zaterdag 31 juli 2010

Land in zicht

Hoeveel landbouwgrond zou er in de toekomst, zeg in 2050 nodig zijn? Dat was de vraag die AAEA president Tom Hertel behandelde in zijn toespraak tot het congres. Hij zette het probleem neer met mooie statistische video's waarin je zag hoe het gecultiveerde areaal vanaf 1600 zich ontwikkeld had: de openlegging van de VS, in de 19e eeuw ook Argentinie, vorige eeuw (en nog steeds doorlopend) ook Brazilie en in toenmende mate Afrika. En hetzelfde voor de toename van steden: ooit een Europees verschijnsel en als je de kaart ziet voor 2050 dan zit China, India maar ook Oost Afrika vol met miljoenensteden. Vaak ook nog op vruchtbare grond.
Dat maakt de vraag relevant hoeveel landbouwgrond er nodig is voor die 9 miljard mensen ofwel hoeveel er nog ontgonnen moet worden (en biodiversiteit inlevert). Hertel vindt de aanpak van de FAO veel te technisch: in essentie schatten die in wat de vraag is in de toekomst op basis van aantal mensen en hun menu en delen dat door de opbrengst per ha, aangepast aan stijgende opbrengsten per ha.

Daar zit dus weinig economische respons in, geen echte feedback mechanismes in bv. innovatie en extensivering/intensivering. Daar zou volgens Hertel de bijdrage van economen moeten liggen. Vervolgens somde Hertel wat punten op aan de aanbod en de vraagkant naar land.

Zoals de dalende geboortecijfers bij hogere welvaart (en slechte instituties voor kinderopvang): er zijn al Aziatische landen als China die gaan krimpen. Veder de onzekere vraag naar biobrandstoffen, een vraag die ook prijsgevoelig is en dus dempend kan werken op de beweeglijkheid (volatility) van prijzen. Verder is er de prijselasticiteit van voedsel: die is niet groot maar wel afhankelijk van het niveau de prijzen. Ook al zou iedereen welvarender zijn, maar de voedselprijzen door schaarste hoger dan is die elasticiteit volgens Hertel op basis van een cross country vergelijking altijd nog wel 0,25.

Verder is er een enorme yield gap: de boeren in Zuidelijk Afrika produceren in vergelijking met die in de VS maar een fractie van wat technisch mogelijk is. Dat lijkt vooral te komen door het niet goed functioneren van markten, waardoor die boeren hoge prijzen voor inputs betalen en relatief weinig ontvangen voor hun (overschot)productie. Niet gek dat ze dan alleen produceren wat ze zelf of in het dorp nodig hebben. En dus geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen of nieuw zaaizaad kopen.

Verder is er dus onzekerheid over de hoeveelheid grond die steden gaan gebruiken voor woningbouw etc.: gaan ze de lucht in, of horizontaal. Ook de vraag naar grond voor natuur en milieudoelen is erg onzeker, wel staat vast dat bij toenemende welvaart er weer bos wordt aangelegd: landen als Frankrijk of staten als Vermont waren ooit veel meer ontbost dan nu het geval is (de suggestie van Tom was vanwege vraag naar recreatie en natuur, het zou ook wel eens kunnen dat in sommige landen bij hogere arbeidskosten en betere lonen in de industrie de landbouw in marginale gebieden wordt opgegeven en dat weer bos wordt bij gebrek aan beter, zo lijkt me).

Verder kan het klimaatbeleid heel veel invloed hebben. De effecten van het klimaat op de productie zelf zijn daarbij maar een fractie van de effecten die de mens veroorzaakt door klimaatbeleid: als we bij mitigation van klimaatgassen wel auto willen blijven rijden en de CO2 uitstoot uit landbouw gaan verminderen heeft dat forse effecten op opbrengst/kosten verhoudingen en daarmee productie en prijs van voedsel.

Al met al conclludeerde Hertel dat er in de modellen waarmee aan de toekomst wordt gerekend veel te veel exogeen is, dat de gebruikte elasticiteiten niet echt een lange termijn karakter hebben (zodat de resultaten te dramatisch zijn) en dat er een grote noodzaak is om de modellen spatially explicit te maken, want het gaat vooral om wat er lokaal gebeurt onder invloed van prijsverhoudingen, lokale wensen (zoals bos) en lokale regelgeving. Work to be done, zeker ook in grote internationale onderzoeksconsortia.

vrijdag 30 juli 2010

Observaties uit Denver

Ik was dus in Denver, afgelopen week, op het jaarlijkse congres van de Amerikaanse landbouweconomen. Die overigens het bijvoeglijk naamwoord Amerikaans uit hun naan hebben gegooid, net zoals de Engelsen daar geen behoefte aan hebben.
De AAEA bestaat dit jaar 100 jaar en er waren dus fraaie overzichten van hoe het vakgebied zich heeft ontwikkeld, en wat ons nu te doen staat. Misschien dat dat de Europeanen afgeschrikt heeft, want die waren in grote getale weggebleven. Waar er normaal wel een stuk of tien Nederlanders op zo'n congres zijn (zeker als er net als dit jaar niet een in de EU is), waren we nu met zijn tweeen of drieen. Voor de Belgen, Spanjaarden, Scandinaviers en Fransen gold zo ongeveer hetzelfde. Alleen de Duitsers waren met een wat groter aantal, net als het VK. Er werd veel over gespeculeerd waarom deze afwezigheid (is Denver te ver, het was 6 jaar geleden ook in Denver, is de dollar te duur, slaat de crisis toe?) maar het bleef een mysterie.

De grote namen in de key notes waren dit jaar Tom Hertel over de vraag of er land genoeg is om ons te voeden (kom ik morgen op terug), Marc Nerlove (volgens sommigen een potentiele Nobelprijswinnaar, over de relatie tussen landbouw-economen en de economische wetenschap) en John List (Chicago) over experimenten in economisch onderzoek (en de belangrijke rol die landbouweconomen daarbij kunnen spelen gezien hun kennis van praktijkproblemen en de samenwerking met bedrijfsleven).

Mijn indruk was dat er relatief veel aandacht was voor biobrandstoffen en duurzame energie. relatief minder voor landbouwbeleid en WTO (die zoals iemand constateerde, bij de huidige en verwachte prijzen niet meer aanzet tot beleidshervormingen). Verder behoorlijk wat consumentenonderzoek. Waarbij opvalt dat het gaat om voedselbonnen (de Amerikaanse bijstand) in deze tijd van werkeloosheid, over volksgezondheid (obesitas) en ook wel over duurzaamheid. Maar dan vooral in de vorm van willingness to pay voor de biologische labels, lokaal voedsel etc.
Maar geenzins uit het typisch Europese (en vooral ook Nederlandse) normatieve perspectief rond bv. de vleesdiscussie waarbij de vraag is hoe de overheid de consument op betere gedachten en aankooppatronen kan brengen. Dat past niet het Amerikaanse beeld van de rol van de overheid. Daarmee was er ook geen aandacht voor de vleesdicussie. Dierwelzijn zou in Nederland ook meer papers genereren dan hier in de VS. Ook nog geen aandacht voor stadslandbouw (urban farming), terwijl de Amerikaanse boekhandels wel een heel assortiment van boeken aanbiedt over hoe je zelf in de stad kunt boeren. Of de werkeloosheid (ruim 10% in de VS nu) daar een rol in speelt is dus giswerk.

Qua methodieken dus aandacht voor fieldexperiments (John List) en in de policy analysis ook voor agent-based modelling. Die techniek begint populair te worden, er verschijnen handboeken (Macal and Northe, 2006), en ook door algemeen economen meer geaccepteerd te worden (Gintis, 2007: Dynamics of General Equilibrium) als een aanvulling op in plaats van in concurrentie met evenwichtsschattingen. Achtergrond, zo vertelde een Canadees die een model van de graanketen had gemaakt, is de ontwikkeling van de software. Dat was lastig programmeren, we zaten waar de statistische pakketten begin jaren 80 zaten, maar nieuwe paketten als Netlogo lijken op Visualbasic. Nog steeds progrrammeren, maar wel een stuk simpeler. En het levert mooie kaartjes op, hoewel simulaties lastig te valideren blijven, ook bij hele reeksen oude data.

Zelf was ik in Denver vanwege betrokkenheid als discussant bij een sessie over de ontwikkelingen in de bedrijfsstructuur, die vermoedelijk een vervolg krijgt in een workshop in Canada volgend jaar. En voor overleg tussen de Europese en Amerikaanse landbouweconomenclubs die een serie transatlantic seminars aan het opzetten zijn (de eerste in Munchen in September, die een vervolg krijgt in de VS maar daar kan ik nog niet te veel over meedelen). Onze EAAE had er een mooie sessie over risico-management en we maakten er ook nog reclame voor ons congres volgend jaar in Zurich (komt allen!). En verder dus bijpraten met collega's en de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied oppikken, ook voor de internationale discussies waar Nederland bij betrokken is.

Zo je begrijpt, komende dagen nog wat meer aantekeningen uit Denver.

donderdag 29 juli 2010

Koeien in de bladen

Niet alleen koeien op Schiphol (zie blog van gisteren) maar ook in de internationale bladen kiosk. Het weekblad Time (editie August 2) zet "France's Rural Revolution" op de cover en grijpt het Tour-de-France landschap aan om uit te leggen dat de Franse boeren het maar lastig hebben met het veranderend landbouwbeleid en hun concurrentiekracht qua schaalgrootte. Maar de Parijzenaren zijn dol op hun terroir. Niet van oudsher overigens. Ik leerde uit het stuk dat Graham Robb in The Discovery of France (2007) heeft uitgelegd hoe de aandacht voor la France profonde een introductie van de elite is in de vorming van de natiestaat ten tijde van de industrialisatie.

Enfin die relatie met het platteland wordt nu door veel boeren aangegrepen voor agri-toerisme en dat wordt de overlevingsstrategie voor het Franse platteland, zo betoogt Time. Waarbij veel voorbeelden van boeren met een nieuwe business strategie de revue passeren. De vraagkant krijgt minder de aandacht, maar dat is een bekend probleem in dit type sectoren en beleid.

Meat=heat
Why eating greens won't save the world staat er op de cover van de New Scientist van 17 juli. Het wetenschapsblad geeft een heel goed overzicht van wat er zou gebeuren als we allemaal stoppen met vlees eten. Van de 6,7 miljard mensen op deze planeet eten er 4,7 miljard regelmatig vlees. 500 miljoen eten maar zeer incidenteel vlees, 75 miljoen zijn vegetarier uit overtuiging en 1,5 miljard kan zich de keuze niet veroorloven.

Met zijn allen stoppen met vlees is niet slim: vanuit welvaartsoverwegingen en voedselzekerheid is het verstandig om het gras dat er groeit wel te gebruiken, net als alle afvat. Vanuit milieu (klimaat)overwegingen kun je overigens koeien beter niet op de prairie buiten langzaam laten groeien. Daar waar je er weer bos van maakt (zoals in Brazilie) zou dat ook nog bijdragen aan vastleggen van koolstof, maar in Afrika nemen het groot wild en de termieten het over van het vee, en hou je behoorlijk wat uitstoot.

Trouwens, wie wel melk of kaas wil blijven gebruiken (en dat lijkt gezond, net als enig vlees trouwens), zou gek zijn het bijprodukt vlees weg te gooien, dat is ook geen bijdrage aan de voedselzekerheid en de welvaart. Net zoals het verstandig blijft om afval uit de levensmiddelenindustrie aan varkens en kippen te voeren. En op sommige plaatsen is nog altijd de mest van vee essentieel voor voedselproductie.

Verder wijst het blad er op dat al die achter de tekentafel bedachte veranderingen helemaal niet zo makkelijk zijn voor de consument. Als je stopt met vlees eten (en zuivel) wordt je dieet veel kennisintensiever, en er is een forse aanpassing nodig van voedselvoorkeuren. Het vlees van de kip die buitenloopt en van afval en wormen rondkomt, lijkt niet op de huidige filetje.

"The message is definitely less, not none. For best results meat should be medium-rare".

Bruce Crumley: How to save rural France in: Time, 2 Augustus, 2010
Bob Holmes: what's the beef with meat. New Scientist, 17 juli 2010

woensdag 28 juli 2010

Koeien op Schiphol

Wie komende tijd Schengenland nog verlaat  of binnenkomt via Schiphol moet even gaan kijken in de vestiging van het Rijksmuseum, tussen de E en de F pier. De wisseltentoonstelling gaat over koeien op schilderijen uit de Gouden Eeuw. Cuyp, Potter, Ruijsdael, dat werk. Zo'n 3% van de schilderijen uit die tijd was een 'koetje'. Een klein specialisme dus dat populair was bij de burgers als zinnebeeld van welvaart en loyaliteit. Het ging in die tijd uitstekend met de rundveehouderij en er werd ook veel geld uit de steden in inpolderingen gestoken. Zo'n schilderij herinnerde de stadsmens dan aan het land en zijn investering. Boeren hadden zo'n schilderij niet nodig, die hadden de koeien om de hoek. En wistern vermoedelijk maar al te goed dat de werkelijkheid modderiger en minder romantisch was dan op het gemiddelde 'koejte'.


Denver
Ik was op Schiphol op weg naar Denver naar het Amerikaanse landbouweconomencongres. Een lange trip en dus een goede gelegenheid de bladen even bij te lezen. In een artikel over het beleid in de EU haalt The Economist een mooi citaat aan van Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker uit 2007: "We all know what to do, but we don't know how to be re-elected once we have done it". En in ander verband nog een andere, van William Faulkner: the past is never dead, it's not even past.

Online supermarkten
Het blad keek in zijn editie van 17 juli ook naar de stand van zaken in m.n. de UK rond de internetsupermarkt. Het marktaandeel zou nu ongeveer 5% zijn en in 2014 verdubbelt zijn. Marktleider Ocado (dat geen gewone winkels heeft maar alleen een gigantisch geautomatiseerd pakhuis) groeit met 20% per jaar. Maar maakt geen winst, zoals het hoort in de internet business. Vergeleken met Amazon.com voor de boeken liggen er geweldige logistieke uitdagingen met vers en met just-in-time delivery: een consument wil op een bepaald moment beleverd worden, een boek gaat via de post en kan ook wel een paar dagen later. En bij voeding zijn er ook nog pieken aan begin en eind van de week. Geen wonder dat een bezorging al snel 20 tot 25 pond kost, in een redelijk stedelijke omgeving als het VK.

Tesco probeert de kosten te drukken door het shoppen en inpakken in de gewone winkels te doen door eigen personeel. Dat leidde tot teveel klachten van de geweone winkelaars, dus nu heeft men aparte winkels waar eigen personeel voor de klant boodschappen doet.

Klanten zijn nog niet erg bereid voor dergelijke service te betalen. Hoewel tijd ook geld is en er via het internet aanmerkelijk minder impulsinkopen blijken te zijn.

The Economist: Online grocers - Keep on trucking 17.7.2010

dinsdag 27 juli 2010

vleesminderaars

Vrijdag visdag. De groep die dat nog uit principe doet is niet meer zo groot. Toch zijn er miljoenen mensen in dit land die lang niet elke dag vlees eten. Juist dat is een interessante doelgroep voor de overheid als ze de vleesconsumptie wil terugdringen.
Dat is een van de boodschappen van het LEI rapport Vleesminnaars, vleesminderaars en vleesmijders, dat niet alleen aan de vernieuwing van de Nederlandse taal wil bijdragen maar vooral ook aan beter begrip rond ingrijpen in de vleesconsumptie. Ook een rapport met een duidelijk fotobudget, want het ziet er mooi vorm gegeven uit. Reden genoeg dus om een uitzondering te maken op de regel dat we hier niet elk LEI rapport nog eens de revu laten passeren.

De eerste vraag is natuurlijk waarom de overheid onze consumptie zou willen sturen als het om vlees gaat. Vaak wordt verwezen naar het wereldvoedselvraagstuk (9 miljard mensen in 2050), maar dat is waar het om voedselzekerheid gaat vooral een vraag van koopkracht en van goede organisatie van de productie; en wellicht voorkomen dat niet elke Chinees of Indier evenveel bier gaat drinken als de Duitser en vlees gaat eten als de Amerikaan - en daarbij dan ook nog de mindere delen gaat laten staan en ook alleen kipfilet eet. Een dagje minder vlees in Nederland zal er weinig aan bijdragen - en de staat voert ook geen campagne om minder auto's of racefietsen te kopen omdat men in Afrika of India soms per dag kilometers moet wandelen naar de waterput, zo denk ik dan.

Een dringender reden is gelegen in het milieu-effect. Persoonlijk lijkt me als econoom dat je dan eerst de koper maar eens voor alle kosten (incl. de zgn. externe effecten) laat opdraaien door bv het gangbare btw tarief in plaats van het verlaagde eerste-levensbehoefte tarief te heffen, maar zover zijn we duidelijk nog niet. De auteurs raden aan daar ook niet meteen mee te beginnen omdat de burger dat nu nog niet zou begrijpen, daar is eerst meer maatschappelijke discussie voor nodig. En onderzoek naar effecten in lagere inkomensgroepen, zo lijkt me (gaan die ongezonder eten?).
Probleem bij die oplossing is ook dat de consument niet erg prijsgevoelig is en dus deels blijft consumeren. Zodat je moet uitleggen dat het milieu-effect niet zoveel minder wordt, maar dat de overheid geld binnenhaalt om compenserende maatregelen te nemen. Net zoals we de CO2 uitstoot bij vliegen kunnen compenseren. Daarmee is de prijsmaatregel maar beperkt van waarde.

Maar er zijn ook technische mogelijkheden, zoals het mengen van vlees en vleesvervangers in producten als gehakt en worst. En tal van culturele / sociologische/gedragseconomische prikkels. Zo zou je niet meer moeten vragen naar vegetarische dieetwensen maar bij partijtjes gewoon vleesloos kunnen serveren, of je beperken tot de vraag of men vooraf even wil aangeven dat men per se vlees wenst.

Al met al gaat deze transitie nog dus wel een paar decennia duren. Als start zou je kunnen lezen:
E. de Bakker & H. Dagevos: Vleesminnaars, vleesminderaars en vleesmijders, LEI Den Haag, 2010

maandag 26 juli 2010

machtige multinationals

Al decennialang spreken de multinationals en de hun toebedachte macht tot de verbeelding. Ook in de agrifood sfeer. Aan het rijtje publicaties is er vorig jaar weer een toegevoegd: onder leiding van Jennifer Clapp en Doris Fuchs verdiepten een aantal auteurs zich in 'corporate power in global agrifood governance'.
De auteurs doen zich niet voor als de grootste vrienden van de agrifood business. Kritisch onderzoeken ze hun macht. Maar op afgewogen, wetenschappelijke wijze vanuit de 'political science'. Ze onderscheiden daarbij drie soorten macht:
  • de instrumentele macht, de directe invloed in de markt die een direct gevolg is van de omvang en marktdominantie
  • de structurele macht, de bredere invloed die dergelijke grote partijen hebben in het maken van agenda's en regels, o.a. door hun lobby
  • de communicatieve macht die men heeft door de discussie en opvattingen in de maatschappij te beinvloeden.
Het grootste deel van de essays in het boek gaan over de rol van de multinationals in de biotechnologie. Maar ook daarin wordt er op gewezen dat het er ook binnen het bedrijfsleven partijen zijn, zoals de supermarkten, die heel anders tegen dit onderwerp aankijken (en hun macht aanwenden), dan de Monsanto's.

Fuchs et al stellen in hun essay over die rol van de supermarkten dat die via GlobalGAP echter meer uit zijn op food safety issues dan zaken rond milieu en sociale aspecten. Dit soort schema's draagt bij aan industrialisatie van de landbouw: in 1992 kwam 75% van het Keniaanse exportfruit van kleine boeren, in 1998 nog maar 6%. Inkomensongelijkheid zou door dergelijke schema's worden bevorderd, ook als brengt het geld in het land dat voor ontwikkeling kan worden gebruikt. Eigenlijk, zo wordt ergens geconstateerd, is er arbeid over in de landbouw in die landen en groeit de industrie niet hard genoeg om die op te nemen.

Scott et al wijzen er op dat de teelt van biologisch in Oost Azie in de lift zit, vooral in die gebieden waar NGO's al eerder actief waren. Maar de westerse standaards zouden tot standaardisatie leiden en locale ecologische kennis tekort doen. Zij stellen dat de beweging naar Local Food een reactie is op de industrialisatie in de biologische landbouw waarbij er biologisch op grote afstanden wordt getransporteerd. (en het klimaatargument is daar pas later bijgekomen, dat heeft hun essay niet meer gehaald).

Clapp zelf analyseert de food aid policy van de VS: die is er vooral als afzet van graan en om de koopvaardij te helpen (zodat die in oorlogstijd nog bestaat), niet voor de ontvangers. Lobby argument: deze wijze van hulp zorgt voor draagvlak.

Williams documenteert dat de private investeringen in R&D in plant science enorm zijn gegroeid, de publieke bedragen nu relatief gering zijn. Met een mooie analyse van de framing van de argumenten voor biotechnologie. En een passage over de 200 definities van food security dat nu een macro en een micro aspect heeft.
Sell voegt daar aan toe dat door de USA wetgeving (Bayh-Dole) dat universiteiten ook hun octrooien kunnen aanvragen, universiteiten en bedrijfsleven nu twee handen op 1 buik zijn. Ze documenteert ook hoe ontwikkelingslanden hun biodiversiteit zijn gaan zien als 'green gold' in de poging ook een graantje mee te pikken. Is biodiversiteit een common global good of een staatsbezit?
Falkner documenteert de ontwikkeling van de biotech sector. Aanvankelijk in de life science maar door fusies is de agro-biotechnologie apart gezet in Monsanto en Syngenta: dat was te politiek risicovol voor de onomstreden biotech in de medische sector. En een mooie beschrijving van de case in de UK waar de supermarkten het risico niet durfden lopen en tegen GMO werden, met de kleine speler Iceland voorop (waarvan ik me uit mijn Nautilustijd nog herinner dat ze ook voor 100% bio gingen en nadat boeren hadden ingezaaid weer op hun schreden terugkeerden, die annoncering heeft nog heel wat geld gekost - macht bestaat wel degelijk).
Newell documenteert de case van het LatijnsAmerikaanse GMObruggenhoofd Argentinie en de 'smokkel' van de 'soya maradonna' naar Brazilie, mogelijk met opzet. En de klachten van Amerikaanse boeren over hun concurrentiepositie omdat ze meer moesten betalen dan de Argentijnen.
Kortom een mooie Roudup van papers in een issue dat nog lang niet Ready is.

Jennifer Clapp en Doris Fuchs (eds): Corporate power in global agrifood governance. MITPress, 2009

zondag 25 juli 2010

Global public goods

De zomer-editie van The Broker heeft een aardig artikel van ene prof. Inge Kaul over Global public goods. Bevat het inzicht dat we bij de vrede van Munster in 1648 de souvereigniteit van de nationale staat gedefinieerd hebben, maar dat dit niet meer werkt omdat er daardoor allerlei externe effecten van het handelen door de natie-staat ontstaan, ofwel global public goods (datgene wat door het externe effect geweld aan wordt gedaan). We zouden de souvereigniteit moeten herdefinieren als een vorm van (nationale) vrijheid en vrijheid houdt ook altijd de verplichting in om rekening te houden met de vrijheid van een ander. Met een handig literatuurlijstje.
Bovendien een interessant artikel over de ontwikkelingen rond think tanks. Dat zijn intermediairen in kennis en die komen met de opkomst van internet in een lastiger positie omdat net als bij kranten hun business model niet goed meer werkt. Door communicatietechnologie neemt de behoefte aan intermediairs Tenzij je zo goed bent als de NRC of The Economist, maar anders wordt het steeds lastiger geld voor je rapporten te vragen terwijl je concurrentie krijgt van lobby-organisaties die hun boodschap geheel gesponsored aanbieden.

Hier is de link naar het blad

zaterdag 24 juli 2010

het nieuwe ondernemen

is de titel van een SMO boekje dat vorig jaar verscheen, met daarin een mooi essay van prof. Strikwerda over de vermaatschappelijking van de economie. Er staan een paar passages in die ik graag alsnog vastleg, voor het boekje gearchiveerd wordt.
Eigendomsrechten en bv. arbeidsverhoudingen komen uit een tijd en sfeer van dualiteiten: werken en niet-werken, markt en hierachie, wetenschappelijke kennis en niet-kennis. Dat is nu meer fuzzy:
"Als gevolg van de toegenomen welvaart, de multimediale context waarin burgers leven, de omslag van een reflectieve samenleving naar een reflexieve en reflexsamenleving hebben deze dualiteiten opgelost; het marginale is normaal geworden. In een reflectieve samenleving werd diep (wetenschappelijk)nagedacht over vraagstukken alvorens met oplossingen te komen. In een reflexieve samenleving is er sprake van een relativerend bewustzijn van wat wetenschappelijke kennis vermag en over wat gezagsdragers motiveert, zodat beide, kennis- en gezagsdragers, niet meer serieus worden genomen en als bron van risico's worden gezien. In een reflexsamenleving wordt op voorkomende issues door politici, beleidsmakers en professionals als in een reflex gereageerd, zonder te doorgronden, zonder een Verstehen van wat er aan de hand is. Dat wordt nog versterkt doordat de burger effectief gebruik weet te maken van internet, zowel om zich te organiseren, argumenten op te diepen als om zijn opvattingen in korte tijd aan velen bekend te maken"

Ik denk zelf dat ook de welvaart (Maslow's hoogste punt van de pyramide) een rol speelt in het ontstaan van deze samenleving. Strikwerda ziet dat ook bij de ontwikkelingen in de markt:
"Er is nog een reden waarom de prijs van een goed of dienst niet meer alle informatie bevat zodat de consument zijn nut kan maximaliseren. Een product kent niet alleen een ruilwaarde en een gebruikswaarde, het kent ook een sociologische en emotionele waarde. Met de keuze van een product kunnen ook waarden worden uitgesproken, zoals we zien in de opkomst van ethical consumerism. Met de opkomst van postmoderne producten als televisie, muziekfestivals en familieparken (Eurodisney), komt de relatie tussen de producent en de afnemer op een niveau van binding en emoties te liggen, waarbij er bovendien sprake is van producten die van invloed zijn op wat de consument als de werkelijkheid ziet. [..] Het gevolg hiervan is dat de consument deel wordt van het systeem van waardecreatie".

Veranderende verhoudingen
"Zoals de macht in de economie is verschoven van de producent (vanwege overcapaciteit in bijna alle sectoren) naar de consument, zo is in de samenleving de macht verschoven van politici (denk ook aan de verdwenen verzuiling) naar de burgers in de samenleving die zich weten te organiseren in patronen die voor de klassieke instituties niet meer grijpbaar zijn."
"De burger kan door betere informatievoorziening sneller dan de overheid dit kan, andere mobiliseren om druk uit te oefenen op de onderneming. [..] Dti impliceert dat ondernemingen niet meer kunnen rekenen op het traditionele deconflicting in de samenleving door verzuiling, een regulerende overheid of door een systeem van arbeidsverhoudingen. De rol van de overheid is verschoven van het actueel oplossen van vraagstukken naar het creeren van condities, institutionele verhoudingen en daarop gebaseed te formuleren spelregels op grond waarvan burgers en bedrijven hun issues zelf concreet en dwingend tot een oplossing weten te brengen."

J. Strikwerda: De vermaatschappelijking van de economie in: E. Roos Lindgren, J. Strikwerda en N. Wielaard: Het Nieuwe Ondernemen, SMO, Den Haag, 2009.

vrijdag 23 juli 2010

Lunchen in Drimmelen

Er bestaat zo iets als een Wadden-gevoel en een Groene-Hart idee, maar hoe zit het met onze beleving van de Delta? Dat kan nog wel een tikje beter, vergeleken bij die andere twee.
Dat idee bracht vanmiddag een interessant gezelschap samen in het bezoekerscentrum van De Biesbosch in Drimmelen voor een mooie lunch. Natuurlijk is de Biesbosch ook onderdeel van die Zuidwestelijke Delta. Net als de Hoekse Waard of de Brabantse Wal of West-Vlaanderen en de stedenring er om heen. Maar veel van die inwoners beseffen dat zelf nog nauwelijks.
Een interessant gezelschap dus, dat uiteenliep van burgemeesters tot de MVO-manager van de popgroep Blof. Het liet op mij de indruk na dat er aardig wat bruist in het Zuidwesten maar dat het Deltagevoel zich nog niet zo makkelijk laat omschrijven. Laat staan dat je er met gloedvolle zending gemakkelijk mensen uit de schil van de Delta mee bindt. Die gaan dus voor een dagje weg naar de Hoge Veluwe (Rotterdammers ten Noorden van de Maas) of naar de Drunense Duinen (ten Zuiden van, zo legde me van de week iemand uit). En vinden het intussen best dat er in de Delta van alles verandert met scheepvaartbewegingen, industrieterreinen, businessparks voor zakelijke dienstverlening, klimaatbestendige dijken of dat het platteland er leeg loopt. O ja, doe er nog maar wat ontpolderde natuur als dat in de internationale onderhandelingen handig is. En we zien wel of we te zijner tijd het geld vinden voor de duurdere kustbescherming.

Waarmee we dus het risico lopen dat tal van mooie zaken in de blauwgroene ruimte van de Delta, die potentieel ook inkomen en werk opleveren, verloren gaan. Dat de cultuurhistorie niet gebruikt wordt als kracht voor verdere ontwikkeling. Dat alles van voor 1953 in de vergetelheid zakt en ongebruikt blijft.

Zou het dus geen goed idee zijn om een vereniging te hebben die een platform biedt waarin we als betrokkenen (juist ook met niet-inwoners) kunnen zoeken naar het waardevolle van de delta voor de toekomstige inrichting? Waarin we het delta-gevoel vorm geven en de mensen in de Brabantse Wal, Vlaanderen, de Zuidhollandse eilanden en de rode schil er om heen er warm voor maken?
We zouden er de ex-inwoners die over de wereld uitgezworven zijn en de tijdelijke inwoners die er regelmatig recreeren voor kunnen benaderen.
En al bestaande activiteiten als het nazomerfestival of de excursie door Saeftinge gebruiken om met geinteresseerden het deltagevoel te onderzoeken en beleven. En wellicht ook nieuwe overkoepelende activiteiten opzetten zoals een voorjaarsvariant van de Uitmarkt voor de zomertrips naar de Delta van de Rotterdammers en Antwerpenaren, met een Vis, Wijn, Zeeuwse Bintjes en Hoekse chips arrangement.
Een blad en een website lijken me er bij horen: waarom kan ik hier in de Rotterdamse boekhandel wel een blad kopen (of me er op aboneren) over Italie dat mijn Toscane gevoel onderhoudt, en is er geen mooi Delta-magazine voor de terrastafel? 
Er zal toch nog wel ergens een potje plattelandsontwikkelingsgelden of een Leaderprogramma zijn dat de zelforganisatie rond deze common-pool resource op gang wil helpen? Enfin en petit comite reflecteerden we dat meer dan een jaar geleden ook al. Mooi dat het nu bruist en dat er een initiatief is. Hopelijk bruist het verder en loopt het over, de delta uit naar de schil er om heen. De delta zou er mooier van worden en de mensen verdienen het.

donderdag 22 juli 2010

4 steden voor de toekomst.

Het CPB heeft een scenario studie uit naar de toekomst van onze economie in 2040. Die gaat vooral over steden, want daar zit de economie. Er zit heel veel mooi materiaal in de studie, over onze positie in de wetenschap (actueel dezer dagen rond Oss, in de agrarische wetenschap zitten we in de top-5 en worden relatief zeer veel geciteerd), over waar alle onderdelen van de Volvo S40 vandaan komen, gezien de globalisering en verbluffende cijfers over de stadsontwikkeling in Nederland in de 17e eeuw, en hoe rijk dit land toen al (relatief) was. Dat allemaal om materiaal aan te leveren voor een scenario-analyse.
Die is opgebouwd rond de verdere ontwikkeling van de ICT: als de nadruk ligt op de CT, dus op lage communicatiekosten, dan krijg je veel specialisatie en kun je makkelijk een specialist ergens anders in de wereld raadplegen. Steden worden dan geen klonen van elkaar, maar de financiele sector zit in Londen en de Food Industry in Nederland. IT in India of Californie.
Als daarentegen de IT vooral de nadruk krijgt dan stoppen we veel werk in de computer en kan 1 persoon relatief veel taken uitvoeren. Bij de bank kunnen we met 1 loket af voor verzekeren en beleggen. Het CPB team heeft die onzekerheid gemixt met de omvang van steden (die daar m.i. mogelijk niet helemaal onafhankelijk van is maar dan duiken we erg in de economische geografie) en komt tot vier typen steden:

* Talent Towns zijn kleine, sterk gespecialiseerde steden met een wereldwijd netwerk van verbindingen. Dit biedt kansen voor gespecialiseerde werknemers, maar kent ook een grote mate van onzekerheid en concurrentie.


* Cosmopolitan Centres zijn grote gespecialiseerde steden die uitblinken in nieuwe technologie. Werknemers profiteren volop van interacties en bewegen vanuit de hele wereld naar de stad van hun specialisme.

* Egalitarian Ecologies zijn kleine steden die een breed scala aan goederen en diensten produceren aangepast aan plaatselijke voorkeuren. Werknemers opereren zelfstandig, gebruikmakend van wereldwijd beschikbare kennis en informatie.

* Metropolitan Markets is een scenario met enkele megasteden. Deze steden hebben grote aantrekkingskracht op bedrijven en werknemers wat ten koste gaat van de periferie.

Voor de agrosector en platteland zou het ook nuttig kunnen zijn om te doordenken wat dit voor de ommelanden van de stad betekent. Niet alleen voor de food-industrie maar ook voor de vraag naar recreatie en natuur: stel dat Amsterdam zich als Cosmopolitan Center specialiseert in multi-media content en creatievelingen, zouden die mensen dan ook een relatief homogene voorkeur hebben voor een bepaald recreatiegedrag (liever naar het virtuele bos dan naar de vinkeveense plassen?). Omgekeerd: welk stadsbeeld past bij onze metropolitane landbouw? Of is dat allemaal te simpel ?
 
Efin: wie de studie wil lezen, hier is de link: http://www.nl2040.nl/
En nog een mooie quote van JFK die de studie hanteert om de kunst van scenario-schrijven te verdedigen: Change is the law of life. And those who look only to the past or present, are certain to miss the future.
 
Bas ter Weel, Albert van der Horst en George Gelauff: The Netherlands of 2040. CPB, 2010.

woensdag 21 juli 2010

niveau's van onderzoeksprogrammering

Bijgaand schema kreeg ik van een LNV collega als hulpmiddel bij het programmeren van onderzoek. Wellicht iets waar ook anderen belangstelling voor hebben, en in ieder geval ligt het zo voor mezelf vast.

dinsdag 20 juli 2010

Bananen

Een boek dat eveneens (zie de blog van gisteren) tot de conclusie komt dat landbouw een voortdurende strijd is met de natuur, is Dan Koeppels Banana. Alles over de geschiedenis van de banaan (die begint bij Adam en Eva want het heeft er alles van dat Eva helemaal geen kwade appel at [het latijnse malus heeft een verwarrende dubbele betekenis], maar een banaan - overigens een vrouwelijke vrucht van een sexloze plant). En over de bananasplit, de bananenrepublieken, de praktijken van United Fruits (nu Chiquita), Standard Fruits en nieuwere spelers en het feit dat de al snel verouderde filmgrap van de uitglijder over de bananenschil gebaseerd was op de werkelijkheid uit de tijd dat de bananen op straat werden gegeten en de schillen voor de rondscharrelende verwilderde varkens werden gegooid. Yes, we have no bananas.


De exotische banaan (een arabisch woord, net als zijn latijnse naam Musa) verdrong via massamarketing ooit de lokaal geproduceerde appel. Een standaardproduct dat goed paste in het lunchpakket van de werknemer. Althans die ene variant van de Gros Michel, en toen die door ziekte tenonder ging, de huidige Cavendish.


Bij zo'n standaardproduct hoorde grootschalige aanvoer met (gekoelde) boten (die retour naar de Carribean zelfs tot gekoelde cruiseschepen konden worden omgebouwd) en plantageproductie in tropische gebieden waar het oerwoud werd gekapt en United Fruits de dienst uitmaakte. Er was geen infrastructuur en zeker geen institutionele. Dat moesten dus wel bananenrepublieken worden, waarbij er na uitbraak van ziekte oerwoud genoeg was om opnieuw te ontginnen.


Koeppel kiest als hoofdthema de strijd tegen ziekte, met name de Panamese ziekte. Bananen zijn steriele planten (en geen bomen maar het grootste kruid dat we kennen) en veredeling is dus buitengewoon lastig. Hij komt tot de conclusie dat ziektes steeds weer op de loer liggen, zeker ook in situaties met kleine boeren in drukke gebieden waar quarantaine en voorzorg moeilijk zijn, maar ook op grote plantages en bij het brengen van planten naar andere gebieden (zeker waneneer daarbij de Wallace lijn van het oude Gondwanacontinent wordt overschreden). Maar dat alleen lokale productie niet meer te doen is (wij westerlingen eisen banaan) en dat organic ook al niet helpt (dat kan alleen op hoogte en eist meer oppervlakte ten koste van oerwoud) terwijl juist ook voor de voedselvoorziening in Afrika nieuwe rassen nodig zijn. In het laatste hoofdstuk komt de Californische auteur via een laboaratorium in Leuven dan ook tot het inzicht dat alleen moderne biotech de redding kan brengen. Desnoods niet voor ons, maar voor Afrika.


Ook wie die conclusie niet aanstaat, zal toch veel plezier beleven aan het vlot geschreven boek.

Dan Koeppel: Banana- the fate of the fruit that changed the world. Plume - Penguin, 2008

maandag 19 juli 2010

Tarwe-roest

Wie een wat romantisch beeld heeft van de landman die rustig en op authentieke wijze zijn gewassen verbouwd en zo zonder veel problemen de stadse mens van voedsel voorziet, doet er goed aan het verhaal van enkele weken geleden uit The Economist over tarwe-roest te lezen.


Daaruit blijkt weer maar eens dat landbouw vooral ook een strijd is tegen de natuur, waaruit steeds weer nieuwe virussen en enge ziektes opduiken door de Darwinistische toevalsgeneratoor die nieuwe soorten verwerkt. De agrarische sector moet via veredeling maar proberen om die ziektes weer het hoofd te bieden. Dat geldt ook in het geval van tarwe-roest, dat ergens in Kenia is opgedoken in de jaren negentig en met 1000 mijl per jaar de wereld intrekt en binnenkort de Punjab bereikt. Tijdens de groene revolutie was het door nieuwe rassen van de aarde verdwenen, zo dacht men. Nu blijken ook die rassen vatbaar.

Publieke middelen kunnen beter worden ingezet voor onderzoek naar nieuwe rassen dan voor boerensubsidies zo betoogt mijn favoriete opinieblad. Voor veel mensen, zo schrijft het blad, is de wederkomst van graanroest een waarschuwing om voorzichtig zijn met overmatige wetenschapsbemoeienis, afhankelijkheid van een beperkt aantal rassen, en veredeling als zodanig. Hadden we ons, zo is de redenering, maar niet afhankelijk gemaakt van 1 gen dat nu niet meer werkt, dan had tarwe nu geen gevaar gelopen.


Niets is minder waar, zo stelt The Economist in een editorial, de waarheid is vrijwel het omgekeerde. Zonder de door Norman Borlaug ontwikkelde veredeling die de graanroest uitschakelde zouden miljoenen mensen meer ondervoed zijn. Het gen Sr31 dat hij ontdekte was zonder twijfel een van de meest profijtelijke vondsten in de geschiedenis. Het was niet het product van genetische manipulatie maar van geduldig ouderwets kruisingswerkt van het type dat al eeuwen wordt gedaan. Dat geldt ook voor de nieuwe varianten die er inmiddels zijn in de strijd tegen de tarweroest.


Kortom wetenschap is de oplossing voor deze problemen, niet de oorzaak. En de moraal is dat de landbouw alle mogelijkheden moet hebben om de constante oorlog tegen de natuur te winnen, inclusief GM.

Rust in the bread basket , THe Economist, 3 juli 2010

zondag 18 juli 2010

Knut Hamsun


Agrarisch fundamentalisme in romanvorm, zo zou je Growth of the Soil wel kunnen noemen. De Noorse auteur Knut Hamsun kreeg er in 1920 de Nobelprijs voor literatuur voor. Hij schreef vooral voor de Duitse markt en putte uit zijn kennis over het pre-industriele Noorwegen. In dit geval over een man die in de middle of knowhere een boerderij ontgint en tot bloei brengt. Waar de opbouw van het bedrijfje succesvoller is dan de communicatie tussen de hoofdpersonen.

Hamsun zelf was overigens een zeer problematische man zo las ik in November in the Economist waar zijn biografie werd besproken. Niet alleen een ruziemaker maar iemand die tot zijn dood in 1952 (!) een overtuigd aanhanger van Adolf Hitler was. Een reactionaire man, die wel erg goed kon schrijven.

Ik kreeg het boek een paar jaar geleden van Noorse gasten en de recensie zette me aan het eindelijk eens te lezen nu ik afgelopen week in een passende omgeving was - Finse en Noorse boerderijen ontlopen elkaar niet veel en juist ook Finland werd ruim 100 jaar geleden uit armoede deels ontgonnen.

Als je het boek te pakken kunt krijgen (ik weet niet of het in het Nederlands vertaald is, laat staan nog te krijgen is), lezen deze roman. En anders in het Engels, dat zal wel via Amazon te bestellen zijn. Het is een mooie kleine sociologie van een ontginnningsgebied. Met de nodige passages waarin het economisch boerendenken wordt geillustreerd: een lucratief aanbod van de telegraafmaatschappij om de nieuwe lijnen in de buurt te controleren wordt geweigerd omdat dat in de piektijd van voorjaar en zomer niet uit komt, hooi wordt tegen geen enkele prijs in het najaar verkocht omdat je niet weet of je genoeg hebt, het huwelijk als economische noodzakelijkheid, van heuvels met kopererts wordt gemakkelijk afstand gedaan want daar heb je als boer niets aan en het geld wordt niet in het bedrijf geinvesteerd of op de bank gezet maar als windfall profit opgepot. En er is het stilzwijgend investeren voor de bedrijfsovername.

De opkomende mechanisatie en bedrijfsvergroting komen er goed af, alle kwaad komt uit de stad en wie een probleem heeft vertrekt naar Amerika. Verbondenheid met de natuur en hard werken op een boerderij zijn de weg tot zaligheid. Zo ging dat blijkbaar - in ieder geval vanuit de optiek van het Noorse agrarisch fundamentalisme.

Knut Hamsun: Growth of the Soil, Condor Book, paperback 1989, reprinted 2006
Economist: recensie 7.11.2009: Ingar Sletten Koloen - Knut Hamsun - dreamer and dissenter Yale University Press

zaterdag 17 juli 2010

Helsinki

We reden Helsingfors (beter bekend onder zijn Finse naam maar het land is tweetalig dus de Finse hoofdstad mag ook met zijn Zweedse naam worden aangeduid) vorige week binnen met een tropische hoosbui. Het water spoelde over de weg, ook uit de riolering. De brandweer had de hele avond nodig om parkeergarages en kelders leeg te pompen. Maar het mooie weer was niet weg te blijven en ook de dagen erna was het 26 graden. De week erna werd het nog tropischer, 32 graden werd de norm. In 75 jaar was het niet zo warm in Suomi.
En dan ook nog met 18 uur zon. De Finnen prijzen dan ook de smaakintensiteit van hun aardbeien (klopt) en bessen als gevolg van de vele zonneuren in de afrijpingstijd.
Ook interessant: in de vele stalletjes op marktpleinen en bij benzinestations worden ze traditioneel verkocht per liter. In de supermarkt 50 meter verderop per kg. Draagt niet bij aan de doorzichtigheid van de markt en het Europese parlement zal er wel tegen zijn (een onsje vleeswaren mag ook niet meer), maar het heeft wel iets charmants en is een handig systeem voor de verkopers die met een litermaat de vruchten uit een grote bak scheppen.Lagere transactiekosten want het spaart een weegschaal en vooral de tijd van afwegen uit.
Posted by Picasa

vrijdag 16 juli 2010

politiek

Politiek gaat de over de vraag wie krijgt wat, wanneer en hoe. Zo schijnt Laswell in 1935 te hebben gezegd.

donderdag 15 juli 2010

contracten voor specifieke kwaliteiten

Er zijn allerlei redenen om ook in de agrarische sector van contracten gebruik te maken. Zoals het overdragen van risico. Of het feit dat de boer specifieke investeringen doet die alleen waarde hebben als de andere partij dezelfde prijs wil betalen, en hij zou na de investering wel eens kunnen heronderhandelen.
Een reden die de laatste jaren aan belang heeft gewonnen is het feit dat de koper specifieke kwaliteiten wil (specifiek productieproces of een bepaalde hoeveelheid op een bepaald moment) die je niet kunt verkrijgen door na de oogst te sorteren. Een recent paper in de ERAE documenteert die reden met voorbeelden.

J. Jang and F. Olson: the role of product differentiation for contract choice in the agro-food sector. In: ERAE 37-2

woensdag 14 juli 2010

juridische uitdagingen

Er liggen de nodige uitdagingen in het vakgebied van het internationaal economisch recht, willen we het mondiale economische systeeem en zijn juridische instrumenten beter laten bijdragen aan het oplosssen van de huidige crises, zo las ik in een paper van Thomas Cottier. Hij noemt er 5:
  1. Er is een verdieping nodig in het debat en de discussie over de relatie tussen economie en internationaal economisch recht. Juristen kunnen daarbij hun vaardigheden inbrengen over principele aanpak van een probleem, gecombineerd met een case by case assessment, de vaardigheid om met uitzonderingen en onregelmatigheden te werken, de relevantie van waarden en gerechtigheid, de relevantie van menselijke ervaring en psychologie en de expertise in institutioneel ontwerp en in besluitvorming met aandacht voor eerlijkheid en transparantie: "the life of the law has not been logic; it has been experience".
  2. het debat over horizontale problemen van fragmentatie en functionalisme in internationale organisaties en verschillende regelgevende gebieden in internationale economische wetgeving moet worden versneld. Zodat interfaces tussen WTO, IMF, Wereldbank etc verhelderd worden.
  3. aandacht voor juiste verticale verdeling van macht en het herdefinieren van de de functies van nationale souvereigniteit.
  4. aandacht voor goede structuren voor juridisch onderzoek en onderwijs
  5. overwegen van prioriteiten in onderzoek en de rol ervan in internationale beleidsbepaling. "It may well be that the prominence of trade and environment on the one hand, and the neglect of trade and finance on the other is largely due tot the power and past arrogance in financial institutions and the relative weakness of NGOs in the field. Ofwel wat kunnen we leren van het proces om klimaatsverandering op de agenda te krijgen, de rol van de VN for and the wetenschap in het IPCC?
Thomas Cottier: Challenges ahead in international economic law, in: Journal of International Economic Law, vol. 12 no. 1 p. 3 -15, 2009

dinsdag 13 juli 2010

innoveren

Uitvinden is simpel, innoveren is lastig. Wordt nog al eens ontkend door de sponsors van nieuwe technologie maar er is veel bewijs dat de meeste problemen organisatieproblemen zijn.
Dean Kamen, uitvinder van o.a. de Segway scooter (dat ding waar je op kunt staan) zegt er over: "Technology is easy to develop. Developing a new attitude, moving the culture from one mental model to another, that's the difficult part. You give people a solution to a problem and the great irony to me is that even though they are unhappy, they have high inertia. People don't like change. The reason it takes technology 15 or 20 years to come in is because 15 years is the time it takes a kid who saw it when he was young to become a functioning adult".
Of dat de echte reden is vraag ik me af (aanpassen van systemen kost gewoon tijd), maar Kamen heeft een punt als hij uitlegt dat een achtjarig kind nu internet even normaal vind als (wij) een toilet: het is er altijd geweest. Die kinderen hebben evenveel fascinatie voor het web dan wij voor de w.c. Niet dus, je gebruikt het gewoon.
Of zoals we soms in de wetenschap zeggen: de vooruitgang gaat van begrafenis naar begrafenis, oude opvattingen moeten letterlijk uitsterven.

Mr. Segway's difficult path in: The Economist Technology Quarterly 12.6.2010

maandag 12 juli 2010

robot vervangt hak?

Generaties boeren zijn groot geworden met de hak in het land - en vonden het mooi werk. Aan mij was het niet besteed, dus met vreugde lees ik dat er mogelijk een eind aan komt, hoewel dat nog wel 25 jaar kan duren.
Het droombeeld is een robot die door het land trekt en voor zijn eigen brandstof zorgt door onkruid op te eten terwijl hij ook nog controleert op ziektes in de planten. Zo'n vegetarische robot (zero carbon?) is in de maak. Althans hij staat op de tekentafel bij Robotic Technology in Washington DC en aan een proto-type wordt gebouwd. Hij werkt door vegetarisch materiaal te voeren aan een stoommachine die electriciteit produceert.
Het ding luistert naar de toepasselijke naam EATR: Energetically Autonmous Tactical Robot. De Amerikaanse defensie betaalt de ontwikkeling - net als indertijd met het internet. Die willen er soldaten mee vervangen - tot op zekere hoogte ook een nobel doel.

The Economist Technology Quarterly 12.6.2010: Munching machines

zondag 11 juli 2010

belgische blauwe vis

Het vlees van Belgische Blauwe, een rundveesoort, doet een premium in de winkels. Ze worden geweid in de Ardennen (en elders) en leveren heerlijk vlees. Deze beesten hebben 40% meer spieren dan eigenlijk nodig is, omdat ze de genen missen voor een eiwit dat myostatin heet.
Ontstaan door toeval en verdere veredeling.
Dat zou je dus ook met zalm en forel kunnen doen, zo heeft Terry Bradley, een visbioloog aan de universiteit van Rhode Island bedacht. En met hulp van genetische modificatie gaat dat wat sneller dan indertijd bij de Belgische Blauwe. Goed nieuws dus voor wie vreest voor het voeden van 9 miljard mensen. Hoewel - de kop van het artikeltje uit The Economist Technology Quarterly van 12 juni waaraan ik dit ontleen voorspelt ook nog wel een discussie: Dawn of the Frankenfish.

zaterdag 10 juli 2010

termijnmarkt en melkprijs

Op Ziezo.biz een nieuwe column over de aardappeltermijnmarkt en waarom een beetje meer prijsvolatiliteit geen probleem is voor de melkveehouderij

Sociaal Economisch verandert van betekenis

sociaal-economisch
so - ciaal-eco` no - misch [-sjaal-] bijvoeglijk naamwoord betrekking hebbende op de algemene welvaart; Sociaal Economische Raad zie bij SER
 
Zo staat het in een online woordenboek, en ook Van Dale wijst erop dat sociaal in de regel maatschappelijk betekent. Net als in het Engelse 'social' en zoals in Sociale Dienst dat niet voor niets is gemoderniseerd tot Maatschappelijk Werk.
Voor dat we spraken van macro-economie hadden we het over sociale economie, naar ik meen is de term door Amsterdamse economen ver voor de oorlog geintroduceerd. De term klinkt door in de naam van de SER.

En nu is er volgens mij een betekeniswijziging aan de gang.
 
Zo zie ik dat politici van tijd tot tijd om een 'sociaal-economische analyse' vragen van een beleidsmaatregel. Dan kun je beter niet een briefje terugsturen dat de impact van de maatregel op de algemene welvaart, het overheidsbudget, de werkgelegenheid en de inkomensverdeling verwaarloosbaar klein is, gezien de geringe omvang van de mosselteelt, de nertsenhouderij of zelfs de varkenshouderij. Nee, dan wil men graag zicht op het micro-economische effect van de inkomensderving en vermogensverliezen van betrokken ondernemers.
 
Ook onderzoekers, zo merkte ik onlangs, zijn bezig het begrip sociaal-economisch van een nieuwe inhoud te voorzien. Sinds het Brundland rapport en de Rio-conferentie uit begin jaren 90 denken we nu sustainable in triple P: people, planet en profit. Vooral bij een vraag naar de sociaal-economische impact van een milieu (planet)maatregel is nu de verleiding groot dan het effect weer te geven op een rijtje people indicatoren (sociaal) en micro en macro profit indicatoren (economisch).
 
Communicatiemisverstanden lijken me niet uitgesloten. Leidt er hopelijk toe dat men dan gaat vragen om volledige impact-analyses van beleid. Los daarvan is het een boeiende evolutie van een begrip en taal.

vrijdag 9 juli 2010

Natuurlijk ict

Ook de natuur kan profiteren van de ICT, zo concludeer ik uit een berichtje in het Vakblad Natuur Bos en Landschap van juni 2010. Markeren van nesten van weidevogels met merkstokken wordt mogelijk overbodig. Vrijwilligers gaan niet meer aan stokken slepen maar geven de positie van een nest aan met GPS. Iedereen kan dan op de site http://www.weidevogelbescherming.nl/ zien waar de nesten zijn en de boer krijgt een pieptoon op de boordcomputer als hij met zijn tractor te dicht in de buurt komt.

donderdag 8 juli 2010

Economen en LCA

Hebben economen nog wat toe te voegen aan het instrument van Life Cycle Analysis (LCA), waarmee de duurzaamheid van producten wordt gemeten?
Jawel, zo betogen twee auteurs in een recent artikel. Zelfs de LCA die rekening houdt met effecten van indirecte verandering in landgebruik (indirect Land Use Change iLCU in het jargon, of wel het effect dat gebruik van suikerriet voor ethanol er toe leidt dat suikerriet de plek van grasland inneemt en dat dat weer helpt aan het kappen van bos voor grasland) is voor verbetering vatbaar. In die LCA's worden effecten in de loop der tijd gewoon opgeteld, dus met een aanname dat de prijs van CO2 in de loop van de tijd gelijk is en dat de tijdsvoorkeur nul is (ofwel de sociale rentevoet nul is). Zou toeval zijn als die effecten tegen elkaar wegvielen.
Tijd dat economen zich meer met LCA's gaan bezig houden en gewoon de maatschappelijke kostprijs van een product proberen uit te rekenen, zo zou ik denken.

Harry de Gorter en Yakov Tsur: Cost-benefit tests for GHC emissions from biofuel production. In: ERAE 37-2, juni 2010

woensdag 7 juli 2010

intensief - extensief

In  het debat wat er beter is: intensieve of extensieve vormen van veehouderij is een recent Spaans paper interessant. Twee Spaanse landbouweconomen bekeken de resultaten van melkveehouderijbedrijven in hun land. Zij constateren dat intensieve bedrijven duidelijk efficienter zijn dan extensieve. Dat geldt zelfs gegeven dezelfde hoeveelheid inputs.
Wat niet betekent dat het ook zinvol is om alle huidige extensieve bedrijven om te turnen in meer intensief grondgebruik. Maar het geeft wel aan dat inefficiency sterk samenhangt met slechte resultaten in veevoerproductie. Of dat komt door slecht management, slechte grond of gebrek aan water is een andere zaak.
De auteurs constateren uitdrukkelijk dat dit vraagtekens zet bij het GLB beleid om betere milieuresultaten te halen door extensivering. Om te beginnen kan dat een dure vorm van vechten tegen de bierkaai zijn omdat het intensiveringsproces gewoon doorgaat.
En in ieder geval, zo constateren ze, betekent het dat intensieve veehouderij samen kan gaan met een vermindering van milieuproblemen in de melkveehouderij. Intensivering geeft kansen voor milieuverbetering omdat een deel van het probleem komt door onvoldoende controle over minerale stromen en gedrag van dieren. Intensieve bedrijven bieden dus een kans om door de infrastructuur en het management van die bedrijven bij te dragen aan verbetering van de milieuprestaties.

Antonio Alvarez en Julio del Corral: Identifying different technologies using a latent class model: extensive versus intensive dairy farms. in ERAE 37-2 2010, p 231 -250

dinsdag 6 juli 2010

lijstje: transitiepaden

Tot slot uit het boek van Grin et al. over Transities, dat ik zondagavond hier besprak, nog een handig lijstje van proposities die de transitietheorie in termen van niches-regimes-landschap nu heeft opgeleverd:
  • als er geen druk is uit het bovenliggende landschap, blijft het regime waarschijnlijk dynamich stabiel (reproductiepad)
  • onder gemiddelde druk vanuit het landschap en bij weinig niche innovaties passen de actoren de richting van het ontwikkelingspad aan (transformatiepad)
  • onder een lawine van landschapsveranderingen is de kans groot op een richtingloze situatie (de-alignment) die gevolgd wordt -als er althans genoeg niche innovaties voorhanden zijn- het ontstaan van een nieuwe richting (koersloos en richtingzoekend pad)
  • onder genoeg landschapsdruk na voldoende ontwikkeling van niche innovaties kan er een doorbraak ontstaan die tot regime change leidt (substitutiepad)
  • symbiotische nicheinnovaties kunnen tot een synergie leiden in het oplossen van lokaale problemen en dan leiden tot regime change (reconfiguratiepad)
  • als de landschapsdruk de vorm aanneemt van een breuk (disruptive change) wordt transformatie vermoedelijk gevolgd door reconfiguratie en wellicht substitutie en de- and re-algingment.
John Grin et al: Transitions to sustainable development, Routledge, 2010

maandag 5 juli 2010

transitie planning

Het boek dat ik gisteren besprak bevat een mooie grafiek over de autoverkopen in de VS in 1900 en 1905. Waaruit je niet meteen mag afleiden dat je in 1900 de ontwikkeling niet kon voorzien. Noch dat transitieplanning of management onmogelijk zijn: je kon wellicht eind 19e eeuw een leerproces organiseren waarin je niche ontwikkelingen op hun waarde schat en ze versterkt, door bv. gericht aan de electrische starter van de benzine/dieselmotor te werken. Maar het geeft te denken over de voorspelbaarheid van de wereld.
Zou nu overigens electrisch de diesel/benzine variant alsnog gaan inhalen?

zondag 4 juli 2010

transitie theorie

Agelopen dagen las ik Transitions to Sustainable Development van John Grin, Jan Rotmans en Johan Schot. Eerder blogde ik over de bijeenkomst waar het boek ter wereld werd gebracht.
Het is een boek om in de boekenkast te hebben (en te gebruiken) voor wie iets met transitietheorie doet. Het eerdere materiaal is gebundeld, op elkaar afgestemd, kritiek wordt van repliek voorzien en daarmee is het een compleet geheel.
Zelf zou ik nog wel wat meer economie in het boek (en dus de theorie) willen zien, temeer omdat Carlota Perez het voorwoord schreef -wat verwachtingen wekt. Enfin, blijft er nog een reden over om ons eigen Wagenings boek van vorig jaar te lezen.
Wel de nodige aandacht voor landbouw in het boek want John Grin illustreert de theorie met de 3M's van Mansholt, Mest en MacSharry plus nog wat kleinere cases. Grotendeels gebaseerd op bestaande en bekende bronnen, maar toch interessant om vanuit deze theorie die cases nog eens geinterpreteerd te zien.
Waarbij ook aandacht voor de ontwikkelingen in het OVO Drieluik (waarin de V van Voorlichting vertaald is met Information in plaats van het meer gebruikelijke Extension, maar dat is een kleinigheid), en de rol van het LEI ('a prominent participant in OVO') die in de zomer van 1984 minister Gerrit Braks dramatische cijfers over het mestoverschot aanleverde. En waarmee Braks de steun van Ruud Lubbers verzekerde om aan de Interimwetgeving te werken.

John Grin et al: Transitions to sustainable development, Routledge, 2010

NIMBY

Not in my backyard (NIMBY) is een veel gebruikte term in de ruimtelijke ordening. Die naar mijn indruk op nog al wat verschillende manieren gebruikt kan worden.
Zelf hou ik van de strikte interpretatie waarbij mensen in principe voor een bepaalde ontwikkeling / verandering zijn en bv. ook zodanig hun stem uitbrengen (bv. we zijn voor windenergie) en dan in de volgende stap stellen dat het natuurlijk niet de bedoeling is dat (evt. zelfs ondanks planschade vergoeding) de windmolens langs hun weg moeten komen te staan, en maar beter bij Urk kunnen worden geplaatst.
Die interpretatie is wat verwant aan het Duitse Sankt Florian Prinzip dat er opneer komt dat iemand een voorstel doet voor een alternatief dat hemzelf uit de situatie redt en er voor zorgt dat anderen in dezelfde situatie terecht komen.
In de praktijk wordt NIMBY breder gebruikt en soms zelfs voor elke actie en actiegroep waarin burgers opkomen voor hun eigen belangen omdat ze vinden dat die onvoldoende zijn meegewogen in het bepalen van het algemene belang.  Of soms zelfs gewoon omdat ze die belangen duidelijk willen maken. Daar is weinig op tegen lijkt me.
Sterker, dat is belangrijk in een democratie. Wageningse collega's maakten er een interessant boekje over dat ik gaarne aanbeveel.

Martijn Duineveld, Rosalie van Dam, Roel During en Andre van der Zande: Burgers en Landschap Deel 4 - the importance of being Nimby. Alterra Wageningen 2010

zaterdag 3 juli 2010

de kosten van autoriteit

Wie het gebrek aan leiding ziet in bv. Somalie zou zich kunnen afvragen wanneer mensen er voor kiezen om anarchie te vervangen door hierarchie. Ofwel wanneer ontstaat de staat?
Economen zouden economen niet zijn als ze het niet zouden zien als een kwestie van kosten en baten. een machthebber is niet gratis: hij (een dicatator of een democratische staat) verleent diensten van recht en orde, maar kost ook geld. Per saldo hoeft dat niet positief te zijn, of positiever dan dat je onder anarchie af en toe bestolen wordt.
Wie weinig heeft, heeft ook minder belang bij de diensten van recht en orde (en kan minder afstaan) dan wie wat meer te verdedigen heeft. Met andere woorden, je mag verwachten dat als er een bepaalde hoeveelheid technologie in een land is, er ook een machthebber ontstaat.
Drie auteurs, waar onder een Wageningse collega, laten met een model en een internationale dataset zien dat het zo werkt.

M.Baker, E. Bulte en J. Weisdorf: The origins of governments: from anarchy to hierarchy in: Journal of Institutional Economics 2010(6) 2 215-242

vrijdag 2 juli 2010

Lijstje: Canon RO

Ook de ruimtelijke ordenaars van VROM zijn in de ban van een canon. Ze maakten een mooie lijst van 35 objecten die samen Neerlands denken in de ruimtelijke ordening vertegenwoordigen. Wat mij betreft een uitstekende lijst waar je een uurtje veel plezier aan kunt beleven. Klik hier.
Als opwarmer mijn favoriete 10 uit de 35 onder het motto (landelijke) maakbaarheid:
  1. De IJsselmeerpolders
  2. De Deltawerken
  3. Nagele
  4. De Randstad en vooral zijn Groene Hart
  5. Pieterpad (de publiekslieveling)
  6. Nagele
  7. Midden-Delfland
  8. de EHS
  9. de Tielerwaard als voorbeeld van ruilverkaveling en landinrichting
  10. Nederweert als voorbeeld van de Reconstructie

palmolie

Mooi overzichtsartikel over de duurzaamheid van palmolie en de campagnes die daar over lopen tegen de multinationale gebruikers, vorige week in The Economist. Legt weer eens uit hoe het reputatiemechanisme wordt ingezet, en hoe sociale media daar aan bijdragen: the threat from Facebook

The Economist: The campaign against palm oil - the other oil spil, 26.6.2010

donderdag 1 juli 2010

een ABC-tje kapitalisme

We kunnen alleen maar gissen wat de Grote Roerganger Mao (links op archieffoto uit Beijing) er van gevonden zou hebben: de Agricultural Bank of China (ABC) gaat dezer dagen voor heel veel geld naar de beurs. In 1951 door Mao zelf opgericht, zo lees ik in de krant.
En nu dus nog kapitalistischer dan onze eigen Rabo die een degelijke cooperatie is.
Ik kom met enige regelmaat mensen tegen die denken dat het neo-liberale tijdperk ten einde is omdat de overheid slecht toezicht op de banken heeft gehouden (dat is geen marktfalen maar overheidsfalen, we weten al heel lang dat banken zonder goed toezicht de neiging hebben de fout in te gaan).
Of dat in Europa zo is valt nog te bezien en in ieder geval lijkt het niet in de BRICs te gelden. Daar hebben ze het ABC van de markt net ontdekt en het blijkt er prima te werken....