Economen word en er nog wel eens van beticht dat ze het niet eens kunnen word en, maar biologen lijken daar ook last van te hebben. Na Jared Diamonds
Collpase (zie de vorige blogs) las ik The Rational Optimist, een bestseller uit
2010 van Matt Ridley, ook een bioloog. Maar misschien geldt mijn indruk alleen
voor biologen die over economie schrijven.
Waar Diamond weliswaar
verklaart niet pessimistisch te zijn maar toch een sombere kijk op de problemen
heeft, begint Ridley zijn boek met een fraai verhaal over hoe het steeds beter
gaat met de mensheid. En hij laat even zien wat de werkelijkheid van ziekte,
geweld en honger is achter de nostalgische beelden van bv. het landleven van honderd jaar geleden, of het leven in (de sloppen van) de grote steden. Dat alleen
al is het lezen waard , maar het boek is bovenal een mooi overzicht van
de evolutie van de mens en de creatie van welvaart.
Economie dus, en Ridley
gaat zover dat hij veronderstelt dat de mens geword en is wat hij is, juist door economie en ruil. Dat begint bij de uitvinding
(adoptie is wellicht een beter woord ) van het vuur. Door vlees te koken of braden is er veel minder tijd nodig
voor vertering. Dat zorgde voor verkleining van ons maag- en darmstelsel ten
gunste van de groei van de hersenen.
Zo’n 100.000 jaar (en
misschien 200.000 jaar) geleden was er een groepje Afrikanen die over ging tot
ruilhandel. Misschien wel ook vanwege dat vuur en het koken. Want vuur is
moeilijk aan te krijgen maar daarna makkelijk door te geven. En ook de
resultaten ervan: een stukje extra [marginaal !] vlees in de pot kook je zo
mee, daarmee kan een moeder langer en beter voor haar kind zorgen en de
arbeidsspecialisatie is geboren. Vrouw is aan kind gebonden en zorgt voor het
verzamelen van groente en fruit, mannen zijn voorzien van in ieder geval enig
eten en kunnen langer op jacht voor af en toe vlees, en hebben bij een langere
jachttijd ook meer succes. Man en vrouw specialiseren zich (bij de Neanderthalers
gebeurd e dat niet) en ruilhandel is een feit. Dit gebeurd e ook in groepsverband, maar ook los daarvan is het het onderscheiden
criterium voor Ridley ten opzichte van dieren. Die kennen wel reciprociteit
(you scratch my back, I scratch yours, en ook werkverd eling binnen de familiekolonie, zoals mieren) maar geen ruilhandel waarin
het ene goed tegen het andere word t geruild in
een beperkte tijdsspanne.
En vervolgens ontstaat er
een innovatie-spiraal. Ruilhandel leidt tot specialisatie en in specialistische
functies is het eerd er zinvol te investeren in werktuigen. Daarmee
krijg je een innovatiespiraal. Die is het sterkst in gemeenschappen die groot
zijn, met veel arbeidsdeling (kleine groepen verliezen juist vaard igheden, Ridley komt met mooie voorbeelden – ook interessant is de
opmerking dat mutaties / systeemveranderingen altijd in niches buiten de
mainstream gebeuren). En je krijgt afnemend geweld: handel leidt tot
samenwerking tussen vreemden, terwijl dieren elkaar meteen zouden aanvallen. Voor
handel is niet alleen vertrouwen nodig, het genereert ook vertrouwen. Juist ook
omdat handel geen zero-sum deal is – beide partijen winnen erbij. Sterker nog,
het genereert beschaving, dat kun je van totalitaire systemen niet zeggen.
Al die handel zou wel eens gestart kunnen zijn door vrouwen, die bij huwelijk de groep verlieten voor hun schoonfamilie, maar dus ook in hun oude groep veel verwanten hadden die ze konden vertrouwen voor handel.
Al die handel zou wel eens gestart kunnen zijn door vrouwen, die bij huwelijk de groep verlieten voor hun schoonfamilie, maar dus ook in hun oude groep veel verwanten hadden die ze konden vertrouwen voor handel.
Landbouw
Ridley geeft ook een mooi
overzicht van het ontstaan van de landbouw, op verschillende plekken in de
wereld min of meer tegelijk: doord at na de
ijstijd het klimaat stabieler werd , wat een
voorwaard e is wil het risico niet te groot zijn. En het
ontstond in het Midden-Oosten bij handelsnederzettingen (steden is een te groot
woord ), waar tot dan toe op verzameld materiaal werd geleefd (inclusief brood bakken). Dat is geen toeval: daar was er behoefte
aan, verzamelen van granen leverd e niet meer
genoeg op. Landbouw hoord e bij de
stad, het platteland bleef nog even verzamelen en jagen (aan dat laatste kwam
een eind omdat er door de landbouw meer tijd beschikbaar kwam om te jagen en
soorten werd en uitgeroeid). De volgende stap was dat de
landbouw echte steden mogelijk maakte.
Steden die bestonden door
specialisatie en dus handel. Ridley trekt de conclusie dat dat goed ging zolang
het bestuur contact had met de handel als bron van welvaart en daarvoor de
instituties leverd e. Maar veelal ontstond vroeg of laat een
zelfstandige klasse van bestuurd ers, keizers,
koningen die niet alleen rents naar zich toe trokken, maar wier conspicous
consumption, veroveringsdrift en administratieve lasten de handel en
specialisatie bezwaard en. Ineenstorting is hier niet het gevolg van
externalities en uitputting van hulpbronnen, maar verkeerd gebruikte macht (hoewel elders in het boek Ridley wel stelt dat tot de
industriele revolutie de groeikernen stuk liepen op uitputting, resp. oplopende
kosten (bomen moesten verd er weg word en geveld) en dat Engeland daar onderuit gekomen is door kolen te gaan
stoken).
Na zo’n ineenstorting
moest iedereen weer terug naar meer zelfvoorziening in het dorp of het klooster
en liepen steden leeg. Maar dat waren dan vaak ook weer periodes van
uitvindingen, veelal in andere regio’s. Ridley geeft in een notendop een
overzicht van de wereldgeschiedenis met handel als leidend thema.
In al deze beschrijvingen
gaat Ridley de discussie niet uit de weg. De “nostalgie voor modder” bij
sommige westerlingen past zo wie zo niet, net als food miles. Prima dat steeds
meer mensen in de stad wonen, dat is prima voor het milieu en de natuur en de
mensen zijn beter af in de krottenwijken dan op het platteland – daarom kiezen
ze er ook voor. Landbouw is (of in ieder geval was) hard werken voor weinig geld. Biologische landbouw gebruikt teveel areaal en
gaat ten koste van natuur. Biologisch-vegetarisch vind Ridley helemaal
inconsequent vanwege de noodzakelijke mest. En hij heeft een overtuigend
verhaal over biotechnologie, ook in biologisch: daard oor komen we van de bestrijdingsmiddelen af en bt werd er ooit gebruikt. Verd er ziet hij
weinig in alternatieve energie en zeker niet in biobrandstoffen: we moeten de
vierkante meters per persoon verminderen, willen we 9 miljard mensen huisvesten bij de huidige productiviteit, en dus niet vermeerd eren met iets wat nuttige grond beslaat, of dat nu windmolens,
zonnecel-farms laat staan biobrandstoffen zijn.
De Malthusiaanse
problematiek van overbevolking is er in het verleden vaak geweest (het leidde
ertoe dat Japan afstand deed van technologie zoals trekdieren en ploegen: te
duur, arbeid was goedkoper) en de industriele revolutie met arbeidsbesparende
technologie hebben we vermoedelijk te danken aan het feit dat Engeland ook
Amerika had, als emigratiebestemming voor goedkope arbeid en als graanleverancier
(zodat de wet van de dalende meeropbrengsten niet toesloeg). Wat Malthus
mogelijk over het hoofd zag, zo redeneert Ridley, is dat het aantal kinderen
per gezin een economische beslissing is. Als vrouwen vrij in hun keuze zijn (en
opgeleid) en een redelijke zekerheid hebben dat hun kinderen in leven blijven,
blijft het bij een paar. Zeker in de stad in een omgeving van welvaart, waar
kinderen al snel een luxe consumptiegoed zijn, waar ze op het land veel
goedkoper want al snel een productiemiddel zijn.
Verd er bespreekt de Brit Matt Ridley kritisch alle onheilsvoorspellingen en
milieuzorgen die dagelijks over ons heen gestort word en. De fout die we maken is teveel uit te gaan van extrapolatie en “als we
zo doorgaan”, waarmee innovatie (en
mogelijk de steeds snellere innovatie) word t genegeerd . We leven niet in een evenwichtssituatie maar in
een van dynamische verandering. Wat betreft het klimaatprobleem is zijn kritiek dat het vooral een probleem is als de hele wereld veel rijker wordt (en de technologie niet schoner), maar in dat geval is er in 2100 ook veel geld om de effecten op te vangen. Dus kun je nu je geld beter aan malaria-netten besteden. En ach, de wereld heeft eerder een paar graden warmer overleeft. Daar zal niet iedereen het mee eens zijn.
Enfin, dit boek is een
fraaie economische geschiedenis van de wereld en een optimistisch tegengeluid
bij alle onheilsvoorspellingen (heeft iemand je de laatste 50 jaar verteld dat
we nu veel beter af zouden zijn dan in 1960, 1970, 1980, 1990 en zelfs 2000?).
Zeer sterk aanbevolen. En dat geldt in het bijzonder voor Wageningse studenten
die iets met biologie hebben gedaan (en iets van economie willen weten of niet
te eenzijdig milieukunde willen studeren) – het boek is een leuke manier je in
economisch denken te verd iepen.
En de luistertip uit Cyprus: het is nog geen 2 voor 12 - It's 5 o' clock Aphrodites Child
En de luistertip uit Cyprus: het is nog geen 2 voor 12 - It's 5 o' clock Aphrodites Child
Geen opmerkingen:
Een reactie posten