch probleem (een publiek goed) en minder als een product-attribuut. Dat zou dan betekenen, zo speculeren de auteurs, dat er ruimte is voor een algemeen label over diersoorten en issues heen. Wat dan ook weer goed uitkomt omdat het een complex issue is, met meerdere aspecten (vloeroppervlakte, antibiotica, natuurlijk gedrag etc).
De auteurs wijzen er op dat het gebrek aan kennis van boerderij-diervriendelijkheid bij de consument an sich al kan leiden tot marktfalen. Boeren hebben dan te weinig prikkels om het product te maken. Maar labels zijn geen perfecte oplossing: hogere kosten (uiteindelijk ook voor de consument) en er resteert een negatief extern effect (de koper internatiliseert wel zijn eigen onnut in de prijs, maar er blijft een disutility van het feit dat de consument weet dat anderen dat mogelijk niet doen). Publieke en private aspecten moeten dus uit elkaar gehaald worden in een analyse.
De auteurs eindigen met het gebruikelijke pleidooi voor meer onderzoek, maar nu wel in een alleraardigste formulering: het economisch onderzoek naar de betalingsbereidheid voor diervriendelijke productie lijkt veel kleiner dan je op basis van de publieke aandacht zou verwachten.

Carl Johan Lagerkvist and Sebastian Hess: A meta-analysis of consumer willingness to pay for farm animal welfare in: ERAE 38-1, 2011

dinsdag 12 april 2011

Bio van kleine boeren

Er zijn allerlei motieven om voor Bio te kiezen. Een paar Amerikaanse collega's probeerden te isoleren welke rol 'fair' of 'equitable' daar in speelt. Het gaat hier dus niet om het feit dat je denkt dat bio gezonder voor je is, maar het altruistische motief dat je bv. kleine boeren met een zwakke marktpositie wil steunen uit sociale overwegingen.
Het antwoord in het geval van brood in Amerika is 15% (van de premium van bio t.o.v. conventioneel). De winkeliers doen er dus goed aan om te blijven adverteren dat 'buying organic supports small family farms'.
Tegelijkertijd is dat wel een uitdaging zo constateren de onderzoekers. In werkelijkheid zijn de biologische producenten van granen helemaal geen kleine jongens, Ze groeiden van 268 acres naar 477 in 2005, 20% van de bedrijven is goed voor 90% van de productie en heeft een omzet van $ 400.000,-. Zelf vind ik dat nog wel meevallen, maar omdat Amerikanen een zeer lage telgrens hebben, spreken de auteurs van 'would be considered large to very large', en zien een crisis in the making.

Brian Briggeman and Jayson L. Lusk: Preferences for fairness and  equity in the food system in: ERAE 2011-1

maandag 11 april 2011

Dutch design: Ronde balenpers

De overheid zet in op 9 topsectoren. Ik vind het beroepshalve interessant om te kijken of er ook niet vooral innovatie zit tussen die topsectoren. Een lijstje daarvan is niet zo moeilijk, behalve tussen Agro en Creative Industries. Ik bleef steken bij landschaps- en tuinarchitectuur, daar zijn we internationaal beroemd in.
En agro kom je tegen in gaming maar het immens populaire Farmville komt niet uit Amsterdam. En dus grap ik bij de koffie-automaat wel eens dat wellicht juist het versterken van een link tussen deze twee bedrijfstakken, het maatschappelijk draagvlak en de winstgevendheid van de sector zou kunnen vergroten.

Robeco's Safe bracht dit weekend een nieuw inzicht. In een artikel over Dutch Design komt tot mijn verrassing ook de ronde balenpers van Lely-Welger prominent in beeld. Want tractoren moeten tegenwoordig cool zijn, en dus ook datgene wat er achter hangt. Zelfs in de business to business relatie. Tussen (high) tech en creative industries lukt het dus wel, met een vleugje agro erbij.

zondag 10 april 2011

Logo, status en schoonheid

Heb je personeel dat enquetes uitvoert, of collecteert voor een goed doel: zorg dat ze er goedgekleed uitzien. We wisten dat al voor sollicitatiegesprekken, maar het geldt ook in andere situaties. Twee onderzoekers van de universiteit van Tilburg (Rob Nelissen en Marijn Meijers) lieten de status bepalen van mensen met een poloshirt zonder logo, met een duur logo (LaCoste, Hilfiger) en een goedkoop logo. Uitslag zoals verwacht.
Maar ze lieten die mensen ook interviews afnemen in een winkelcentrum: respons met het statuslogo was 52%, tegen 13% bij de no-logo polo (zelfde interviewster, andere geinterviewden). Observatoren van sollicitatie-gesprekken gaven een 9% hogere salarisindicatie. Een collecte bracht bijna twee keer zoveel op.
De reden? Mensen reageren vermoedelijk op de statuslabels zoals de vrouwelijke pauwen op de mooiste staart van een mannetjespauw. Alleen de besten kunnen (konden) zich status veroorloven. 
Vertel overigens niet dat mensen hun polo van de onderzoekers hebben gehad, dan vallen bovengenoemde effecten weg, het shirt is dan geen eerlijk signaal meer. In die zin geldt no-logo.

Ook de NRC meldde interessant omgevingsonderzoek. Diederik Stapel (ook Tilburg) en Siegwart Lindenberg (Groningen) haalden opnieuw Science door bij de spoorwegstaking te onderzoeken wat voor effect rommel heeft op gedrag. Disneyland wist dat al lang, maar veel rommel geeft aanleiding tot anti-sociaal gedrag. En zelfs tot discriminatie omdat de mens in stereotypen gaat denken. In een rommelige omgeving gaat de blanke geenqueteerde verder weg zitten van de zwarte enqueteur (de onderzoeksassistent) dan op dezelfde plek zonder rommel. En in de enquete geven ze meer stereotype antwoorden en waren minder bereid te doneren.

Wat kunnen we daar op het platteland mee? Wordt het stereotype beeld van de landbouw versterkt als we het verrommelen met autobanden en caravanstalling in scheefgezakte loodsen? En wordt het tijd voor wat sjieke voedingsmiddelenlogo's ? Zorg bij de onderzoeksenquete in ieder geval voor de goede truien.

Economist - Status Displays: I've got you labelled.
NRC: Discriminiatie in een zwijnenstal, 8.4.2011

zaterdag 9 april 2011

beleggingskunst

read the tea leaves -
(beleggings)moeras in Saeftinge
De economische relatie tussen landschap en kunst leverde mijn LEI collega Ernst Bos een artikel in ESB op, en nu ook een pagina in het Robeco huisblad SAFE. Dat rekt het imago van het LEI toch weer aardig op: er is meer economie in de wereld dan de kostprijs van tarwe.

Mijn huisblad The Economist schrijft lovend over Antti Ilmanen's boek Expected returns: and investor's guide to harvesting marekt rewards. De bespreking signaleert een mooi overzicht van anomalien, die er onder ander op gebaseerd zijn dat mensen soms een voorkeur (in bv een paardenrace) hebben voor outsiders, omdat een grote winst het gokken lijkt te rechtvaardigen. Zo wordt er ook teveel betaald voor (sterke) groeiaandelen. En te weinig voor langlopende obligaties als je in staat bent de looptijd uit te zitten (dan ben je niet zo rentegevoelig). En de carry trade zou gebaseerd zijn op een vergelijkbare positie als het verkopen van loten in een lotterij, niet op het kopen.

Economist: liquidity and lottery tickets, 2.4.2011

vrijdag 8 april 2011

liberaal paasei-protest

Het ZeeuwsVlaamse cafe
waar ik woensdag over blogde
- denk aan de koe van Hein
Belgie - de NRC wijdt er vandaag een special aan. En wie vandaag zoals ik op het Centraal Station van Brussel aankwam, werd ontvangen met drie paaseitjes van de Liberale Vakbond. Waarmee ze hun folder aan de man/vrouw brachten waarin werd uitgelegd dat "het europact knabbelt aan onze koopkracht. Het pact voor competitiviteit wil lonen, index en brugpensioen laten wegsmelten".
Uit de Franse tekst begrijp ik dat ze het Europese pact rond de euro bedoelen. Voor onze Vlaamse taalpuristen: competitiviteit noemen wij concurrentiekracht.

donderdag 7 april 2011

concretere GLB ideeen

De ietwat deftige Haagse societeit de Witte was vanmiddag de plaats waar toutes le monde van het Nederlandse wereldje rond het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zich verzameld had om te praten over concretere ideeen voor de uitvoering van het post-2013 beleid.
Goed georganiseerd en het kan je via twitter of internet-tv niet ontgaan zijn. Met aan het eind een mooie inzet van de Staatssecretaris die het idee verdedigde dat we inzetten op het vernieuwen en verduurzamen van de sector, en geen geld geven aan bedrijfsvoering waar na 2020 geen maatschappelijke plek meer voor is. Wel natuurlijk met zorg voor de mensen die een forse bedrijfsverandering zullen moeten doorvoeren of daar niet meer aan mee willen doen.

Persoonlijk viel me op dat er nog verschillende werkelijkheden in de discussie bestaan. Waar velen net als ik een situatie zien waarin de wereldmarkt hoger is dan de EU interventieprijs, en -zoals iemand uit de zuivel voorrekende- er de afgelopen jaren zeer weinig exportrestituties zijn gebruikt, leven sommigen nog met het beeld van de dumping op de wereldmarkt en pleiten voor afscherming.
Verder legde een enkeling het begrip concurrentiekracht uit als een recht op bestaan van elke boer. Helaas, maar dit is een begrip op sector of regionaal niveau en een concurrerende sector is gebaat bij een dalend aantal bedrijven zodat anderen kunnen groeien en de kostprijs verlagen door benutting van nieuwe, steeds weer grotere, technologie.
Zelf ging me het teveel over alleen boerderijniveau. Bij groene groei is duurzaamheid niet iets wat je uit de winst doet als maatschappelijke activiteit, maar is het een business model. Zou het bedrijfsleven niet een stap kunnen maken door niet alleen op eiwit of vet of wintermelk uit te betalen, zo stelde ik, maar ook op duurzaamheid. En kunnen we dat dan versterken met een deel van de GLB premies en die ook inzetten om het peleton te laten aansluiten bij die kopgroep? De bureaucratie lijkt me mee te vallen, en in ieder geval niet lastiger dan het meten van percelen of de certificering van biologische landbouw. Er wordt achter de schermen aan gewerkt zo kwam men mij onder de borrel vertellen.
En dus verliet ik met een zeker optimisme de societeit: het is lente en de vernieuwing zit in de lucht. Zelfs het SCP constateert dat het optimisme in dit land terugkeert, zo meldde de NRC bij thuiskomst. En de ECB verhoogde voor het eerst weer de rente, de periode met de laagste rente sinds de komst van de Amsterdamsche wisselmarkt in de 17e eeuw is ten einde.

woensdag 6 april 2011

De beste koe van Hein - wie kent hem (niet)?

De weblog wint aan interactiviteit. Dank aan Rudy, Lan, Victor voor hun aanvullingen in afgelopen dagen.
Tijd voor crowd surfen dus: afgelopen zondag fotografeerde ik in Emmadorp (Zeeuws-Vlaanderen) de cover van een stuk bladmuziek op een wand beplakt met bladmuziekcovers in cafe Het Verdronken Land. Duidelijk van voor 1960, mogelijk nog veel ouder. Het lied heet "De beste koe van Hein" - een boerenliedje van Jan van Riemsdijk.
Ik had er nooit van gehoord en een simpele zoekopdracht op google en youtube leveren geen hits op die relevant lijken. Kortom: tijd voor een quizvraag zonder antwoord. Wie kent dit lied, wie was componist/auteur Jan van Riemsdijk?

dinsdag 5 april 2011

theorie van innovatiebeleid

Morgen geef ik een lezing op het Ministerie van EL&I over het geheim van de Gouden Driehoek. Wat nog niet zo simpel is te benoemen, omdat we vaak wel weten in de agrosector wat we doen, maar lang niet altijd de theoretische argumenten in handen hebben waarom dat de afgelopen decennia gewerkt heeft.
Laat staan dat we weten of het voor andere topsectoren ook zou kunnen werken. Daar ben ik ook nog niet uit (zo zal ik stellen), maar aan het analyseren waarom we doen wat we doen, heb ik veel gehad aan het hiernaast getoonde boek. Een echte aanarader:
Ruud Smits, Stefan Kuhlmann en David Shapira: The Theory and Practice of Innovation Policy, Edgar Elgar, 2010.
Wie zich met innovatiebeleid bezig houdt, leze dit handboek dat bovendien in belangrijke mate een Nederlands product is.

maandag 4 april 2011

De Amsterdamse Uitleg

Vandaag gaat de blog over de Amsterdamse grachtengordel. Niet omdat die zich met landbouw bemoeit (wat ze wel doet), maar wel omdat ik hem als vorm van ruimtelijke ordening relevant vind. Dat heeft te maken met multifunctionele landbouw en vooral de discussie of je ook voor landschap moet betalen.
Ik zoek in die discussie nog wel eens steun bij voorbeelden buiten de sector. Net zoals het veenweidegebied of de polders mooi zijn, geldt dat ook voor Venetie of de grachtengordel. Zelfs Unesco erfgoed.
En daar valt dan van op te merken dat we niet voor betalen, hooguit binden we de bewoners en gebruikers aan regels als ze willen verbouwen- we krijgen het multifunctionele dus min of meer gratis.
En nog sterker: het werd zelfs niet ontworpen. Net als het landschap is het een toevallig bijproduct van optimale inrichting voor een ander doel, dat  bijproduct zijn we schoon gaan vinden.
Dat wordt nog eens duidelijk uit het proefschrift De grote uitleg van Amsterdam - Amsterdamse stadsontwikkeling in de 17e eeuw van Jaap Evert Abrahamse, en waaraan de NRC Boekenbijlage donderdag een pagina wijdde.

Derde uitleg
De  derde uitleg (waarmee ook de Jordaan binnen de stadsgrens kwam) was helemaal niet op een masterplan gebaseerd. In 1610 was de stad bijna failliet en er moest wat gebeuren. Het werd een lappendeken van deelplannen die tijdens de uitvoering nog even werden aangepast als er meer aan de gronduitgifte verdiend kon worden. Buitenmuurse inwoners die binnen de stad terecht kwamen of moesten wijken voor een gracht, moesten gecompenseerd met gepuzzel en geschuif als gevolg.
Pas bij de vierde uitleg ontstond er wel iets van stadsplanning. Er was geleerd van de derde uitleg en men ging na lange discussie tot grootschalige onteigening over. De grachtengordel werd gezien als 'sieraat, nut en profijt'. Er kwamen aparte buurten voor ambachten als wevers. Er werd een slim verkeersssysteem ontworpen met grachten en achterstraten.
Schaal, symetrie en strakheid in de classisistische tijd werden gewaardeerd in o.a. de Gouden Bocht. Maar de uniformiteit was toch beperkt, want de kavelgewijze gronduitgifte leidde tot veel verschillende architecten op een korte afstand. Opvallend overigens dat je dus met een bouwkundige plan op hoofdlijnen en een paar simpele regels en richtlijnen zo'n fraaie ordening kunt realiseren met particuliere inzet.
Het was de eerste grote ruimtelijke ordening van de moderne tijd. Waarom in Amsterdam? De stad had bij de vierde uitleg geld en macht, de bodemgesteldheid met water en slappe grond dwong tot nadenken en de vele vervuilende activiteiten in de uitdijende stad (leerlooierijen e.d.) vroegen om overheidsingrijpen om chaos te voorkomen.

Al met al lijkt het me dat schoonheid dus na een tijd kan ontstaan / wordt beleefd, zonder dat dat noodzakelijk bij het ontwerp wordt nagestreefd. En dat die multifunctionele schoonheid al wordt bereikt met een aantal slimme ruimtelijke ordeningsregels. En dat daarmee die multifunctionele schoonheid ook goed te handhaven is zonder dat er overheidsgeld bij moet. Of dat dan ook zo voor het landschap geldt is een interessante vervolgdiscussie.

Bernard Hulsman: Een schone maagd met stinkende adem in: NRC Boeken 31.3.2011

zondag 3 april 2011

Hoogtepunten in Zeeland

We brachten een mooi weekend in de delta door. De duinen, het strand (blijf even weg bij Dishoek - daar wordt het strand nog aangebracht) en vandaag o.a. het wonderschone Verdronken land van Saeftinge (zie hiernaast).
Twee tips: loop na de wandeling over het Krabbenpad (of zo'n wadloop-achtige tocht waarvoor je in het buitenland zo'n "sign-your-life-away verklaring" moet ondertekenen) vooral ook binnen bij het bezoekerscentrum in Emmadorp. Een mooie tentoonstelling over het gebied en de geschiedenis van de delta en de loop van de Schelde. Met veel interactiviteit: stuur zo snel mogelijk je zeeschip de haven van Antwerpen in door het Nauw van Bath - zelf strandde ik al voor ik een gevaar voor de kerncentrale van Doel kon vormen.
Er hangt ook een pagina van het Handelsblad uit 1955 toen nog inpoldering werd geeeist: het gebied zou toen nog goed geweest voor 80 boerderijen.
Quizvraag: wat te doen bij overstromingen in het gebied: zorg dat je het buitendijkse Saeftinge bereikt, want wat velen zich niet realiseren is dat het een van de hoogstgelegen gebieden van Zeeland (buiten de duinen) is: de polders liggen beneden NAP, het verdronken land op of net boven NAP. Dat leerde ik overigens niet op de expositie, iemand van Rijkswaterstaat legde het me ooit uit.
Emmadorp heeft nog een tweede goed verborgen "must visit". Het cafe "Het verdronken land". Zelden zo'n fraai nostalgisch thema-cafe gezien. Gaat dat zien.

vrijdag 1 april 2011

grensoverschrijdend onderzoek

Ook het onderzoek is steeds meer een internationale aangelegenheid, dat in netwerken over grenzen heen wordt uitgevoerd. Een recente studie van de Engelse Royal Society gaat over kennis, netwerken en landen. Hier is de link. Bekijk ook zeker even de graphic in motion.