maandag 28 augustus 2017

Duitse 2Deling

De Oost-West deling van Duitsland is voorbij, het nieuwe onderscheid is tussen Noord en Zuid zo stelt the Economist in een artikel in zijn editie van 19 augustus. Ik zou het hier niet memoreren als er niet een mogelijk discutabel verband met de agrarische sector werd gelegd.
Het Zuiden, inclusief de Oost-Duitse Lander Saksen en Thuringen, doet het veel beter dan alles boven wat taalkundigen de Uerdingen-lijn noemen, de grens tussen plat (Noord) en hoog (Zuid) Duits. Beide gebieden zijn even groot in bevolkngsomvang maar het Zuiden scoort een inkomen dat 5000 euro hoger ligt, ongeveer 15%.  Wat denk ik niet helemaal de grens is tussen protestant en katholiek, maar anders zou Max Weber alsnog ongelijk krijgen.
Het Noorden, met zijn kolen, staal en scheepsbouw deed het vroeger altijd beter, mogelijk is er sprake van de wet van de remmende voorsprong, en hoewel dat niet als zodanig wordt benoemd in het artikel lijkt het wel enigszins een rol te spelen.
Het zuiden had na 1945 niet veel te bieden dan platteland. De miljoenen vluchtelingen uit Midden Europa vestigden zich dus in al die dorpjes en stadjes en de overheid liet het vrije ondernemerschap zijn gang gaan met een minimum aan bureaucratie.
Dit sloot aan bij de traditie in de agrarische sector: kleine eigengeërfde boeren in het Zuiden, en veel meer grootlandbouwbedrijven van o.a. de landadel in het Noorden. Klasse-onderscheid was in het noorden belangrijker zo stelt het blad. De socioloog Bruno Hildenbrand stelt dat de relatieve autonomie van de zuidelijke boerenfamilies zorgde voor een meer ondernemende en pragmatische mentaliteit.
Zou kunnen denk ik dan. Maar misschien had de nieuwe importgeneratie überhaupt wel een drive tot ondernemen, ongeacht de boerende buren. Een overtuigend bewijs (wat is de counterfactual?) lijkt me nog niet zo makkelijk.

The Economist 19.8.2017 Gernany's new divide: the beautiful south

zaterdag 26 augustus 2017

Lijstje: 9 retail trends

De Belgische site Gondola noteerde 9 retailtrends. Tijd voor een lijstje:

  1. Ethiek
  2. Smart living (en IoT)
  3. Loyaliteit
  4. Winkelervaring
  5. Out of home and convenience
  6. Customer analytics
  7. Shelf technology
  8. AI
  9. DIY (do it yourself) or DIFM (do it for me)

woensdag 23 augustus 2017

Duurzaamheidsschema's in melk

Deze zomer vond ik het proefschrift van Georgina Villareal Herrera in mijn postvak: Sustaining Dairy. Deze, van oorsprong Mexicaanse, schreef dat in Wageningen en promoveerde er in juni op bij de vakgroep Rurale Sociologie. Ze bekeek 3 ondernemingen met duurzaamheidsschema's, in Nederland (Cono), Ierland en het UK. In alle gevallen voorafgegaan door goede analyses van de ontwikkeling van de sector in het (recente) verleden. Alleen dat is al leerzaam, wie het UK verhaal over de milk marketing board en meer leest, begrijpt een stuk meer van de problemen om de keten goed georganiseerd te krijgen. Dat is de Engelsen eigenlijk niet gelukt, en de helft ervan wordt nu door Arla resp. het Duitse Muller gerund. En als voorstander van internationale handel, concentreert men zich op verse melk voor de retail-oligopolisten. In plaats van toegevoegde waarde producten als kaas in coöperaties. Verklaard een hoop als je melkprijzen gaat vergelijken.
Vanuit een transitieperspectief keek Villareal naar de spelers in het regime die zich proberen aan te passen met een duurzaamheidsschema. Dat lukt, maar conclusie 1 van het proefschrift is toch dat dit een marginale aanpassing is: "we have yet to see a fundamental shift from post-war logic". Stelling 2 is dan ook dat sociale en milieu uitdagingen alleen door de zuivelbedrijven worden opgepakt als er een effectieve koppeling met de winstgevendheid kan worden gemaakt.
Gelukkig maar denkt de econoom: bedrijven en personen doen vooral dingen waar ze zelf belang bij hebben, daarop is ook ons denken over de economie gebaseerd. Met dat streven naar een verlicht eigenbelang, doet men dus alleen dingen waar men belang bij heeft. Dat geldt zeker als het om spelers in het 'regime' gaat, om boeren met soms een laag inkomen en op een platteland waar men misschien wel wat anders aankijkt tegen de duurzaamheidsissues dan het volk in de stad.
Dat neemt niet weg dat die duurzaamheidsschema's heel goede instrumenten zijn, vooral waar de milieuvervuiling niet is ingeprijsd door heffingen of quota, en er dus vanuit de markt en winst niet op gestuurd wordt. Of waar boeren met voorlichting geholpen moeten worden in management van wat te doen. Maar ze werken dus vooral als er druk is of te verwachten is van outsiders: de overheid, ngo's, de consument/retail, toekomstige werknemers.

zondag 20 augustus 2017

de wet van Say

Elk aanbod schept zijn eigen vraag, zo luidt de wet van Say. Hij was de eerste hoogleraar economie in Frankrijk, begin 19e eeuw. De wet is niet zo simpel en wordt vaak verkeerd geinterpreteerd, Het is niet zo dat als je teveel uien of auto's produceert ze automatisch worden verkocht, zelfs als je de prijs laat zakken. De wet moet niet micro maar macro worden geinterpreerd worden.
The Economist kwam vorige week (12.8.2017) met een mooie toelichitng, waarvan ik het voorbeeld, voor deze blog wat aangepast, graag vastleg.
Stel je hebt voor het gemak een samenleving, een economie met 2 producten. Melk en T-shirts. Stel de veehouders willen voor 100 (miljoen euro) melk verkopen, om ook weer voor 100 (miljoen euro) T-shirts te kunnen kopen. De T-shirt makers hebben het plan opgevat om voor 80 (miljoen euro) T-shirts te maken, zodat ze voor een zelfde bedrag zuivel kunnen kopen. Dat levert een economie op met een omvang van 180 mln. euro.
Die plannen van beide sectoren zijn intern consistent. Maar de melkproducenten zullen niet meer dan 80 kunnen verkopen, en dus uitgeven aan T-shirts. En dus blijft de economie op een omvang van 160 steken.. Met ook nog het probleem dat het helemaal niet zo goed zichtbaar is dat de veehouders wel 100 T-shirts hadden willen aankopen, eerder ligt de conclusie voor de hand dat er overcapaciteit is want er is maar voor 80 te verkopen.
Say ging er vanuit dat de prijzen van de melk snel zal dalen (gezien de overcapaciteit) waardoor er meer van wordt verkocht en minder geproduceerd, en de prijs van T-shirts zullen stijgen, wat de vraag wat remt en de productie doet toenemen.
Kortom de samenstelling van de economie, het nationaal product, zal en moet veranderen, niet de productiecapaciteit. Er is geen overcapaciteit en teveel aan productie, maar de verkeerde zaken worden geproduceerd.
De werkelijkheid met sparen en geld is het minder simpel en heeft de Wet van Say de nodige gebreken. En landbouw-economen zullen uitleggen dat je een koe niet aan en uit kunt zetten, en niet op alle grasland katoen kunt telen voor T-shirts. Maar het basisidee van het marktmechanisme klopt.

vrijdag 18 augustus 2017

Brexit en vis

En nog een nieuw paper, nu over Brexit en mogelijke effecten op de Nederlandse visserij. Deze week verschenen in de laatste uitgave van EuroChoices die ook verder grotendeels aan Brexit is gewijd.

woensdag 16 augustus 2017

Nieuw paper Food and Nutrition Policy

Voor de 2e Mansholt lezing in Brussel schreef prof. Pieter van 't Veer met mij en Louise Fresco een paper over Food and Nutrition Policy. Om de discussie te stimuleren. Je vindt het op de website van Wageningen U&R.

maandag 14 augustus 2017

grote varkensboeren

Interessant profiel van Adriaan Straathof in de NRC van vanavond. Dat is vermoedelijk wel een familiebedrijf (en misschien ook wel een gezinsbedrijf), maar er is niet veel kleins aan. Het is een van de grootste varkensboeren in Europa. Hij is eigenaar van ongeveer 20 stallen in Nederland, Hongarije en (tot het in 2015 tot een beroepsverbod kwam) Duitsland. Omzet van 48 miljoen euro, 400 man in dienst en een jaarlijkse productie van 2 miljoen biggen uit 65.000 zeugen. Aanleiding voor het portret is de brand in Erichem waar nogal wat varkens de dood vonden.
De landbouwstatistieken kunnen slecht overweg met zulke firma's. We tellen nu eenmaal establishments, zelfstandige vestigingen. Hoe die eigendom zijn van 1 persoon of familie blijft in de statistiek onduidelijk, en al helemaal als ze in meerdere landen staan. Zulke rapportages als in de NRC bieden dan duidelijkheid.

zondag 13 augustus 2017

Van Grieken

Vanavond wat links naar eerdere stukjes die ik schreef over de zuivelgeschiedenis van West-Nederland naar aanleiding van de openhartige memories van Harry van Grieken, de laatste directeur uit de familielijn in de fabriek (en later Menken Van Grieken) van dezelfde naam. Opgegaan in Campina. Deze week bereikte mij het bericht dat deze markante persoonlijkheid plotseling is overleden. Reden om er hier in respect nog eens bij stil te staan. Je vindt die stukjes hier, en hier en hier. Met boeiende aspecten in de strijd tussen coöperaties en familiebedrijven.

zaterdag 12 augustus 2017

de voedselfamilies

Mijn provincie Zuid-Holland stuurde het boekje Eten maken waar je blij van wordt! Het is de in mei verschenen tweede voortgangsrapportage van de Voedselfamilies, het transitieprogramma naar een landbouw die zich meer voegt in wat de Zuidhollandse stedeling wil of zou willen in aanvulling op of in plaats van de exportgerichtheid. Van harte aanbevolen.

donderdag 10 augustus 2017

consumptiespelletjes

Economen houden zich met van alles en nog wat bezig, een paar verhalen in the Economist van deze week illustreren dat. Een mooi overzicht van het werk van Gary Becker, maar ik maak vooral wat aantekening van de boekrecensie over Elizabeth Currid-Halkett - The sum of small things: a theory of the aspirational class.
In essentie gaat het om de spelletjes die mensen spelen met status goederen. Ooit door Thorstein Veblen beschreven als conspicious consumption. Hij beschreef hoe de rijken eind 19e eeuw zich met hun gedrag onderscheidden van de massa. Van juwelen en auto's tot niet werken. En hij was socioloog genoeg om ook te laten zien hoe de gewone werkman dat imiteert met imitatieproducten. Wat er dan weer toe leidt dat de rijkere klasse voor wat anders kiest, nu iedereen tennist gaan we op hockey, en je eindigt bij polo te paard, zo iets.
Deze prof. Currid heeft de Amerikaanse consumptiestatistieken uitgeplozen (en vermoedelijk op straat goed opgelet) en komt nu met conspicious production: nu voor de middenklasse alles bereikbaar is dankzij de globalisering (lijkt me overigens wel wat op af te dingen in de VS), gaan ze niet meer in bling bling maar in duurzaam geproducteerde, sociaal wenselijke goederen als fair trade koffie. En opleiding voor de kinderen aan elite scholen wordt een sociale signaalfunctie toegeschreven.
Verder vindt ze, dat als je mode, horloges, auto's, juwelen en nog wat zichtbare zaken meetelt, dat ook de armere delen van de bevolking hier meer aan besteedt dan aan noodzakelijke goederen en een hoger percentage dan de rijken doen. De rijken geven vooral signalen af (naast de school van de kids) met de cultuur (de opera en zo) en reizen naar verre landen, en ook de fancy sportschool.
Dat gedrag wordt al weer gekopieerd (zo je wil, aan de kaak gesteld) door de hipsters, die dan wel niet het reisje naar Antarctica kunnen betalen, maar wel de fair trade coffee-latte. En flesjes water.  Aldus de Sum of Small Things, en de positieve recensie.

woensdag 9 augustus 2017

learning regimes

Bij het opruimen van de stapel te lezen papers kwam ik nog een aardige tegen over Learning Regimes. Uit 2014 alweer, de tijd gaat snel. Van een eerder IFSA congress, met werk van CIRAD. Idee is dat boeren op verschillende manieren leren en innoveren. En dat je dus daar je voorlichting, en misschien ook wel andere beleidsinstrumenten op toe moet passen. Ik leg het maar even vast, misschien nog eens bruikbaar in een ander paper, of heb jij er wat aan. Hier is de link.

maandag 7 augustus 2017

4 begijnen en een eitje

De fipronil affaire inspireerde Ewoud Sanders in zijn NRC rubriek tot een top 10 van taalfenomenen met ei. Ik kan me helemaal vinden in de uitdrukking die hijzelf als persoonlijke favoriet (maar pas op nummer 8) noteert: "Vier begijnen hebben om een ei te klutsen". Een 19e eeuwse Vlaamse uitdrukking voor het hebben van teveel helpers in een klus.
Lijkt me heel bruikbare uitdrukking in management. Zo kom ik wel eens projecten tegen waarin de bemensing niet optimaal is. Zo heb je Europese projecten waarin het gaat om het uitspitten van allerlei aspecten van een probleem en is het prima als er wat langs elkaar heen gewerkt wordt omdat dat soms ook tot nieuwe inzichten leidt. Impliciet is soms een doel dat er tal van landen of stakeholders mee doen. En het eindrapport mag dan best de titel Capita Selecta hebben.
Maar je hebt ook Europese projecten waar er een zeer consistent eindrapport en advies moet liggen. Dan is afstemming tot in de puntjes van belang. Dat kan ook best met veel mensen maar dan moet je toch regie voeren en een kerngroepje hebben voor de opzet, management en de eindsprint van een aantal communicatieve generalisten. En vaak is een kerngroepje dat wordt vrijgemaakt voor de hele klus efficienter. Als die er niet zijn of men wil niet volstaan met het alleen raadplegen van specialisten, dan is dat wel een zacht signaal dat je als manager van een organisatie moet uitkijken. Dan zijn er vier begijnen aan het werk en moet je geen resources toevoegen maar eruit halen. Helpers weg en elders aan het werk.

zaterdag 5 augustus 2017

hoog productieve landbouw is efficient en andere frames

De zomermaanden brengen wat minder management en dat leent zich dan voor het lezen en uit discussiëren van zaken waar het anders helaas niet altijd van komt.  En dus was er gisteren tijd om me maar eens te storten in een discussie over het ecologisch beste landbouwsysteem: biologisch of conventioneel. uiteindelijk bleken discussianten het in buiten twitter omgaande mails aardig met elkaar eens. Ik leer er wel wat van over hoe framing in deze discussies een rol speelt, en dus noteer ik mijn inzichten op dat vlak, want dat komt komende tijd nog meermalen terug.

Aanleiding was een paper met een meta-analyse zoals deze van Clark en Tilman, waaruit ik even een deel van de abstract citeer: A meta-analysis of life cycle assessments that includes 742 agricultural systems and over 90 unique foods produced primarily in high-input systems shows that, per unit of food, organic systems require more land, cause more eutrophication, use less energy, but emit similar greenhouse gas emissions (GHGs) as conventional systems; that grass-fed beef requires more land and emits similar GHG emissions as grain-feed beef; and that low-input aquaculture and non-trawling fisheries have much lower GHG emissions than trawling fisheries. In addition, our analyses show that increasing agricultural input efficiency (the amount of food produced per input of fertilizer or feed) would have environmental benefits for both crop and livestock systems. Further, for all environmental indicators and nutritional units examined, plant-based foods have the lowest environmental impacts; eggs, dairy, pork, poultry, non-trawling fisheries, and non-recirculating aquaculture have intermediate impacts; and ruminant meat has impacts ~100 times those of plant-based foods. Our analyses show that dietary shifts towards low-impact foods and increases in agricultural input use efficiency would offer larger environmental benefits than would switches from conventional agricultural systems to alternatives such as organic agriculture or grass-fed beef.

Dergelijke inzichten leidden tot een tweet dat hoog productieve landbouw ook de duurzaamste is. Tegen de achtergrond dat ook ABNAmro deze week een rapport had waarin werd geconstateerd dat Nederlandse landbouw per kg product door die hoge efficiency duurzaam is.  Ik bond de kat de bel aan door er maar eens overheen te twitteren dat dit per kg product waar is, maar niet noodzakelijk per ha. Wat de repliek oplevert dat dit volgens artikelen als bovenstaande niet waar is, er is immer voor dezelfde voedselproductie bij bio meer ha nodig, en dus doe je (mogelijk) een aanslag op biodiversiteit elders (minder natuur). 

Wat ik leer van een dagje discussie over de gehanteerde frames laat zich het best uitleggen door dit te plaatsen in een debat dat al 200 jaar loopt. Toen had je de visie van Malthus, die in 1798 meende te constateren dat de bevolking harder groeit dan de productie van voedsel aankan en dat je dus tot hongersnoden komt die de zaak weer in balans brengen. De 1-kind politiek of toenemende welvaart helpen, maar dat bleek pas later. Maar je had ook de Franse Markies de Condorcet die het helemaal niet nodig vond om minder vorken op tafel te leggen, je kunt gewoon een grotere taart bakken (in de woorden van Warren Belasco: Meals to come, a history of the future of food). En je had William Godwin die het in het midden hield: het gaat allemaal net als iedereen zich een beetje gedraagt aan tafel.
In moderne termen van een SCAR rapport zou je de Condorcet-school het productivistisch paradigma kunnen noemen en de Godwin-school het sufficiency paradigma

Laat ik beginnen te stellen dat ik mezelf tot dat laatste reken. Er zijn heel veel kansen om het probleem met technologie (genetics, ict, nano) op te lossen, maar het is geen gelopen race dat dit betekent dat Afrika zich over 20 jaar zelf kan voeden. Al was het maar omdat er ook sociale en politieke problemen zijn. Tweede reden is dat er sprake is van overconsumptie met negatieve effecten op gezondheid en kosten van publieke gezondheidszorg, dus enige matiging kan geen kwaad. Er zijn veel signalen dat de westerse mens op zoek is naar regels voor gezond en duurzaamheid (nu de religie dogma's zijn vervallen zoals Rosanne Hertzberger constateerde in Zomergasten) dus laten we dan met Voedselbeleid er ook maar wat van maken. Of andere discussianten gisteren zich tot de productivistische school rekenen weet ik niet maar in Foodlog discussies word dat nog wel eens zo geduid. Dus voor het gemak hou ik die twee frames even aan.

Vanuit de productivistische school is er de neiging om in calorieën te denken, waarbij een vermindering van de efficiënte productie in Nederland (door de Hedwige in natuur te leggen, de Eendrachtspolder in een roeibaan en uitloopgebied van Rotterdam of Flevoland deels biologisch in te vullen) betekent dat de internationale melkprijs wat omhoog gaat, de melk in China en India wat duurder wordt waardoor een aantal mensen armoede of zelfs gezondheidsproblemen houdt of je langer doorgaat met melkproductie in het Centraal Massief in Frankrijk (en minder bebost voor biodiversiteit) of Nieuw-Zeeland aanzet tot wat meer productie met negatieve milieu effecten aldaar en bij de sojateelt in Brazilië. Dit denkschema houdt een visie op wat we in Nederland moeten doen (geen biologisch en vooral voor de wereldvoedselvoorziening produceren) consistent met een wereldvisie dat alles biologisch in de wereld een onjuiste beleidsaanbeveling is (zie het paper hierboven), zelfs als bio de wereld zou kunnen voeden, want dan mis je biodiversiteit door minder ha natuur.  Vanuit deze visie is er ergernis dat de voorstanders van biologisch of streekproducten dit aanprijzen als oplossing voor alle voedselproblemen in de wereld als het nieuwe dogma.

Ik weet niet hoe de rest van de sufficiency school er over denkt, maar het economisch mechanisme dat hierboven beschreven wordt, klopt in theorie en ook ik heb een afkeer van het dogmatische. In delen van Afrika lijkt het me een duidelijke zaak dat kunstmest en bestrijdingsmiddelen wonderen kunnen doen, dat wat meer vlees eten goed is voor de gezondheid en dat de moderne genetica daar gewassen snel kan doen veredelen en aanpassen aan veranderende lokale omstandigheden. Geen subsistence kneuterigheid maar verbinden met internationale markten, ook voor meer welvaart en minder kinderen. 

Maar waarom ik die mondiale conclusies niet zo relevant vind voor het Nederlandse debat ligt in het feit dat delen van de Nederlandse conventionele landbouw juist verantwoordelijk zijn voor milieuproblemen, met name de water eutrophiering (die in het paper hierboven de biologische wordt nagedragen) en de problematiek van fijnstof en zoonosen dicht bij bevolkingscentra. Soms ook in sectoren die meer beschermd en gesubsidieerd zijn dan bv. de biologische. 
Vervolgens hebben we hier te maken met regio's waar veel mensen boer willen blijven en een hoog kennisniveau hebben om een deel of alle chemie te vervangen door management. En er voor natuur (weidevogels) en milieu ook wat moet gebeuren. Als er dan ook nog mensen (om terechte of onterechte reden) wat voor biologisch willen betalen, dan liever wat meer boeren met een inkomen en wat meer lokale natuur, dan wat meer melk, en dan dus maar wat minder melk voor de Chinezen. Waarbij in dat geval mijn inschatting ook nog is dat ze in Noord Zweden en het Centraal Massief wat langer melk kunnen blijven produceren en wij daar weer niet met plattelandssubsidies de verrechtsing in de politiek te lijf moeten gaan omdat het gebied onleefbaar wordt. En dat het verlies aan biodiversiteit tussen die wat extensievere weiden en bebossing maar gering is. Maar dat zou eens iemand moeten uitzoeken. At the margin zijn m.i. die effecten van een kleine ingreep in Nederland niet zo groot, onze bijdrage aan de totale wereldvoedselvoorziening is gering, ondanks de hoge export (incl. doorvoer).

In dat sufficiency paradigma zou dus niet de negatieve effecten moeten worden verzwegen, zo concludeerden we. Maar een verschil is dat in dat paradigma het denken wel veel meer in regionale oplossingen ligt dan in de mondiale problematiek.
Een tweede verschil tussen de paradigma's dat boven water kwam is die van de rol van de consument. In het De Condorcet-productivisme heeft die geen rol, we lossen het via het aanbod op. In Goldwin's sufficiency is dat niet het denken. 
Voedsel is voor de denkers over consumentengedrag ook meer dan fungible calorieën, het hoort ook bij een lifestyle.  Ik ben blij dat (Franse) boeren op minder efficiënte wijze tal van wijnen en kaasjes produceren die mij met vrienden een gezellig avondje doen beleven en het niet alleen fabrieksbrie of -gouda is met standaard Merlot. Net zoals je van mij een grote BMW mag rijden of twee keer per jaar intercontinentaal vliegt, als je daarvan dan maar de kosten (ook de maatschappelijke) betaalt (en daar zit ook bij vliegen een probleem) en niet claimt dat je goed voor de natuur bezig bent. 
Nu is bij biologisch natuurlijk de vraag of er voordelen zijn van gematigde consumptie. Bij sommige consumenten is dat zo, die letten zeer op duurzame voeding wat zich bijvoorbeeld ook uit in minder vleesgebruik. Bij anderen is dat vermoedelijk (is er onderzoek ??) niet het het geval, die kopen het vanwege (vermeende) smaak of zorgen over bestrijdingsmiddelen in babyvoeding of in relatie tot allergieën. Of uit status. En sommigen als daad van verzet tegen de conventionele (intensieve) landbouw, als bijdrage in een transitie.

Dat brengt me bij het derde aspect waar de discussie tussen beide visies langs elkaar heen gaat. De productivistische benadering kijkt op mondiaal niveau naar een evenwichtssituatie: waar moet het op uitkomen. Daar staat een activistische  transitiekijk tegenover. Als het in Nederland duurzamer moet dan is het geen gek idee een signaal af te geven dat we geen gangbare melk of aardappelen kopen maar biologische en we zo wat meer geld voor voedsel uitgeven en boeren een toekomst geven in een ander systeem. Of waarbij je dan wel makkelijker een schaalgrootte van 500 koeien (zoals ik in de bedrijfsrapportage over Weerribben zuivel zag) ingepast in het nationale park dat een regio is, mogelijk maakt. In die laatste kijk zou de communicatie en discussie niet moeten gaan over het feit dat biologisch wat minder efficient met resources omgaat, maar dat er regionaal juist de nodige problemen zijn met het conventionele systeem, en dat dat in het productivistische frame uit de weg wordt gegaan onder het motto dat moeten we achter de schermen met techniek ook nog even oplossen als een regionaal probleem waar de andere kant ze verwijt dat dat nu al te lang niet lukt en dat het dus wezenlijk anders moet.

Een vierde issue waar er langs elkaar heen wordt gepraat (niet gisteren, maar veelal in deze discussies) is dat de productivistische benadering de consument niet nodig heeft voor de oplossing en dus weinig doet met de aanbeveling uit bovenstaand abstract dat het niet alleen gaat om de discussie bio/conventioneel, maar ook een switch naar een meer plant-gebaseerd dieet meer doet. Productivistisch kijk je vooral naar die aanbeveling van efficiency verhoging. En de Goldwin aanhangers benadrukken dus die andere kant. 

Een bijzonder punt, en daar waren we het gisteren snel over eens, is de CO2 problematiek. De schade daarvan is overal even erg, dus daar kun je het snel over eens zijn dat hoog-productiviteit helpt. Maar hier is niet zozeer het issue tussen bio en conventioneel (zie het abstract), maar het feit dat de afspraak in Parijs suboptimaal is. Economisch beter was vermoedeliljk geweest om af te spreken dat iedereen pakweg 40 euro per ton CO2 emissie gaat heffen. Maar er zijn landenquota afgesproken met als mogelijk gevolg dat Nieuw Zeeland, Ierland en bv. Nederland hun productieve veestapel moeten inkrimpen terwijl Brazilie of China minder efficient nog kan uitbreiden. Carbon leakage heet dat in het jargon. Dat is niet nieuw: melkquota waren ook per land, waardoor productie niet van Frankrijk naar Ierland kon verhuizen. We zullen het er mee moeten doen, maar met name vanuit productivistische optiek is dat betreurenswaardig. Vanuit een transitie-perspectief is de science of muddling through.

Tot slot kunnen beide kanten zich wel vinden in een true cost benadering van monetarisering van effecten, zo bleek me. Daarmee zouden twee misverstanden zijn opgelost. De eerste dat efficiency en duurzaamheid verschillende dingen zijn, zoals op Twitter iemand stelde. Niet als je in de efficiency berekening de maatschappelijke / externe effecten meeneemt, zo heb ik recent in een spreekbeurt over efficiency al eens uitgelegd. Je vindt de slides hier.
En daar zit ook een addertje onder het gras in de LCA berekeningen, die rekenen ook niet in schade. En dus is eutrophiering van water overal even erg, Of fijnstof. Maar dat zijn lokale effecten die meer schade doen in de buurt van rijke steden dan op het lege platteland van de Oekraïne.

De discussie zal hopelijk nog wel even doorgaan, Dat vraagt om meer dan 140 tekens per tweet. En over explicitering van de frames die men hanteert. Dan kun je elkaar ook aanspreken op het feit over welk probleem je het hebt, en of de frames die je hanteert daarvoor dienstig zijn. En je kunt er gewoon aan rekenen met een MKBA of zo. Want de problematiek is te ingewikkeld om op te lossen met wat simpele dogma's.



vrijdag 4 augustus 2017

eten of vechten

Slechte economische omstandigheden leiden tot geweld, een stelling die o.a. bij de Arabische lente werd verkondigd. En sommigen houden hun hart vast als het over de VS gaat, waar blijkt dat de lagere witte klasse er afgelopen decennis relatief zo niet absoluut op achteruit gegaan is, de farmaceutische industrie een markt voor opiaten heeft ontwikkeld die een opstapje werd voor drugs gebruik.
Wie nog een paper zoekt dat de koppeling tussen slechte oogsten en geweld bewijst, kan volgens een berichtje in the Economist (29.7.2017 -A bitter harvest) terecht bij een recent paper van Robert Warren Anderson, Noel Johnson en Mark Koyama. Zij inventariseerden 1366 anti-semitische gebeurtenissen (gedwongen emigratie, progroms) in 936 Europese steden tussen 1100 en 1800. En correleerden dat met de gemiddelde jaartemperatuur.
Het effect is niet mis. Als de gemiddelde temperatuur met een derde graad zakt, neemt de kans op een anti-semitische gebeurtenis in de 5 jaar daarna met 50% toe. Waarbij je je moet beseffen dat 1 graad Celsius kouder, in de Middeleeuwen betekende dat het groeiseizoen 4 weken korter was. En landbouw was de dominante bedrijfstak waar alles vanaf hing.
Ook blijkt dat het effect groter is in regio's met slechtere grond en zwakkere overheden. Dat laatste verklaart waarom het effect in de 17e en 18e eeuw minder groot is: de opkomende natie-staten bieden bescherming aan minderheden.

woensdag 2 augustus 2017

Machine Platform Crowd

Andrew McAfee van MIT is een regelmatig schrijver van populaire boeken over de gevolgen van ICT. Met Erik Brynjolfsson schreef hij in 201 The Second Machine Age, en nu is er een nieuw boek: Machine, Platform, Crowd. Succesauteurs willen nog wel eens in herhaling vallen, maar dit onderwerp is zo dynamisch dat het hier blijkbaar meevalt. Althans The Economist was in zijn oordeel van 15 juli positief.
In dit boek kijken de heren naar de bedrijfsimplicaties van de ICT revolutie. Ze zien er drie:
1. AI (artificiële intelligentie) die er voor zorgt dat de computer geen hulpmiddel meer is waar we mee samenwerken maar vele taken volledig overneemt.
2. de beweging van producten naar platforms, die marktplaatsen creëren. Ze zijn moeilijk op te starten, maar zeer waardevol als ze draaien. Het boek heeft een mooi deel over platform economie, inclusief vraag/aanbod figuren.
3. de beweging van de core naar de crowd. Niet een kern (de encyclopedie brittanica, de centrale bank) maar decentrale units zijn efficiënt door de lagere transactiekosten (Coase wordt er bijgesleept).