vrijdag 26 februari 2021

De aardappeleters van Vrouwenpolder

In 1845 arriveerde er een schip uit Amerika in België. Aan boord de aardappelschimmel Fytoftora. De eerste Nederlandse sporen van aantasting werden vanuit Noord-Holland gemeld en tussen juli en augustus bereikte de schimmel ook Zeeland. Het was een warme en natte zomer, ideaal voor de schimmel. Zeeland was een van de provincies met de ergste aantasting. Op 15 augustus rapporteerde de burgemeester van Vrouwenpolder (Walcheren) aan het provinciebestuur dat 32 ha ernstig was aangetast. Dat moet dus vrijwel het hele areaal zijn geweest, want in 1844 teelde men 37 ha.

Een maand later, op 26 september, kreeg het gemeentebestuur toestemming een buitengewone plaatselijke inkomstenbelasting te heffen "ter bestrijding van de kosten van aankoop van levensmiddelen voor de armen en minvermogende ingezetenen, als gevolg van het mislukken van de aardappeloogst". Dat werd in oktober teruggedraaid toen koning Willem II extra belastingen afried. Hij beval leningen aan. En dus leende het gemeentebestuur 500 gulden tegen 4,5% rente, af te lossen vanaf 1847. En een collecte bracht ook nog 731 gulden op, dankzij een aantal forse giften van de notabelen. Van oktober 1845 tot augustus 1846 kregen het armenhuis en 31 gezinnen gort, witte bonen en roggebrood tegen gereduceerde prijzen. 

In 1846 ging het opnieuw mis. Er werd maar 23 ha aardappelen gezet, maar opnieuw werd 17 ha getroffen. De schade viel nog mee in de 4 ha vroege aardappelen, en bij de late aardappelen zorgde de droge septembermaand nog voor enige beperking van de schade. Alle reden om de politie op Walcheren te versterken met een detachement dragonders. Vijf van hen en een onderofficier moesten vanuit Oostkapelle ook Vrouwenpolder en Grijpskerke vrijwaren van hongeropstanden. 

Begin 1847 schreef de gemeente Vrouwenpolder een nota over wat we nu oversterfte noemen. Er waren in het afgelopen jaar meer inwoners overleden dan normaal. Er waren 32 doden te betreuren (1847: 23). Het overgrote deel kinderen jonger dan vijf, waaronder heel veel baby's. Het waren niet zozeer alleen arme gezinnen maar juist kwetsbaren die het leven lieten.

Ook met veel varkens liep het niet best af. In 1842 waren er in de gemeente 134 varkens, in 1843 zelfs 228 (1845: 171). Die leefden deels van de aardappels via schillen, kriel, restjes etc. Zoals later in de wereldoorlogen was dat een reserve op poten, die in de crisis werd geslacht. In 1846 waren er nog maar 112 varkens, een jaar later 120. Zowel de arbeiders en middenstanders namen afscheid van hun ene varken, als boeren die hun veestapel terugbrachten. 

In 1847 ging het beter, hoewel de rogge lang duur bleef. Het ergste was voorbij maar de dragonders bleven tot in 1848. En 1848 was een zwaarder fytoftora jaar dan 1847 door langdurige regen in augustus. 

Ik ontleen deze gegevens aan een boeiend artikel van Jan Zwemer in het blad De Wete, uitgave oktober  2015 (41es jaargang#4): "Het gezondste oord?" In het besluit van zijn artikel schrijft hij dat de ervaringen in Vrouwenpolder overeenkomen met die in de rest van het land. Nederland reageerde op de aardappelcrisis door overschakeling op roggebrood en gort en de import van aardappels, rogge en boekweit (voor de gort) uit het buitenland.  In Zeeland at men nog een tijd veel tarwe, maar toen dat duur werd, ging men ook hier in 1846/47 aan de rogge. 

In heel Nederland daalde het aantal varkens in 1846 tot 75% en een jaar later verder tot 63% van het niveau van voor de crisis. En in marktgeorienteerde gebieden was de achteruitgang in volksgezondheid groter dan in meer zelfvoorzienende gebieden, waar minder aardappelen werden verbouwd. Juist jongens uit Groningen en Zeeland bleken in latere jaren tekort voor de militaire dienst, en het betrof vooral arbeiderskinderen. 

Ik noteer nog een literatuurverwijzing: het standaardwerk lijkt te zijn "C. O'Grada, R. Paping en E. Vanhoute (red). When the potato failed - causes and effects of the last European subsistence crisis 1845 - 1850, Turnhout, 2007.

donderdag 25 februari 2021

De Igls presentatie

 

Ik ben deze week via Zoom en Airmeet in Garmisch Partenkirchen waar het jaarlijkse Igls Forum wordt gehouden. Met tal van presentaties over System Design en aanverwante zaken. Leuk om veel oude bekenden te ontmoeten.  En hier is mijn presentatie over SITRA, een case uit het MEF4CAP project dat kijkt naar reductie van administratieve lasten en het delen van data met de overheid. 

maandag 22 februari 2021

Maandag Mythedag: ik vertrek?

 We hervatten de reeks van mythes waar mee moet worden afgerekend. Vandaag:

"De landbouw vertrekt uit Nederland"

omdat sommige mensen denken dat de primaire sector niet voor niets is opgevolgd door de secundaire (industrie) en tertiaire sector (diensten) waarmee in een geavanceerde maatschappij meer is te verdienen.  Het geklaag over lage inkomens van boeren ondersteunt die gedachte: blijkbaar kunnen we de concurrentie niet aan en als het dan ook nog overlast geeft, dan zal het wel weg gaan. 

Niets is minder waar. De landbouw is tegenwoordig sterk verknoopt met andere onderdelen van het voedsel eco-systeem en buitengewoon kennis- en kapitaalsintensief. Het is een sector waarbij je dicht bij andere partijen, van dierenartsen en accountants tot veevoerbedrijven wilt zitten. Internet verandert dat niet, sterker, je wilt een goede glasvezel infrastructuur. Het is makkelijker om arbeid hier naar toe te halen dan je bedrijf  te verplaatsen naar de plekken waar arbeid goedkoop is. Het is kapitaalsintensief met veel vaste kosten en dus zit de landbouw op een plek met een goede kapitaalmarkt voor financiering en goede juridische garanties die je bezit beschermen. 

Naast deze concentratie (cluster)voordelen geldt ook dat het bij concurrentie om relatieve verhoudingen gaat. De 1.8 mln ha die we aan landbouwgrond hebben gaan we niet allemaal met huizen en zonnevelden bebouwen, noch bebossen. Een deel(tje) wel maar de rest blijft. En dan is landbouw een veel aantrekkelijker activiteit dan er natuur van te maken, dat beheerskosten met zich meebrengt. Boeren kunnen dat beheer goedkoper doen dan een terrein-beherende organisatie. 

En iets dergelijks geldt ook aan de grens: ook met een hoge kostprijs kun je exporteren, het hangt af van je relatieve kostprijs. Maar dat is een verhaal dat bij een aparte mythe hoort. Conclusie hier is: de landbouw in Nederland is een blijvertje, ook al geldt dat gezien de lage inkomens niet voor alle boeren. 

zondag 21 februari 2021

Landbouwgids slot

Mijn echt allerlaatste blog over de landbouwgidsen gaat over de uitgave 1962. Daarin duikt  de E.E.G. op, ook met statistieken over de 6 landen. Verder is duidelijk dat er gespecialiseerd moet worden, met kansen voor schaalvergroting. De Raiffeisenbank komt met een artikel "Financieren met vreemd vermogen". Hiernaast overigens een foto van een advertenties waar in de Raiffeisenbank uit Utrecht en de  Boerenleenbank uit Eindhoven samen adverteren, dat zag ik niet eerder. Toch vele jaren voor de Rabo tot stand kwam.

De specialisatietendens kwam tot uiting in een artikel "Bedrijfsvereenvoudiging: van 4 naar 2 zuilen", waarmee het klassieke etagemodel van het gemengde bedrijf uit elkaar werd gehaald. Eerder was al een artikel verschenen waarin de vraag werd gesteld of Specialisatie een moderne vorm van slavernij was. Je werd immers afhankelijk van 1 afnemer. De auteur betoogde van niet, je werk werd efficiënter, voor een zelfde inkomen moest je op het gemengde bedrijf veel meer uren werken en dat was past echt slavernij. 

De gids bevatte nu ook een aantal tabellen met taaktijden van het IMAG. En aandacht voor gemeenschappelijke inrichting, het delen van machines. Het behaalde inkomen moest ook worden besteed, de welvaart ging omhoog. De artikelen voor haar gingen over prangende vragen als :"wat is woninginrichting", een hoofdstuk over elektriciteit en de komst van de diepvriezer. waarin de vraag werd opgeworpen of een diepvriezer thuis (kist of kast?) aantrekkelijker was dan de (coöperatieve) diepvrieskluis. Die laatste hebben bij mijn weten niet heel lang bestaan, maar ik weet nog dat er in Tholen eentje was. De koelkast kwam langzaam ook in beeld. 

zaterdag 20 februari 2021

Lofzang op Elsje

was de titel van een artikel in de landbouwgids van 1959. Nooit geweten waarom elzenbomen zo populair zijn in dit land. Net als klaver bindt hij stikstof in de grond en is daarmee goed voor de lage zandgronden. Want de boom vraagt wel water. Ook als erfbeplanting werd hij zeer aangeraden, het is een boom die goed tegen windstoten kan. 

De Landbouwgids 1959 is overigens on nog wel meer redenen interessant. De lijst van bestrijdingsmiddelen neemt ten opzicht van bv. 1954 fors toe. En nooit geweten daar er naast het LEI ook nog een Rijkslandbouwconsulentschap voor bedrijfseconomie bestond. Gevestigd in Wageningen (waar het LEI pas eind jaren 90 opdook met een detachement). Ene R. Westra schreef voor de voorlichters en boeren een artikel "Ieder bedrijf een bedrijfseconomische boekhouding?". De vraag stellen is hem beantwoorden. 

De advertentie komt uit de gids 1962, die bespreken we morgen. 

donderdag 18 februari 2021

Pakhuis


Dinsdagavond spraken we in een digitale versie van Pakhuis de Zwijger over Donut-boeren (en consumeren). De duurzaamheidsverslaggeving met zijn KPIs is er wel klaar voor., zo betoogde ik. Niets houdt ons tegen de duurzaamheidsprestaties van bedrijven te meten en boeren er met elkaar (en de consument) over te laten praten  Zie hier de link als je terug wilt kijken.

maandag 15 februari 2021

zondag 14 februari 2021

Voedselsysteem - wat kiezen we?

Gisteren serveerde Foodlog een discussie over de korte keten. Ik kon het niet nalaten deze bijdrage toe te voegen over het voedselsysteem. Wel handig om even te bewaren voor werk later dit jaar. Vandaar dat ik het hier ook nog maar even opsla

 

Dick, mijn vader zaliger leerde me in de jaren 60 dat hij op twee manieren aan aardappelen kon verdienen: je bent een van de grootste aardappeltelers van NW Europa met een lage kostprijs, of je verkoopt ze per stuk in een restaurant. Je begrijpt waar mijn fascinatie voor economie vandaan komt (en mijn vader was van de eerste strategie, maar dat was in het keurig verkavelde Flevoland waar niemand zijn bedrijf te koop aanbood best lastig).

De verkiezingen en formatie gaan draaien om wat voor platteland we willen. Een aantal mensen (niet in de laatste plaats uit de voedselverwerkende industrie en de toelevering, maar ook boeren) hamert op voedselvoorziening (9 miljard and all that) als doelvariabele. Het Westlandse tuinders model: stip op de horizon qua duurzaamheid via innovatiespoor, de markt doet zijn werk of de overheid helpt een handje met saneren en we zouden het het liefst zo efficiënt mogelijk doen. Om te beginnen met 8.000 in plaats van 16.000 melkveehouders, zodat ze een beetje dezelfde schaal hebben als in Denemarken of Oost-Duitsland. Heb je ook aan 1 klas jongeren voor bedrijfsovername per jaar genoeg.
En dat kan ook heel milieuvriendelijk want die bedrijven kunnen investeren en je kunt ze reguleren. En we zijn daarbij voorstander van scheiding van landbouw en natuur. In potentie ligt er dezelfde deal richting de natuurbeweging die Chris de Stoop zo mooi voor de Antwerpse haven beschreef: we staan 15% grond af voor natuur en doen het milieuvriendelijk op 85%. Net als bij De Stoop is de klassieke boer de dupe van de grootschalige. (Ik leerde van de week dat in de jaren 60 al zo'n deal in een structuurschema voor de Friese landbouw werd gemaakt, what's new?)

De alternatieve invulling is dat zo'n efficiënte voedselproductie niet realiseerbaar is, omdat boeren niet willen/kunnen omschakelen en dat politici de achterban in stand willen houden (en ook veel natuur- en milieuorganisaties voor small is beautiful zijn en ondermijning in vrijkomende bebouwing dreigt). Dus hou je een inkomensprobleem bij boeren. Dan zoek je iets om je te onderscheiden want in de anonieme internationale commodity markt op kostprijs. Dat zijn locatie en beleving. In dat beeld past die korte keten met niche producten, met bestellen via internet en thuisbezorging en een mix met groen/blauwe diensten en multifunctionaliteit (zorg, restaurant op de boerderij of gewoon een nevenberoep). In dat geval ga je via de groen/blauwe diensten ook meer naar een verweven model van natuur en milieu en ga je dat meer via de markt van contracten met boeren regelen en niet alleen via Staatsbosbeheer en de TBO als overheidsactiviteit.

De werkelijkheid wordt straks natuurlijk een mix. Interessant is dat ook het grote voedselproducerende bedrijfsleven m.i. belang begint te krijgen bij (voor een deel) het tweede, metropolitane model. Omdat je niet alleen een zekere productie hier moet hebben (ook al doen sommigen de helft van de sourcing en productie in het buitenland), maar ook een aantal zeer innovatieve boeren omdat je hier de innovatie doet. En die moeten niet gehinderd worden door een burgerwoning in de vrijgekomen boerderij naast hun, dus moet het zo dat het past in wat burgers acceptabel vinden. En ze hebben belang bij een mooi grootstedelijk landschap voor hun medewerkers op de hoofdkantoren en research labs. Het vestigingsklimaat is dus gebaat bij enig draagvlak en een bepaalde inrichting van het platteland. En dat is niet het industriële. Dat nog los van het feit dat veel voedselverwerkers coöperaties zijn en dus ook het ledenbelang laten meewegen (in discussies tussen de CEO en de bestuursvoorzitter).

Op de achtergrond spelen er dan nog twee zaken: onder beide scenario's loopt het areaal terug omdat woningbouw, datacentres, distributieparken en zonnevelden ruimte nodig hebben. Dat levert dus een geldstroom op voor verandering / gebiedsontwikkeling en is verder redelijk onvermijdelijk. Doe het vooral via ruimtelijke ordening op de goede plek. Bodembescherming voor de beste gronden. Functie volgt bodem.
En verder moet voor die groen/blauwe diensten (grutto-contracten, CO2 vasthouden in veenweide of vastleggen, landschapselementen in natuur-inclusief etc) er een markt met geldstroom uit de burger worden georganiseerd. Dat kan misschien deels uit waterwinbedrijven en waterschappen, maar uiteindelijk moet het net als bij de wegenbouw uit de belasting. Via de voedselprijs van CBL gaat niet lukken, maar de BTW kun je wel farmer's friendly maken. Die is in Denemarken 25% dus we kunnen best van 9 naar 15%. Dan moet gelijk het minimumloon omhoog maar dat moet toch want de inkomensongelijkheid begint zo hoog te worden dat lagere sociaal economische klassen (incl. sommige boeren) het Europese en globaliseringsproject niet meer zien zitten omdat het de elite wel wat brengt maar hun naar hun ervaring niet (zie Pikkety, fascinerende analyse). En juist bedrijfsleven heeft belang bij de Europese markt en de globalisering, dus kan hier goed in meegaan. Ja, dan zal zich enige productie naar Duitsland of elders verplaatsen (maar daar hadden de veevoerbedrijven, RFC en VION niet voor niets al grote belangen, dus het is gewoon in hun andere vestiging), dat is dan mogelijk net die productie die we niet meer doen omdat we hier daar de koe vervangen door de grutto. En dan hoeven we minder woningen te bouwen voor de toeloop aan laag geschoolde werknemers uit het oosten van Europa dat we nu proberen weg te concurreren op lage kosten (of hoge kosten van milieu en natuur).

Ben benieuwd hoe dat balletje in de verkiezingen en formatie gaat rollen. De Foodloggersgeven ons hier vast een voorproefje...

zaterdag 13 februari 2021

Oudste Hollandse melk

Al 4000 jaar voor Christus werd er gemolken en melk gekookt in het Zuid-Hollandse Brandwijk. Op een rivierduin, zo ontdekten archeologen. Ik citeer de NRC:

Op een rivierduin bij wat nu Brandwijk in Zuid-Holland heet, heeft iemand rond 4100 voor Christus in een potje melk gekookt. De resten ervan vormen de oudste melk van Nederland, zo concluderen onderzoekers van het Groninger Instituut voor Archeologie in het Journal of Archaeological Science: Reports.

De nu gevonden oudste melk van Nederland stamt uit een van de spannendste periodes in de prehistorie want precies dan vindt in dit Rijn-Maasgebied de overgang plaats van jagen en verzamelen naar landbouw en veeteelt, zo tussen 5000 en 4000 voor Christus De gevonden melk is een symbool voor de grote veranderingen in het voedselpatroon die toen plaatsvonden. Archeologen noemen deze cultuur de Swifterbantcultuur.

Overigens: ook in dit geval was Nederland er niet als eerste bij: De Nederlandse delta wijkt af van de rest van Europa doordat mensen hier minstens duizend jaar langer hebben vastgehouden aan een leven van hoofdzakelijk jagen en verzamelen.”

donderdag 11 februari 2021

Nog meer landbouwgids

 

Onlangs berichtte ik hier over de landbouwgids 1955, in een veel gelezen stukje. Na die blog  bekeek ik nog wat oude landbouwgidsen. Allereerst valt op dat de kwaliteit van het papier steeds beter wordt. De papierschaarste was blijkbaar over of de boer en voorlichter hadden meer te besteden. De uitgave 1962 heeft zelfs kleurenschema's voor de vruchtopvolging en advertenties met enige kleur. Ook de drukker verandert. Dat was de Staatsdrukkerij in opdracht van de Stichting Landbouwgids maar de uitgave 1959 vermeld op het schutblad slechts de Stichting. 
Ik krijg de indruk dat ook de onderwerpen de historie weerspiegelen. Steeds vaker gaat het over tractoren (en het kunnen steigeren van die dingen) als ook stallenbouw. 
Wat ik nog niet verteld had is dat de gids ook tips geeft voor de moestuin en een katern heeft met informatie voor de boerin. Over het belang van moderne woonomgeving, tot tips voor het conserveren van levensmiddelen en instructies voor de huisslacht. Voor dat laatste geeft de uitgave 1954 recepten voor met-worst, cervelaatworst, bloedworst, bakleverworst, balkenbrij, hoofdkaas, zultspek en zwoerdrolletjes.
De uitgave 1956 is voor mej. J.P Burema M.S. aanleiding deze recepten aan te vullen met typische streekrecepten: Groningse stamppot bonen met spek, drabbelkoeken, kruudmoes, proemenkreuze (drenthe), Palmpasen, Weipap, Stoofpot met kaasrandjes, grauwe erwten met rozijnen, gedroogde schar (Flakkee), Doornappelvla (het ging om kruisbessen), Spek en peren, bierpap en natuurllijk Limburgse vlaai. Daarna is de vlekkenverwijderingsgids toepasselijk. 

woensdag 10 februari 2021

Lijstje: 4 verklaringen voor de Hollandse properheid

 

De properheid van de Hollandse huishoudens was legendarisch. Veel internationale reizigers verbaasden zich in de Gouden eeuw en daarna over de reinheid. NRC bracht zaterdag jl een paginagrote boekbespreking van het boek Bezem & Kruis, van de hand van Piotr Oczko. Vanuit Krakau houdt deze geleerde zich al 30 jaar bezig met het vraagstuk. Dat komt dan weer omdat het niet zo makkelijk is. Zo staat die bezem dan weer voor geloof, maar elders voor losbandigheid of juist voor kuisheid of de dienende rol van de vrouw. Dan kun je nog lekker lang naar schilderijen kijken. 

Enfin het boek is er nu, met als ondertitel De Hollandse schoonmaakcultuur of de geschiedenis van een obsessie. Eind 2020 verschenen en in ruim 400 pagina's komt het antwoord in de vorm van een lijstje van vier punten (ik citeer de recensies van Bart Funnekotter die letterlijk uit het boek citeert):

  1. Het protestantisme en het hierdoor gepropageerde arbeidsethos
  2. De buitengewoon vroege opkomst van een stelsel van burgerlijke normen en waarden
  3. De welstand van de hogere en middenklassen die werd weerspiegeld door hun interieur
  4. De maatschappelijke positie van vrouwen en hun nauwe band met de privésfeer. die men, paradoxaal genoeg, niet alleen kan beschouwen als een vorm van patriarchale kneveling, maar ook als een vroege vorm van emancipatie.
Dat alles werd anders na de Tweede Wereldoorlog, toen dienstmeiden duur werden (en een ongewenste loopbaankeuze) en de emancipatie een nieuwe stap maakte waarbij het aanrecht werd verruild voor een (part-time) baan.
Overigens staat me bij dat een nederlands proefschrift al eens wees op de rol van de Noordhollandse boerendochters die gewend waren zeer netjes te werken in de kaasmakerij en een dienstje namen in de grachtengordel als meid, waar vaak ook nog een koe in de tuin stond. Dat heeft misschien geholpen aan de burgerlijke normen waar de recensie op basis van het boek wat fraaie voorbeelden van geeft. 

dinsdag 9 februari 2021

Commodities


 In 1848 begon de Chicago Board of Trade met het standaardiseren van de kwaliteit van granen.  Er werden soorten onderscheiden (zacht/hard, zomer/winter, rood/wit) en kwaliteiten (1=beste, 5=slechtste). Die standaardisatie was nodig. c.q. maakte het mogelijk om de transportkosten van granen sterk te verlagen. Sinds die tijd is het woord Commodity gelijk aan Standaard-kwaliteit. 

Achtergrond: vanaf nu konden de granen soort bij soort in 1 silo worden opgeslagen, en met name in 1 spoorwegwagon worden vervoerd. Voor die tijd moest de individuele handelaar (of agent van een maalderij) de individuele boeren langs, tot hij een partij naar zijn zin had, en die individueel laten transporteren. Dat is te doen als het om karrevrachten gaat, maar de trein maakte de methode met standaardisatie concurrerend.

Aldus een uitweiding in een artikel over standaardisatie en meer liquiditeit in financiële marken, waar aandelen meer gestandaardiseerd zijn dan de individuele obligaties. In The Economist van afgelopen weekend: Transfer of Power. 

maandag 8 februari 2021

Maandag Mythedag: Level Playing Field

Vorige week mocht ik wat mini-colleges geven bij een verkiezingsdebat over landbouw en voedsel met Tweede Kamerleden (in spe). Na anderhalf uur constateerde ik dat we het nu eens echt gehad hadden over wat ons te doen staat en niet over de wereldvoedselvoorziening of level playing field. Dat laatste vertelde ik en bracht buiten beeld nog wel een glimlach op het gezicht bij enkele debaters. Vandaag dus de mythe 

"maximale welvaart vraagt om een level playing field".

Het beeld is ontleend aan de sport: concurrentie brengt het beste boven, maar je moet wel eerlijk kunnen concurreren. Het moet geen scheef veld zijn zodat een van de partijen een up-hill battle moet voeren. Dat is geen fair play. Niet voor niets wisselen we in de rust van helft, voor het voordeel van wind en zon mee. Een sterk beeld dus, maar vanuit de economie zijn er veel kritische kanttekeningen mogelijk. Net als bij ethische begrippen als 'eerlijk' of 'fair' is de economische wetenschap zo amoreel dat ze het begrip niet kent, ook al is er inmiddels een slechte wiki-pagina over het onderwerp. Economen vragen zich overigens ook af of de concurrentie tussen Manchester United en Willem II wel eerlijk is als je het verschil in economische kracht (geldstroom om dure spelers te kopen) ziet maar dat terzijde.

Het probleem is dat de concurrentiepositie tussen landen of sectoren door enorm veel factoren wordt beïnvloedt, en niet alleen door het feit of een bepaalde productiehandeling (een bepaald gewasbeschermingsmiddel of huisvestingssysteem voor kippen) wel mag. Het World Economich Forum heeft er wel eens een stuk of honderd geïnventariseerd. Als ik Oost-Europeanen spreek dan klagen ze over een gebrek aan level playing field omdat boeren hier 375 euro per ha krijgen, en daar maar 100, terwijl ze dezelfde graanprijs krijgen en de John Deere tractor en de olieprijs daar ook niet lager zijn. (daar valt overigens nog wel meer over te zeggen, maar dat doen we een andere keer).Maar ook de infrastructuur, de diepe arbeidsmarkt (specialisten op elk terrein die zo op je bedrijf staan), scholing, belastingsysteem en nog heel veel andere factoren spelen een rol in de concurrentie. Wie klaagt over een milieumaatregel in Nederland hoor ik nooit aanbieden om dan die premies per ha ook te egaliseren. 

Een tweede reden is dat veel maatregelen helemaal niet zoveel invloed hebben op de internationale markt, bijvoorbeeld omdat de schade wordt gedragen door de boer en grondbezitter, en het niet leidt tot minder productie en minder aanbod op de Europese markt. We hoeven dus niet bij elke maatregel die Vlaanderen neemt op het vlak van milieu te staan juichen dat onze concurrentiepositie verbetert. Bovendien geldt dat handel plaats vind op basis van relatieve kostprijzen (comparatief) en niet op basis van absolute (ook daar komen we nog wel eens op terug). Het idee van level playing field suggereert dat je kostprijs omhoog gaat en daardoor je product in het buitenland te duur wordt. Maar boeren zijn prijsnemers. De prijs in de internationale markt staat vast en een kostenverhogende beleidsmaatregel heeft dus tot effect dat de marge op je productieproces lager wordt. En je tot schaalvergroting of een andere efficiency maatregel wordt gedwongen, of een ander product gaat maken (bv. dat verkoopt op duurzaamheidsbeleving) of met een lager inkomen genoegen neemt. 

Ten derde is het soms ook niet onlogisch dat wij in Nederland, waar we boeren in een metropool dicht bij water meer milieumaatregelen nemen dan op de armere Spaanse hoogvlakte, ver weg van steden en waterwegen. De schade is hier hoger, en die metropool en waterwegen (goedkoop transport) brengen ook voordelen mee. En soms is het rationeel dat de productie zich verplaatst.

Tot slot, soms zijn de maatregelen in Nederland ook maar een voorloper van enkele jaren op de buurlanden. En is er dus hooguit een wat tijdelijk nadeel, dat soms later weer een voordeel wordt omdat we de techniek kunnen verkopen, of er bij de invoering van dezelfde huisvestingsystemen in het buitenland een productiedip ontstaat met forse prijsstijgingen.

Is er dan helemaal geen probleem? Nee, soms zijn maatregelen niet goed doordacht (niet wetenschappelijk onderbouwd) of echt kostenverhogend. Wellicht zelfs zodanig dat de productie hier wordt gestaakt "en naar het buitenland dreigt te verdwijnen". Er kan dus alle reden zijn om aan de bel te trekken. Soms is de winst bij de natuur en consument groter en kun je boeren compenseren voor het offer dat zij brengen (een eco-schema of zo). Soms kan dat ook niet en wordt de rekening bij boeren en grondbezitters neergelegd. Dan kan er reden zijn om protest aan te tekenen. Maar beroep je dan op inkomensschade of planschade of onteigening van een recht, maar laat in de regel het argument van level playing field (en voor economen: het rekenen met handelsmodellen om de internationale concurrentiepositie en goederenstromen te analyseren) maar achterwege. Ja - zoals altijd zijn er ook uitzonderingen maar op dat advies, maar ik heb ze zelden gezien. Meestal is de juiste discussie: wint de natuur of de burger wel genoeg en is de boer niet degene die in zijn eentje het gelach betaalt. Het level playing field hoort op het rugby- of voetbalveld.

vrijdag 5 februari 2021

1955 - de landbouwgids


Uit het familiearchief nam ik de Landbouwgids 1955 mee. Mijn geboortejaar, vandaar.  De landbouwgids was in ieder geval in de jaren vijftig en tot in de jaren 60 een jaarlijkse almanak van alles wat er toe deed in het landbouwwereldje. Uitgegeven door de Staatsdrukkerij, met sporadisch wat advertentiepagina's. Uitgegeven met medewerking van LVV (het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening) en de Centrale Landbouw- en Landarbeidersorganisaties. De uitgave van 1955 was 618 pagina's dik. 

Het boek begint met wat algemene zaken zoals de kalender, een overzicht van de Algemeen Christelijke Feestdagen en van de Rooms-Katholieke Feestdagen (Maria Lichtmis op 2 februari), een overzicht van de belangrijkheid van enkele markten (grootste veemarkt: Rotterdam, gevolgd door Den Bosch; een lijstje van 41 (!) graanbeurzen, veel meer in het zuidwesten dan in Groningen), maten, PPT tarieven, en van aanspreektitels (drs. en veeartsen: Weledelgeleerde heer).

Daarna komt de Gouden Gids van de landbouw: personalia en adressen van alle organisaties, scholen, etc. Je kunt dus precies nagaan welke instituten er waren en wie er afdelingshoofd was bij het L.E.I. (nog gevestigd aan de Van Stolkweg, met de illustere H. Dijkstra als afdelingshoofd Bedrijfseconomisch onderzoek van de landbouw en 7 wetenschappelijke medewerkers op die afdeling). Voor Wageningen was er een plattegrond toegevoegd zodat je je weg kon vinden naar instituten en vakgroepen. 

Verder een belangrijk deel belastingrecht, een groot hoofdstuk weerkunde (ook met een terugblik op het weer in het voorgaande jaar), een overzicht van de radio-uitzendingen voor de landbouw en honderden bladzijden artikelen met basiskennis aangeleverd uit o.a. de instituten. Over uiteenlopende onderwerpen als het machinaal plukken van stoppelknollen en het opbergen van gereedschap tot het verzorgen van grasland en de bedrijfspluimveerassen. Die artikelen gingen langer mee dan een jaar dus er was een register op eerdere edities en een beetje boer had een reeks van die boeken in de kast. Het boek bevatte ook een leeslijst basisliteratuur in tal van vakgebieden en een lijst van vakbladen en tijdschriften op het vlak van de landbouw. 

De bedrijfseconomen lieten veel boeken in die lijst opnemen over landbouwboekhouden. Maar ook een werkje uit 1953: Hoe leeft en werkt de Amerikaanse boer? van de Contactgroep Opvoering Productiviteit. Overigens waren er ook verschillende hoofdstukken aan emigratie gewijd, dat werd fors bevorderd in het kader van het kleine-boeren-vraagstuk. 

Het LE.I. droeg een aantal artikelen bij over bedrijfsvoering (met als openingspagina een biljet van 2 gulden 50). Die gingen over de opzet van de administratie op een bedrijf (briefordner, perceel boekje, tabellarisch kasboek), over kostprijzen (van de hand van ir. Hoornweg, een voorganger op een van mijn functies) en over telers- en verbruikersprijzen. Die laatste waren tabellen die later Land- en Tuinbouwcijfers in zouden gaan. Ook het CBS leverde een hoofdstuk Statistiek. Op een bevolking van ruim 10 miljoen waren er 35.000 immigranten en 67.000 emigranten. Het merendeel ging naar Canada. Er werkten 733.000 mensen in de land- en tuinbouw, waarvan bijna 250.000 bedrijfshoofden. Vreemd dat er wel 336.000 bedrijven genoteerd stonden als grondgebruiker, waarvan 29% kleiner dan 1 ha (goed voor 2% grondgebruik) en nog eens 30% kleiner dan 5 ha (11% van de grond). Bijna 40% van de grond was in gebruik bij 3% van de bedrijven, ruim 25.000.




donderdag 4 februari 2021

Plaats en Toekomst op Foodlog / link met verkiezingsdebat

 


De column die ik schreef voor BoerEnBusiness met een retro-review van het WRR rapport Plaats en Toekomst van de Nederlandse industrie is doorgeplaatst naar Foodlog. Voor wie er daar over wil discussiëren, hier de link. 

En voor wie het verkiezingsdebat heeft gemist: hier de link. 

woensdag 3 februari 2021

Artikel in Trouw

Agelopen weken besteedde ik de nodige tijd aan een initiatief van de BoerenRaad en de Transitiecoalitie Voedsel die willen kijken of er een plattelandsbreed voorstel neergelegd kan worden bij de volgende kabinetsformatie. Want met alle visies en splinters dreigt verbrokkeling en wordt het regeerakkoord voor de boeren een beetje grote tombola. Ik werd gevraagd vanuit economische optiek eens even mee te denken en de tekst te helpen schrijven. Trouw accepteert in de papierenversie maar twee auteurs, de rest verdween naar de voetnoot online. Wat prima is want dan kunnen de boegbeelden er in de lobby verder mee aan de slag. Maar toch benieuwd wat de reacties zullen zijn. In ieder geval sluit het aardig aan op het verkiezingsdebat van afgelopen maandag. Hier de link naar Trouw.

dinsdag 2 februari 2021

Column BoerEnBusiness over Plaats en Toekomst


Het is al weer februari dus verscheen gisteren bij BoerEnBusiness mijn maandelijkse column over een oud rapport in relatie tot een actuele kwestie. Dit keer het WRR rapport Plaats en Toekomst van de Nederlandse Industrie van Arie van der Zwan cs (wiens naam niet in het rapport voorkomt, dat is alleen weggelegd voor een dissident raadslid). Hier is de column

maandag 1 februari 2021

Maandag Mythedag: bedrijven en sectoren

Het komt regelmatig voor dat uitspraken over de landbouw (of een onderdeel als de melkveehouderij) en over individuele bedrijven door elkaar worden gehaald. Dat zie bijvoorbeeld in mythes als 

"het gaat slecht met de landbouw want het aantal boeren neemt af" 

waarbij je dan voor boeren ook boerenbedrijven mag lezen. Dit duidt echter op enig onbegrip over wat er gebeurt als een bedrijf geen opvolger heeft. In dat geval wordt de productiecapaciteit in termen van hectares grond of productierechten verkocht aan een andere producent, die er vrolijk zijn bedrijf mee vergroot. En dan wat goedkoper kan produceren.

Als de welvaart stijgt en daarmee ook de arbeidskosten, betekent dat dat je de arbeidsproductiviteit per arbeidskracht moet vergroten: meer produceren. Daartoe wordt er geïnnoveerd door bv. grotere machines of robots in te zetten. En als we dan niet meer gaan eten, en er is niet meer grond beschikbaar, dan is het dus nodig dat er bedrijven stoppen. Bij een arbeidsproductiviteit van pakweg 1,5% moeten er dus ook 1,5% van de bedrijven stoppen, en omdat het de kleinste zijn die stoppen, in de praktijk dus nog een hoger percentage. Zie ook de eerder besproken mythe over bedrijfsopvolging die dezelfde achtergrond heeft. 

Het principe werd me ooit helder uitgelegd door mijn eerste directeur Jan de Veer. Die ging zover om te concluderen dat er een minimale hoeveelheid stoppers per jaar nodig is om te zorgen dat het goed gaat met de sector. 

Ofwel, de maatschappij en de rest van de keten heeft belang bij een sector waarin een beperkt percentage boeren per jaar stopt. Je verkoopt makkelijker 10.000 ton veevoer aan 1000 boeren dan aan 2000 boeren. Ze vinden economen aan hun zijde. Politici die opkomen voor de belangen van boeren vinden dat maar vervelend, die willen vaak het liefst al die boeren van een opvolger voorzien. Die vinden soms sociologen aan hun zijde. 

Toch is het in boerenland niet anders dan in het mkb: het gaat niet per definitie slecht met de detailhandel als de bakkers stoppen of met de hotelbranche als de ketens gaan domineren. Interessant is dat er wel sectoren zijn die soms de tegenovergestelde trend laten zien: de microbrouwerijen die de bierindustrie vernieuwen. Wie veel boeren wil, moet op dat soort processen van beleving inzetten.