donderdag 29 september 2011

veilen van biodiversiteit

Eerder deze week blogde ik hier over de discussie op LinkedIn - moet je boeren verplichten via een kopakkergras-regeling om iets met natuur te doen als ze nog voor inkomenssteun in aanmerking willen komen, of is het efficienter en effectiever om contracten af te sluiten met die boeren op die plekken waar je biodiversiteit wil. Ik neig naar het laatste, maar er is een nog goedkopere en dus efficientere methode: veilen van contracten.
Tuinders en organisatoren van boeldagen weten al lang dat veilen goed is voor de prijsvorming. Zo kun je dus ook contracten voor natuurbeheer veilen en vergeven aan degene die het tegen de laagste prijs wil doen.
In het Noorden van Duitsland (Steinburg, Neder-Saksen) namen ze de proef op de som en werden contracten voor natuurbeheer geveild. Resultaat: een besparing op de overheidsfinancien van 40 tot 50%: waar het gemiddelde contract bij een vaste ha premie 215 per ha was, bleek het nu voor 110 euro te kunnen. Tel uit je winst (als belastingbetaler althans).
Overigens was het besparingspercentage hier wel erg hoog. De auteur citeert andere experimenten waar de besparingen tussen de 20 en 35% lagen. Inmiddels is de methode door de Europese Commissie dan ook toegestaan.
Waarmee een paar zaken duidelijk worden: veilen is duidelijk efficienter dan contracten tegen vaste prijzen (waar de overheid maar moet gokken of op basis van gemiddelde kostenschattingen door onderzoekers een prijs moet vaststellen) en het kan bijna niet anders of dit is ook stukken efficienter dan verplichten. En over de klacht dat de huidige bedragen per ha alleen kostenvergoedingen zijn en geen ruimte bevatten voor winst / inkomen moeten we wellicht ook nog wat meer nadenken, want blijkbaar zijn er net als in de aardappelteelt ook bij natuurbeheer boeren die het goedkoper kunnen dan de buurman, en maken veel mensen winst bij een vastgestelde prijs.

Markus Groth: Cost-effective biodiversity conservation - procurement auctions and payment-by-results in: EuroChoices 10-2, 2011

woensdag 28 september 2011

Joris tweepinter

Goed onderzoek doen is niet meer genoeg, je moet het ook nog slim weten samen te vatten. Harvard voedingdeskundige Walter Willett is dat wel toevertrouwd. Uit de NRC begreep ik dat hij vorige week optrad voor de Erasmus en zeer kritisch is op de wetenschappelijke onderbouwing van de melkpromotie. Ofwel "wie botbreuken wil voorkomen, kan beter zijn koe niet meer melken en haar mee uit wandelen nemen". Dat is nog eens een slim abstract. Ofwel bewegen zorgt voor sterkere botten, calciumrijke melk niet. Twee glazen melk per dag is niet alleen genoeg, meer -zo kopte de NRC- "maakt meer kapot dan je lief is". Verfrissende communicatie en weer eens wat anders dan R-kwadraten en t-waardes.

maandag 26 september 2011

instituties en het tussensegment

De Ford Edsel. Het marktsegment wilde
er niet aan. Staat dus ook in Hanoi
in een musem en nu een collectors item
Er moet nog eens een betere term worden bedacht door de marketeers voor het woord "tussensegment". Dat wordt in onderzoeks- en ambtelijke kringen gebruikt voor producten "tussen" gangbaar en biologisch. Daarmee (deels vermoedelijk onterecht) suggererend dat het een schakelproduct is dat kopers van het ene naar het andere leidt. Het lijkt me een zelfstandige niche, net zoals we de stationcar geen tussen-auto noemen tussen de sedan en de SUV. Gelukkig wordt het niet onder die naam vermarkt, maar toch.

Enfin, ik kom daarop omdat ik een leuke publicatie van mijn LEI-collega's las over hoe het in de ons omringende landen zit met het tussensegment. Dat levert mooie inzichten op in hoe de instituties in de landen verschillen: in de UK zie je net als bij ons een tussensegment, maar vooral gedreven door de retail zelf, veel minder door acties van de overheid.
In Frankrijk doet de overheid ook wel veel, maar dan gaat het om streekproducten / terroir en verder minimueisen in de wet. Verder wordt dierwelziijn er veel minder apart uitgelicht, zoals hier en in het UK. De Denen doen ook het een en ander, maar de overheid let daar vooral op volksgezondheid en klimaat. En in Belgie en Duitsland is er van geen tussensegment-denken sprake.

Het onderzoek koppelt deze praktijken aan de cultuurtheorie van Hofstede en aan een paper van Kjaernes et al (2007), die voor NL en de UK een marktmodel centraal stellen, voor Scandinavie een verzorgingsstaat-model (hoewel NL vaak bij Scandinavie wordt ingedeeld op dit soort instituties) en voor Frankrijk en Italie een terroir-model. Boeiende materie, ook voor ander onderzoek.

E. Oosterkamp et al; Verkenning van dierlijke tussensegmenten in onze buurlanden, LEI. Den Haag., aug. 2011

zaterdag 24 september 2011

het huwelijksbootje en de tarweprijs

Het besluit om te trouwen (of beter: een eigen huis en gezin te gaan onderhouden) is (ook) een economische beslissing waar kosten en baten aan vast zitten. Je ziet dat momenteel in Zuid Europa waar door de economische omstandigheden de jongelui veel langer thuis blijven wonen.
Dat was (en is?) bij boeren en landarbeiders ook het geval. Als er mogelijkheden zijn om je te verbeteren tot keuterboer door bv. wat land te pachten dan is het zinvol om vrouw en kind nog even uit te stellen. Als die mogelijkheden er niet zijn of sterk verslechteren, kun je net zo goed jong trouwen en gaan genieten, waarom zou je nog sparen? Dat laatste noemen sociologen dan proletatisering.
Om dit met onderzoek te bewijzen is nog niet zo eenvoudig omdat er ook een tegenovergestelde trend is: als het heel goed gaat in de landbouw, kun je grote boerderijen splitsen en kunnen mensen eerder trouwen. Of kunnen arme landarbeiders misschien makkelijk grond huren.

In Zeeland 20.3, de jongste uitgave van het tijdschrift van het Kon. Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, doet auteur Jan Zwemmer een geslaagde poging dit voor de 19e eeuw te onderzoeken. Als proxy voor de conjunctuur in de landbouw wordt in dat soort onderzoek dan vaak de tarweprijs genomen, maar er kunnen natuurlijk specifieke situaties zijn, zoals met meekrap. Hij constateert dat vanaf de aardappelcrisis in 1845 er een terughoudend huwelijksgedrag was. Behalve op Walcheren, en dat kan verklaard worden omdat de grondmarkt daar ruim was bij een vrij beperkte bevoldingsgroei. Wat dan weer samenhangt met het feit dat de steden de Franse tijd niet echt te boven kwamen. (de Tuin van Walcheren heeft dus ook een crisis-aspect).
De afhankelijke arbeidersbevolking in de akkerbouw wordt inderdaad gekenmerkt door proletatisering: zowel in cominbatie met een ruime grondmarkt (Walcheren) als een krappe (Schouwen, waar na 1860 een forse emigratie ontstond) leidde tot vroeger huwen van de arbeidersbevolking.

In hetzelfde blad ook een interessante boekbespreking van de opkomst van de Zuidbevelandse fruitteelt en de rol van enkele kapitaalkrachtige families (de Van der Have's, Van der Bosch'en, Kakebeeke's etc) daarin

J.P. Zwemmer: Huwelijken en sociaal-economische omstandigheden op de Zeeuwse eilandenin de halve eeuw voor de landbouwcrisis van 1880. In Zeeland 20.3

vrijdag 23 september 2011

houdt de boer - met internet

Wie bang is dat een gebied ontvolkt, moet geen landbouwbeleid voeren maar zorgen dat de part-time boeren (en anderen) er willen blijven wonen.
Tot die conclusie komen een aantal Noorse economen in een paper in Food Economics. En dit keer niet gebaseerd op het simpele feit dat boeren ook in de meest rurale gebieden in de minderheid zijn, maar op basis van analyse van financiele data. Ze bekeken in welke mate financiele resultaten de migratie van boeren en part-time boeren beinvloeden.
"Everything else being equal, the latter group [farmers with life-style objectives] is more likely to stay on the farm. This could imply that , if preventing migration from rural in urban areas is a policy objective, production support schemes will be effective fo some groups, but will be less effective for the group with life style objectives. If this group is to be encouraged to stay in the countryside, policies directed at improving the general living conditions in the local community are likely to be more effective than specific support schemes related to agricultural production"
Of wel: besteed je overheidsgeld niet (alleen) aan landbouwbeleid maar aan goede scholen en high speed internet in rurale gebieden.

Ole Jakob Bergfjord, Gudbrand Lien and Oyvind Hoveid: Factors influencing farmer migration in Norway: a study based on survey results linked to financial data.
In: Food Economics, June 2011, nr. 8 p. 92 - 104

donderdag 22 september 2011

GLB en het kopakkergras

Als je in de social media een keer in een discussie belandt, dan ben je nog even bezig. Als follow up van gisteren dus een voorgezette discussie over wel of niet een natuurverplichting in het GLB. Mijn LinkedIn entry van vandaag:

Dank voor deze nuttige discussie, ze geven me zicht op het feit dat er een interessante onderzoeksvraag zit in wel/niet koppelen. Beide opties hebben effecten op nationale welvaart, boereninkomen, biodiversiteit, landschap, waterkwaliteit, milieu-kwaltieit EHS en mogelijk nog een paar zaken.


Waarbij de econoom in mij (meer dan mijn Flevolandse productie-achtergrond) het moeilijk heeft met zgn. command & control maatregelen waarin de overheid niet het doel vaststelt, maar ook de methode (5% natuur) en dat dan ook nog niet doet op die plaats waar het nodig is, c.q. het minst schade doet aan het opgegeven alternatief (voedsel), maar daar waar boeren nu veel premie per ha ontvangen. Dergelijke command-and-control maatregelen zijn niet erg bevorderend voor de innovatie (een ander belangrijk overheidsdoel).

In dat opzicht kan ik de stelling van Adrie Geerts ("Waar men voor kiest is een persoonlijke afweging van de boer. De een kiest voor natuur, de ander voor gemak. Dat vind ik het mooie van de voorstellen van Ciolos") niet helemaal volgen. Omdat a] boeren dan wel juridisch mogen kiezen, maar wie nu 500 euro per ha krijgt, de facto geen andere keuze heeft dan meedoen en b] je je af moet vragen of je die keuze wel aan boeren moet laten. Als er rond de EHS of langs grote watergangen een milieuprobleem is, moet je dat milieuprobleem oplossen en het niet aan de boer overlaten dat hij zijn pony-weitje naast zijn huis, ver van de watergang aanmeld als natuurcompensatie. En als het je niet uitmaakt waar de akkerranden voor de patrijs liggen, sluit dan gewoon vrijwillige contracten af (of theoretisch nog beter: verkoop ze bij opbod), bv. door 30% van de GLB gelden daarvoor af te romen.
Ik heb me vandaag ook af zitten vragen hoe het systeem zich in de tijd ontwikkeld: een aantal boeren krijgt nu 500 euro per ha, en zal dus meedoen. Maar over 8 jaar krijgen ze wellicht nog maar 200 euro per ha (door inflatie, afroming ten gunste van oost-europa en omdat de schatkist leeg is), bij een inmiddels gestegen saldo per ha (als prijzen van voedsel inderdaad gaan stijgen) en dan stappen ze uit het systeem, Hebben we leuk 8 jaar biodiversiteit bevorderd en dan?

Tot slot: we denken erg in Groningse of Flevolandse akkerbouwbedrijven. Voor volledige graslandbedrijven zal het wel niet aan de orde zijn. Maar hoe werkt het uit voor al die gemengde bedrijven met 30% snijmais en 70% gras (geen natuurverplichting?) of met 90% akkerbouw en 10% gras, al of niet voor de ponnies van de kids? (nog los van het feit dat het handig kan zijn dan even het weilandje van de buurman-plattelandsbewoner-hobbyboer op papier er bij te huren, zo weten we uit de mestboekhouding) Of jaag ik teveel beren op de weg?

Kortom, ik ben er nog niet uit wat beter is: 5% verplichte natuurbraak overal en iedereen, of bv. 30% van het GLB budget bij de huidige ontvangers afromen en dat besteden aan gerichte maatregelen voor biodiversiteit rond EHS, langs watergangen of voor projecten als de Veldleeuwerik. Gevoelsmatig neig ik naar het laatste, maar ik laat me graag overtuigen. Tijd voor een professionele kosten/baten analyse?

woensdag 21 september 2011

kopakkergras

biodiversiteit moet je de ruimte geven
Ik muntte vandaag het woord kopakkergras. In een bijdrage aan een LinkedIn discussie over het GLB. Een aantal hoogleraren laat in Trouw weten voorstander te zijn van een verplichte natuurbraak van een procent of 5 voor boeren die directe inkomenstoeslagen krijgen. Bij de buurman die ze niet krijgt en gewoon bloembollen of groenten teelt, hoeft dat niet.
Het lijkt me niet de meest efficiente oplossing, zo betoog ik in een bijdrage:

Het zou helpen als we het niet over de maatregel, maar over de doelen zouden hebben. Persoonlijk zie ik mijn geliefde Flevoland of Noord-Beveland of de Veenkolonien als een productiegebied waar het landschap er niet mooier op wordt met 5% verplichte natuur die dan wordt ingezaaid met een gras/klavermengsel als kopakker en sproeispoor tussen de intensieve gewassen. Iets degelijks geldt voor de maisvlaktes in delen van Frankrijk en Duitsland.


Anderzijds zou ik goed kunnen voorstellen dat je maatregelen neemt rond de EHS gebieden zodat je daar ook wat meer natuur en minder externe effecten op de EHS gebieden krijgt. Wat mij betreft zijn de doelen dus per gebied anders. En laat die doelen dus aansluiten bij de strategie van een gebied (waarbij het dan een interessante discussie is of die doelen ook bepaald mogen worden door alleen de mensen die in dat gebied wonen of dat ook de rest van NL of de EU daar nog wat in de melk te brokkelen heeft).

Dat lost vermoedelijk ook het terechte punt op van Henk van Zeijts: over de efficiency van de maatregelen bij die doelen. Die 5% verplichte natuur heeft in Flevoland een hoge opportunity cost, in de Achterhoek een lagere. Ofwel voor dezelfde kosten krijg je als maatschappij veel meer landschap / natuur / biodiversiteit als je je geld in de Achterhoek (of nog beter: in Polen) besteed dan op elke kavel. Daar komt nog bij dat je in bv. de Achterhoek veel makkelijker postieve externe effecten hebt op meer toerisme, die 5% kopakkergras in Flevoland gaat echt niet meer fietsers trekken.

Of zoals Wageningse productie-ecologen al lang doceren: je kunt beter in een bepaald gebied intensief produceren, want dan houd je veel ruimte over voor echte natuur (of zelfs het licht-groene aftreksel van boerennatuur), dan dat je overal met een gemiddelde intensiteit produceert. Natuur en landbouw zijn nu eenmaal twee verschillende, zeer vaak moeilijk te combineren, zaken.

maandag 19 september 2011

Gepord

Nudge heette een bekend boek over behavorial economics, dat ik hier al eens besprak. Het behandelt hoe je mensen een duwtje de goede kant op kunt geven, zodat ze een gewenst besluit nemen.
In Zevenhuizen worden we nu ook gepord:. de komst van een rondweg betekende de reconstructie van een van de belangrijkste kruispunten van het dorp, dat nu weer stoplichtloos is. De meest voor de hand liggende oplossing lijkt dan de rotonde, maar daar is vanaf gezien. Veel mensen zouden dan niet naar rechts naar de nieuwe rondweg zijn gereden, maar een kortere weg rechtdoor die nog door het dorp en langs lintbebouwing voert. En dus buigt de weg nu naar rechts, wie rechtdoor wil moet in de bocht links en dan weer scherp rechts.
Zo krijgen we een por om zonder veel nadenken naar rechts te draaien, we worden ge-nudged. Marketing on the road. En op die weg krijgen we eeen nieuwe por: hij is zo smal dat hij 60 km probeert af te dwingen. Dat neemt natuurlijk een deel van het effect van de eerste por weg. Nudging is nog best ingewikkeld.

zondag 18 september 2011

denk aan de toekomst

As long as we are worried about the future, the future will be better. Aldus een uitspraak van Larry Summers, ex-economisch adviseur van president Obama, daarbij wijzend op een mooi feedback mechanisme.
Ik las het in The Economist van vorige week, die ook een lovende bespreking brengt van een boek over de geschiedenis van de economie (het vakgebied bedoel ik dan) aan de hand van belangrijke economen. Sylvia Nasar: Grand Pursuit - The Story of Economic Genius.
Een recensie die begint met een citaat van Charles Dickens uit 1854 die klaagde dat economen (toen heette het vakgebied nog political economy) de mens zo weinig humaan voorstelden. "Political economy is a mere skeleton unless it has a little human covering and filling out". De kritiek op de homo economicus, de dismal science (Thomas Carlyle) en de econometrie is niet nieuw.

vrijdag 16 september 2011

Slowfood in de Balkan

delicatessen in Zurich
Mostar, helaas bekend van de brug.  Ook de hoofdstad van Herzegovina. De rector van de universiteit stuurde me een heel fraai boekje "Journey through Herzegovina" van Andrea Semplici en Mario Boccia. Het zal hier wel moeilijk verkrijgbaar zijn (probeer http://www.buybook.ba/), en dat is jammer. Want het zijn mooie verhalen over voedsel en boeren, met mooie foto's. Over slowfood in Herzegovina.

woensdag 14 september 2011

Creating Abundance

Speciaal voor wie zich zorgen maakt of we wel 9 miljard mensen kunnen gaan voeden, hierbij een recensie van het boek Creating Abundance van Alan Olmstead en Paul Rhode. Het boek is uit 2008 en bevat de geschiedenis van de innovaties in de Amerikaanse landbouw, die er aan bijdroegen dat we afgelopen eeuw miljarden mensen meer konden voeden. Mijn liberale Kielse collega Ralf Mueller publiceerde de recensie onlangs.

dinsdag 13 september 2011

fairness in the food chain

Vandaag een dagje in Brussel. In de club universitaire ontvingen we collega's van de Commissie, lobbyisten en anderen om te praten over fairness in the food chain. Over prijsbeweeglijkheid, verdeling van de marge in de keten en marktmacht. En of fairness vooral gaat over fairness van de spelregels, of het resultaat van het spel.
Geslaagd seminar, met dank aan de bezoekers.

maandag 12 september 2011

Multifunctioneel in Alberta

Het bezoek aan Calgary (zie de blog van gisteren) gaf de gelegenheid voor een uitstapje naar een bedrijf op een half uurtje rijden van de stad. Een boerenbedrijf van iemand die in de jaren 50 als kind met zijn ouders uit Nederland was geemigreerd en een bedrijf heeft opgebouwd dat we in Nederland als multifunctioneel zouden beschouwen: recreatie op basis van de saskatoon bes.
De saskatoon bes is een inheemse wilde bes, die wel wat op de blauwe bes (blueberry) lijkt. De ondernemer heeft kans gezien een aantal varieteiten te selecteren en op zijn naam te zetten, en deze commercieel aan te planten. Worden geoogst met een Poolse zwartebessenplukmachine. Inmiddels is dat een global business, want er staan ook een aantal ha saskatoons in Belgie en in Finland (waar ook vermeerderd wordt) en er wordt aangeplant in China.
Naast die global business is er ook een local business. Alle bessen worden verwerkt in pies, taarten, jams, confitures, etc. In eigen keuken voor eigen winkel en restaurant. Doel is om in de zomermaanden 1000 bezoekers per dag binnen te halen. En dat lukt. Daartoe zijn er voor de kinderen wat kippen en een varken, er is een restaurant, er zijn tuinen, er wordt verse groente uit eigen kwekerij verkocht en er zijn planten en struiken en ander tuincentrummateriaal te koop. Wel in een met opzet wat rommelig gehouden boerderij-setting, het moet vooral niet op een tuincentrum lijken, zo kreeg ik de indruk. De gebouwen (foto) zijn in oude stijl opgetrokken.
Er is ook veel vraag naar ruimte voor ceremonies zoals trouwerijen. We raadden ook een begraafplaats aan, het bedrijf ligt prachtig bij de samenstroom van twee rivieren waar ooit de eerste blanke kolonisten een half jaar hebben gekampeerd. Er is ook een kudde bisons op de omrasterde prarie. Bisons zijn momenteel goed geprijsd, zo hoorden we onder het nuttigen van de bison beef burger: bisonvlees bevat geen vet.
Voor de lokale business profiteert het bedrijf van de snelle groei in boom town Calgary, waar vermoedelijk de recreatiemogelijkheden naast de jaarlijkse Stampede-Rodeo, het circus en Spruce Meadows wat achterlopen bij de groei.
Regelmatig komt er ook iemand met een helikopter even lunchen. Laconieke ondernemer: die klant heeft weinig uitwijkmogelijkheden, welk restaurant heeft nu een weiland om in te landen?
Enfin, een fraai voorbeeld van goed ondernemerschap en bovenal een unieke combinatie van een global en local business model. Volgens de Canadees-Nederlandse observatoren moet je Nederlands bloed hebben voor zoveel innovativiteit, creativiteit en ondernemerschap, maar dat lijkt me wel erg veel eer voor ons landje.

zondag 11 september 2011

Calgary

Spruce Meadows is met het CHIO in Aken het grootste ruiterfestijn ter wereld, zo liet ik me gisterochtend uitleggen in Calgary (foto). Voor de 30ste keer was het gisteren Holland-dag, de bijdrage van de Nederlandse gemeenschap aan het evenement. Het was ook aanleiding voor een workshop over de strategie van de landbouw in Alberta, en wat Nederland daar via export van kennis en materiaal en het bieden van toegang tot de Europese markt aan kan bijdragen. Temeer nu er een Canadees-Europees handelsverdrag in de maak is.
Ik mocht er donderdag een inleiding houden over de Nederlandse landbouw en de rol van innovatie in het creeren van toegevoegde waarde. En zo leerde ik ook wat van de landbouw in Alberta. Vooral granen, canola (koolzaad dat ook voor humane consumptie geschikt is) en rundvlees van uitstekende kwaliteit. En daarnaast varkens en wat zuivel.  De landbouw heeft er last van een soort Dutch disease: de olie- en mijnbouwindustrie is booming en drijft de kosten op. Personeel is schaars. Ook de Canadese dollar staat mede daardoor hoog en weer ongeveer gelijk aan de US dollar. Innovatie en creeren van toegevoegde waarde is dus zeer gewenst.
Posted by Picasa

vrijdag 9 september 2011

911

Sommige getallen krijgen een aparte betekenis. 9/11 staat al lang niet meer voor een Porsche Carrera maar voor de aanslag op de Twin Towersdankzij de rare manier van de amerikanen om datums te noteren. Zo'n moment waarvan je weet waar je het wereldnieuws vernam. In mijn geval bij aankomst in een hotel in Zweden na een reis via vliegvelden waar men om nog onduidelijke reden veel reizen naar de VS had gecancelled.
Tien jaar later zit ik op de negende verdieping van het Marriot hotel in Calgary, zo'n hoteltoren down town met mooi uitzicht op een van de oudste gebouwen in Main street, uit 1868.. Op kamer 911, geloof het of niet.

donderdag 8 september 2011

goed klimaat voor economie

Een van de interessante presentaties op het EAAE congres was een plenary paper van Ana Iglesias die modelresultaten presenteerde van de effecten van klimaatsverandering op de landbouw.
Het blijkt dat de onzekerheden in de klimaatmodellen er weinig toe doen. De onzekerheden zitten in de sociaal-economische aannames voor komende deccennia: groeien we hard of niet en stoten we daarbij veel of minder broeikasgassen uit. De klimaatmodelleurs praten over een A-wereld met veel mensen en veel groei en een E-wereld met stabilisatie. Onhandige letter-afkortingen overigens.
Vooral voor de Balkan en Turkeije maakt het nogal wat uit. De auteur stelde dan ook dat er meer geld moet naar sociaal-economische modellen en dat het wel wat minder kan met de klimaatmodellen.
De effecten zijn ook vooral afhankelijk van het adaptief vermogen van de landbouw. En die hangt weer af van hoe rijk een samenleving is (want dan kun je meer in technologie e.d. investeren). Wat tot de conclusie leidde dat klimaatmaatregelen eigenlijk vooral ontwikkelingsbeleid is voor de regio's Midden Amerika, Oost-Afrika en ZO Azie.

dinsdag 6 september 2011

Geld voor Zwitsers

Geen geld geen Zwitsers, maar de Zwitsers hebben geen gebrek aan geld en dus steunen ze hun boeren ruimhartig. De consumentenprijzen voor voeding liggen er dankzij grensbescherming al snel 25% hoger dan bij ons (voor de recente stijging van de franc).
Toch is het land in zijn landbouwbeleid ook een laboratorium voor de EU: ze lopen wat voor. Zo zijn een paar jaar geleden de melkquota afgeschaft, en hebben ze in hun directe betalingen een ver doorgevoerde vorm van doelgerichte betalingen (targetting in het OECD jargon): voor elk beleidsdoel (biodiversiteit, dierwelzijn etc) 1 apart bedrag. En boeren moeten zo'n 5% van hun areaal aan natuur besteden, als ze directe betalingen willen ontvangen - iets wat diverse NGOs ook voor de EU voorstaan (maar dat niet erg economisch is, de natuur komt niet op de plek waar die voor je euro de meeste natuur genereert).
Op het EAAE congres werden 4 redenen aangedragen waarom Zwitserland een tikje apart is als het om landbouwbeleid gaat:
* de historie (vroeger zeer liberaal, en twee keer in een Wereldoorlog op zichzelf aangewezen)
* bergachtig, met bijbehorend toerisme dat ook om een mooi landschap vraagt
* politieke systeem (kantons, referendum en recht van initiatief bij de bevolking bij 50.000 handtekeningen)
* het is rijk.

maandag 5 september 2011

Lijstje: universiteiten in soorten en maten

Zicht op een rijke universiteit:
ETH in Zurich
De kinderen gaan volgens de spandoeken weer naar school, de Fransen hebben het over le Rentree, en dus tijd voor de universiteiten om het academisch jaar te openen. Ik beleefde een genoeglijke middag in Wageningen, waar de gouden driehoek het thema was.

Bastiaan Bommelje greep start van het universitaire seizoen zaterdag in de NRC aan om de grootschaligheid (met bijbehorende stafadelingen die elkaar bezig houden, nieuwbouw, logo's en salarissen) aan de orde te stellen.
Daar weerhoudt anderen er niet van om fusieplannen te smeden. In dat kader maakten de strategen van Roland Berger een lijstje met 5 universitaire modellen, dat vandaag in de NRC stond:
  1. rijk en groot met relatief veel promovendi: Harvard, Stanford, Yale, Columbia
  2. rijk en klein in een specifiek domein: Caltech, ETH, Princeton
  3. klein en exclusief door zeer hoge intree-eisen: Carnegie Mellon
  4. intensieve begeleiding door weinig studenten per docent: Cambridge, Oxford
  5. veel studenten met weinig staf waarbij oudere studenten en promovendi van topwetenschappers als begeleider optreden van jongere jaars: UCLA (Berkely, Davis).
Alleen de laatste zou voor ons nuttig zijn, voor 1, 2 en 4 zijn we te arm, 3 zou te elitair zijn. Resteert 5, hoewel mij uit het artikel niet duidelijk is of de kostencurve nog daalt als je vestigingen laat bestaan maar in 1 organisatie onderbrengt. Mischien bestaan er ook wel goedkopere methoden om studies te saneren en niet meer overal in het land aan te bieden.

zondag 4 september 2011

Terug uit Zurich

 Een vluggertje, want de tijd na 800 km fahren auf der Autobahn is beperkt. Hiernaast het universiteitsgebouw van ETH in Zurich waar de EAAE afgelopen week congresseerde. En ik afscheid nam als Secretaris-Generaal, na 12 jaar. Op wel zeer plezierige wijze. Een paar meer wetenschappelijke indrukken van het congres lees je mogelijk komende dagen.Posted by Picasa

vrijdag 2 september 2011

heethoofden, obesitas en mooi zijn

The Economist had in zijn uitgave van 27 augustus op de wetenschapspagina 2 interessante bijdragen die ik graag even aan elkaar schrijf en onthou. In El Niño jaren is het risico op interne conflicten in 93 tropische landen 6% tegenover 3% in de rustige El Niña jaren. In de andere delen van de wereld is het stabiel 2%. En hoe armer het land, hoe groter de kansen op conflict in El Niño jaren. Slechte oogsten zorgen dat er een verdeelprobleem ontstaat, er werkeloosheid is waardoor rebellen makkelijker en goedkoper te recruteren zijn en ook uit baseball weten we al dat hoe warmer het is, hoe groter de kans op heethoofden.


Het omgekeerde probleem is dat van obesitas en het lijfblad meldt dat er een verbeterd model is dat uitrekent hoeveel je afvalt als je een aantal calorieën laat staan (www.bwsimulater.niddk.nih.gov0 De formule leert ook dat aankomen makkelijk is: 10 calorieën per dag extra is genoeg voor de 9 kg waarmee de gemiddelde Amerikaan de afgelopen 30 jaar is aangekomen. Met dat hogere gewicht heb je ook een hoger onderhoudsdieet nodig, en daarmee neemt de appetijt toe: voor het onderhoud van die 9 kg is 200 calorieën per dag nodig. Als je die 9 kg eraf wil moet je dus niet 10 per dag minderen, maar 220.

Beuatiful people

Toch kan dat geld opleveren zo meldt nog een derde artikel met de bespreking van 3 boeken: mooi betaald. Ook in beroepen waar het absoluut niet nodig is om er mooi uit te zien om je werk te doen (wat mogelijk zelfs voor stewardessen geldt), verdienen mensen die er mooi uitzien meer. Zelfs in honkbal. En mooi mensen komen bij de rechter weg met minder hoge straffen. Geen wonder dat er kapitalen aan cosmetica en plastische chirurgie worden besteed in een tijd waar 20% van de amerikanen geen toegang heeft tot de basis gezondheidszorg. Het meest provocerende van de drie boeken is Honey Money van Catherine Hakim. Zij introduceert na economic cpatial (wat je in je bezit hebt), human capital (wat je weet) en social capital (wie je kent) nu ook erotic capital – een ondergewaardeerd persoonlijk bezit.

Je raadt het al: vrouwen hebben er meer van dan mannen, en dat komt dan weer doordat mannen langer sexueel actief blijven en er dus sprake is van een verkopersmarkt. Geld is dan ook minder belangrijk dan erotic capital: money can’t buy you love. Feministes hadden het dus verkeerd om vrouwelijkheid over boord te gooien want daarmee beroofden ze ze van waardevol kapitaal.

Tot nu toe was de bedrage van economen blijven steken bij de bumpersticker uit mijn studententijd “econometristen doen het met een model”, maar het vak kent voortgang.

Seasons of discontent / a wide spread problem / the line of beauty