donderdag 29 juni 2006

Over zelforganisatie in cultureel erfgoed

Moderne tijden doen oude zaken verdwijnen. Dat is niets nieuws en het is ook niets nieuws dat dat betreurd wordt. Cabertier Wim Sonneveld had er in de jaren 60 of 70 al een mooie sketch over als de grootmeester van de koningin die zich ontfermde over de chocolademelk voor het kerstfeest voor het hofpersoneel. Wat van deze tijd is dat de globalisering een tegenkracht oproept rond regionale en locale identiteit en cultuur (zoals de streekproducten en de folklore) en dat mensen veel tijd en geld hebben om daar aandacht aan te besteden.
Bij sommigen is dat meer dan een hobby en vrijetijdsbesteding. Zij professionaliseren zich, maken er deels een bedrijfje of een subsidiezoekende stichting van, en organiseren zichzelf en anderen, zodat er ook continuiteit over de generaties heen kan ontstaan en erfgoed echt behouden blijft.
Dat roept de vraag op wat die mensen drijft. Op mijn verzoek hebben studenten uit Wageningen dat geprobeerd uit te zoeken door vijf van zulke mensen diepgaand te ondervragen. Er komt allereerst uit naar voren dat er twee kanten aan de globalisering zitten: het roept niet alleen dit verschijnsel op, maar de mensen maken er in het beheer van het erfgoed ook dankbaar gebruik van. Zo kwam een van de ondervraagden op het idee zich over oude Friese fruitrassen te ontfermen door contact met gelijkgestemden in Oost-Duitsland; internationaal is er veel overleg in bewegingen als Slow-Food.
Belangrijker is nog een tweede duale kant: aan de ene kant moet het onderwerp (oude rassen, een type molens, een soort aardewerk) door de uniformerende en moderniserende krachten van de globalisering met uitsterven bedreigd worden, anderzijds moet er wel aandacht of respons zijn bij anderen dat de ondernemende cultuurbeschermer met wat nuttigs bezig is. Het is namelijk de inhoud van het onderwerp mensen drijft, zeker in de start. Maar de overgang van een hobby naar meer dan dat is een onzekere fase en dan is positieve aandacht van familie, vrienden, de locale media, een expositieruimte, een interview uit de wetenschap en andere positieve feedback essentieel.
De trigger in die fase om er meer van te maken zit vaak ook in persoonlijke omstandigheden: men gaat met pensioen, wordt werkeloos of krijgt anderzins meer tijd of geld. Pas daarna komt de expansie naar een bedrijf of een stichting en komt eventueel de markt of de overheid via subsidies in beeld. En die laatste vorm van ondersteuning wil nog al eens met veel rompslomp gepaard gaan. Soms krijg je de indruk dat een locale tv uitzending die leidt tot een aantal klanten of belangstellenden voor een expositie een betere vorm van ondersteuning is dan een subsidietje.
Al met al lijkt het erop dat mensen mede met de inkomensstijging uit de globalisering heel goed in staat zijn om zich ook zo te organiseren dat bewaard blijft wat men waardevol vindt in de cultuur. De overheid kan te hulp worden geroepen en dat ondersteunen maar een paternalistische opvatting doet onrecht aan de krachten die er van nature aanwezig lijken te zijn in de maatschappelijke orde: actie en reactie, kracht en tegenkracht, power and countervailing power.

dinsdag 20 juni 2006

Lijstje: Cotton fields back home

Katoen heeft al heel wat op zijn geweten. Recentelijk kwamen de wereldhandels-onderhandelingen in CanCun tot stilstand door geruzie over katoen. En dat terwijl katoen in Europa ooit zijn intrede maakte in de toch al bijgelovige Middeleeuwen als de mythe van het plantaardige lam uit Tartarstan. Ergens tussen Teheran en Samarkand zou er een soort kruising tussen een plant en een lam (met wol!) bestaan.
In de meer recente geschiedenis speelde katoen vaak een dominerende rol. The Economist maakte een paar jaar geleden een 'uittreksel van het CV':
c 1750 - 1820: belangrijke rol in de start van de industriele revolutie in Engeland
c 1810 - 1860: verlengt de slavernij in de USA
1861: speelt een rol in de uitbraak van de Amerikaanse burgeroorlog
1960s: zorgt voor het opdrogen van het Aral meer, het op 3 na grootste zoetwater meer ter wereld.

Dat ter overdenking bij het aanmoedigen van voetballers met de uitdrukking 'geef hem van katoen'

bron: A great yarn - the Economist, 20 December 2003

maandag 19 juni 2006

Ruimtelijke ordening en liberalisering

Vanmiddag bezocht ik in het Haagse Carlton Ambassador hotel het Vakdebat 'Liberalisering van het ruimtegebruik'. Het was een genoegen de kamerleden en andere prominenten in de ruimtelijke ordening te beluisteren, de ambiance was prima, maar ik moet ook constateren dat er nog een hele transitie te gaan is.
Nu heeft ruimtelijke ordening het bijna per definitie te kwaad met een terugtredende overheid die minder wil ordenen. Het is niet alleen het liberalisme an sich dat hier als heersende ideologie de boosdoener is. De overheid ziet ook geen kans meer om de heterogeniteit van woonwensen te bedienen, dus doen projectontwikkelaars dat en die organiseren parken als de Golfresidentie in Dronten, waar een mij bekende agrarier zonder opvolgers zijn bedrijf aan een projectontwikkelaar verkocht die de residentie realiseerde. Mijn (niet-golvende) schoonouders hebben er ooit nog de prospectus voor de aankoop van een huis van in huis gehad.
En nu klagen de eigenaren (die hun woningen aardig in waarde hebben zien stijgen) dat ze in de vereniging van eigenaren zoveel werk hebben en ook nog OZB moeten betalen terwijl de gemeente voor hen minder doet dan voor andere bewoners (hoewel het me niet zou verbazen als de bewoners oververtegenwoordigd zijn in het theaterbezoek in het verlieslatende Meerpaal theater). En er is onderling discussie over het wel of niet plaatsen van wipkippen, wat blijkbaar indringender is bij hole 19 dan tijdens de inspraak bij de wethouder. Dergelijke communities komen dus met voor- en met nadelen.
Sommige van dergelijke communities bieden bewoners voor hun gevoel veiligheid door enige afscherming van de openbare weg (zoals ieder hofje, maar soms is er een bord of een slagboom) en ze hebben een uniformer karakter dan de Vinex-locaties: ons kent ons. Maar dat lijkt me niet veel nieuws: in Kralingen wonen ook andere mensen dan in Crooswijk.
Het werk in de vereniging van eigenaren lijkt hier en daar rijp voor uitbesteding (outsourcing) aan een gespecialiseerd bedrijf want sommige bestuurders zijn er wel erg veel tijd aan kwijt. Overigens zie ik op het eerste gezicht weinig verschil met de vorige generatie in Dronten (van wie sommigen nu op dat park wonen): die heeft in de jaren zestig in de nieuwe polder de hele community opgebouwd door het oprichten van verenigingen, kerken, scholen etc etc. En daar hoorde je zelden over klagen, maar wellicht wisten die mensen waar ze als pionier aan begonnen, en in deze voorbeelden lijkt in de marketing van de projectontwikkelaar het korte termijn voordeel van het mooie huis wat meer benadrukt (of door de kopers belangrijker gevonden) dan de organisatiekosten in de toekomst.
Marketing heeft de inspraak vervangen, zo stelde vanmiddag iemand. Een filosoof merkte nog op dat het in deze constructies onduidelijk is hoe het zit met de publieke zaak, die ook gevormd wordt door de publieke ruimte. Het is nog maar de vraag of het tegenwoordig zo makkelijk is voor mensen om verantwoordelijkheid te nemen en zich aan (eigen) normen te houden. De wereld is zo veelomvattend geworden, dat de zicht op sturing is ontnomen en hoe kun je dan verantwoordelijkheid nemen. Nu even niet.
Maar in het vakdebat ging het daar helemaal niet meer over. Er bleek bij de professionals een sterke behoefte aan inhoudelijke visie, niet alleen proces, toetsing van decentrale plannen en besluiten. Er is een onderliggende angst dat het op zijn beloop laten van economische processen niet tot 'optimale' kwaliteit kan leiden (behalve misschien ooit aan de grachtengordel en in Venetie, maar dat moet toeval zijn geweest). Wat mij betreft was er veel te weinig aandacht hoe je bij decentralisatie / liberalisatie de kwaliteit van plannen via kennis verbetert en hoe je uitsluiting van bepaalde belangen (met name externe en publieke) voorkomt. Op dat vlak is er nog een hele gedachtenordening nodig.

zaterdag 17 juni 2006

Farmgirl Fare

Vandaag een leuke blog uit Missouri, USA: Farmgirl Fare. Ik las overigens in de Economist dat ook in de USA organic en 'natural' food nu in de mode is . Wallmart heeft er in Texas of all places in een testwinkel veel ruimte voor ingeruimd.

foto

maandag 12 juni 2006

boeren zonder grenzen

Dat boeren het dorp ontgroeid zijn, blijkt uit een nieuw rapport van Alterra waarin het verschijnsel 'semigratie' wordt geanalyseerd. Als boeren en tuinders een bedrijf in het buitenland beginnen, maar ook hun bedrijf in Nederland aanhouden, spreken de onderzoekers van 'semigratie'. Er zijn tal van redenen om voor die situatie te kiezen, die eigenlijk in twee groepen uiteen vallen. Bij tuinders die ook in bijvoorbeeld Afrika een productielocatie opzetten gaat het vaak om het benutten van kostenvoordelen ter plekke: lagere lonen, meer zon om het hele jaar te produceren en minder energiekosten. De hoogwaardige activiteiten blijven hier: die zijn moeilijker of moeten dichter bij de klant plaats vinden. Dat lijkt dus op wat er gebeurt in veel andere industrien.
Bij boeren speelt nog al eens de belastingwetgeving een rol: die willen eigenlijk wel emigreren omdat het in het buitenland goedkoper is om een grootschalig bedrijf op te zetten - door allerlei wetgeving zijn grond en quota hier duur. Maar als ze hier hun bedrijf verkopen moeten ze afrekenen met de fiscus. Dat geld houden ze voorlopig liever in kas, soms zal lenen hier ook makkelijker zijn dan in het onbekende buitenland met een andere bankenstructuur. Op termijn zullen deze bedrijven dus wellicht wel volledig vertrekken.

W.J.H. Meulenkamp, R.P. Kranendonk, C.M.L. Hermans en W.A. Rienks: Quickscan (S)emigratie van Nederlandse agrariers, Alterra Wageningen.

zondag 11 juni 2006

de smaak van slow food




De zomer in Zevenhuizen begon gisteren met de markt van slow food producenten. Om onduidelijke reden is dit dorp in de smaak gevallen als centrumpje voor een jaarlijkse manifestatie in Zuidholland.
Er was een grote varieteit van producenten die unieke producten aan de man brachten: naast de gebruikelijke geitenkaas iemand die alles met frambozen doet (van planten tot jams) tot iemand die vanuit een hobby het blad (of wellicht beter: de club) smaak had ontwikkeld. Verder waren de worsten van de kloostervarkens van Frans de Rond en collega's uit Limburg present. En er waren zeer smaakvolle aardbeien te koop. Met veel verhalen en kennis werden de producten toegelicht. Dat in schril contrast tot de locale C1000 waar ik nog even heen liep voor de knoflook. Die kon ik eerst niet vinden omdat de vakkenvuller ze had omgewisseld met de gember. Productkennis in supermarkten blijft lastig. Smaakvol sloten we de dag dan ook af met een culinair hoogtepunt in het Tolhuysch in Oegstgeest.

zaterdag 10 juni 2006

Het dorp, telkens weer

Het avondblad meldt het overlijden van twee artiesten, Billy Preston en Friso Wiegersma. De vijfde Beatle was de grootste popartiest van beide, maar terecht stond het journaal uitgebreid stil bij het overlijden van Wiegersma. Aanvankelijk bekend geworden als de ‘vaste vriend’ (zoals dat in sommige kringen heette) van caberetier Wim Sonneveld maar langzamerhand erkent als meer dan de ‘weduwe van..’ (zoals hij dat zelf eens uitdrukte).
Dat ik er in deze blog bij stil sta is niet vanwege zijn schilderwerk maar vanwege zijn liedteksten. En dan niet het lijflied Telkens weer van ‘Rooie Sien’ Willeke Alberti, noch het lellebellerige, nichterige Nikkelen Nelis lied 'Ze kon het lonken niet laten' (soms droeg zij slechts een veer) maar het onvergetelijke Het Dorp, dat na Sonnevelds plotselinge dood in 1974 alsnog een hit en een klassieker werd. Een cover van vijf jaar eerder van La Montagne van Jean Ferrat, een chanson over het leeglopen van de Franse bergdorpen.
Sonneveld was overigens niet meteen enthousiast, volgens Wiegersma’s autobiografie Telkens weer het dorp: “Een lied over de teloorgang van een ouderwets dorp? Dat lijkt me nou een heel vervelend idee”. Althans dat meldt single-verzamelaar Vic van der Reijt die het plaatje karakteriseert als het gezongen Anton Pieck-schilderij van Friso’s geboorte plaats Deurne. Waar zijn vader huisarts en kunstminnaar was, en zo model stond voor de roman Dorp aan de rivier. Langs het tuinpad van mijn vader. Thuis heb ik nog een ansichtkaart / waarop een kerk een man met paard.
Met respect voor het werk van Wiegersma een stukje uit een artikel dat ik vorig jaar in SPIL schreef en waarin ik het belang van dit lied voor de denkbeelden over het plattteland duidde:
We zijn vastgeroest in het idee dat de veehouderij een bijzondere bedrijfstak is. Ingegeven door de Ot & Sien schoolplaten van Cornelis Jetses - die niet eens over de landbouw gingen (Krips, 2003). Door het Dorp van chansonnier Wim Sonneveld, waar de functies van slagerij J. van der Ven allang zijn overgenomen door Nutreco en Ahold. En door het Jorwerd van Geert Mak, waar God niet verdween door teruglopende melkproductie maar door de tv, de auto en de supermarkt - Leeuwarden en Amsterdam waren te dichtbij. “Het boerenbedrijf is veranderd, terwijl het boerenicoon al die tijd hetzelfde is gebleven. []. De boerderij in ons hoofd valt niet te slopen” zo werd recent onder de titel ‘Landschapsverdriet’ in de NRC geconstateerd (Somers, 2004).

Deze blog had afgelopen donderdag moeten verschijnen maar technische problemen bij blogger.com maakten dat onmogelijk