donderdag 28 april 2011

Vlinders en Frankenstein

Je hebt nog wat aantekeningen van de conferentie van de Agricultural Economic Society van vorige week tegoed. De Britten waren met postzegels en andere zaken de eerste, dus vermelden niet de landsnaam in de titel van hun beroepsvereniging. Maar daar gaat het nu niet om.
De conferentie werd gehouden samen met onderzoekers in de political studies, en dus was een sessie over politcal economy een must. Een interessant paper kwam uit Belgie, van Jo Swinnen en Thijs Vandermoortele: On butterflies and Frankenstein - a dynamic theory of technological regulation. Een titel die je maar moeilijk meer in een tijdschrift krijgt omdat de zoekmachines het verkeerd interpreteren (weer een studie over vlinders) en dat levert geen hits op. Maar wel een leuke titel - en vooral een boeiende inhoud.

Onze Vlaamse vrienden maakten een wiskundig model voor twee landen die ieder moeten besluiten om een kostprijsverlagende productiemethodiek in te voeren (of te verbieden), en die sommige consumenten mogelijk niet aanstaat. Bijvoorbeeld biotechnologie (of megastallen of kinderarbeid of you name it). We nemen ook aan dat veranderen van de ene technologie naar de andere met eenmalige kosten (switching costs) gepaard gaat.
Zo'n model zit zo in elkaar (of is zo gedefinieerd), dat een klein verschil in voorkeur bij consumenten/burgers zal leiden tot invoeren of verbieden van de techniek. Al was het maar volledig democratisch: 49,5% tegen de techniek, dan wordt hij ingevoerd, 50.1% tegen, dan gaat het feest niet door. Op basis van de uitgangssituatie kiezen beide landen een techniek en als de consumenten voorkeuren gelijk zijn in beide landen dan kiezen ze hetzelfde regime, en blijven daar ook in periode 2 bij.

Maar stel nu dat in de eerste periode in land A (bv. de VS) de consumenten (net) welwillend staan tegenover de nieuwe techniek (bv. gmo) en in land B (bv. de EU) net niet (bv. omdat daar net een dioxine of bse crisis was). Dan kiezen A en B een verschillend regime.
Stel nu dat in land B de consumenten weerstand wegebt in periode 2, omdat men tot nieuwe inzichten komt, de ervaringen in land A positief blijken te zijn, men de internationale concurrentie verliest of om wat voor reden dan ook. Dan zou je verwachten dat land B ook overgaat naar de techniek die land A natuurlijk ook in periode 2 zal kiezen.
De auteurs laten zien dat dit in hun theoretische model helemaal niet het geval hoeft te zijn. Als land B gaat switchen naar de goedkopere techniek, dan krijgen de producenten namelijk te maken met switching costs, omdat ze intussen internationaal minder concurrerend zijn. Ze zullen dus lobbyen voor het behoud van de marktbescherming die inmiddels is ontstaan door het verbieden van de techniek. Als hun poltieke lobby maar sterk genoeg is, zal dus de kostprijsverlagende techniek niet meer worden ingevoerd, ook al zouden consumenten daar inmiddels voor zijn.
Charmante redenering en een mooi model. Nog niet empirisch getoetst maar de feiten rond GMO lijken er zo in te passen - verleidelijk om te denken dat het in werkelijkheid zo zit. En dat dus grotere (melk)veehouders er goed aan doen geen butterfly tegen megastallen te laten ontstaan. Hier is de link naar het paper.

Geen opmerkingen: