Kermis in de Drentse BluesOpera |
Het goot in Gieten: het begon met een onvoorziene onweersbui waarbij de tribunes moesten worden ontruimd, net nadat we gezeten waren. Of we de bui in de auto’s wilden doorbrengen – een goed besluit van de leiding, niet alleen met de gedachte aan Pukkelpop maar ook omdat er daarna prima weer was, hoewel de geluidsinstallatie niet ongeschonden door het onweer heen kwam. Maar voor die tijd had een bezoeker op de tribune al de lachers op de hand door te constateren dat net hem deze ellende weer overkwam – I’ve got the blues.
Onderwerp van de bluesopera is de ontwikkeling van het Drentse platteland, waarin het nieuwe wellness centrum De Hunzehof authentieke Drentse ervaringen aan de Brainport- en Mainportbewoners van West en Zuid Nederland gaat vermarkten. Want daar is gebrek aan aandacht. Die authentieke ervaringen zijn dan niet zozeer de bruine bonen van Bartje, maar nieuwe, geïntroduceerde “tradities”, die de autochtonen als nieuwlichterij zien: type schapen aaien, veenbaden en zwerfkei-massage. Kortom "happinez". Bovenal vraagt dat om een multifunctionele plattelandsomgeving, waarin het prima stalen hek moet wijken voor de rustieke houten variant.
De Hunzehof wordt gerund door een jonge dame Jenny die we in de innovatieliteratuur naar Mark Granovetter typeren als een weak tie: iemand uit het dorp die jaren in de stad heeft gestudeerd, weet wat een missiestatement is, en nu weer terug is. Een overbruggend bridging type. Maar innovatie gaat niet zonder weerstand. Haar plan doet de generaties-lange vete met buurman Bartels (van het stalen hek) opleven. Zoon Benny zit in een overname proces en wordt verliefd op Jenny. Jenny weet ook hoe ze moeder Bartels met een gratis wellness dagje moet bespelen en die kiest als in de klassieke bedrijfsovername verhoudingen partij voor haar zoon en leidt vader na de nodige strijd van het bedrijf af. Het wordt zijn ondergang - I've got the blues.
Het bedrijf is echter aan de kleine kant voor de modernisering en dat wordt nog erger als de gemeente de pacht van 15 ha op zegt. Daar zit de import-wethouder achter, die ambiteus het beste voor heeft met de werkgelegenheid en zich ook door Jenny voor haar karretje heeft laten spannen, in zijn eigen golfkarretje overigens. Al eerder waren andere boerenzoons uit de zuipkeet gevallen voor de werkgelegenheid van de Hunzehof. De opvattingen van de bezoekers van deze Ponybar weerspiegelden wel enigszins wat Gronings hoogleraar Dirk Strijker vorige week in zijn column in de Boerderij na onderzoek vaststelde: we zijn autochtoon, tikje introvert en vooral voor export en tegen import.
Verliefd en uit noodzaak kiest Benny Bartels dus voor een partnerschap in de Hunzehof en tekent de verkoop van zijn land. Hij wordt manager maar heeft moeite te begrijpen dat je dat werk pas goed doet als je niets zelf doet. Als het businessplan voor eigen bedrijf ontbreekt wordt het elders ook lastig er mee te werken. De Bartels die van rekenen hield was blijkbaar geen familie, Jenny is berekender dan Benny. En daarmee is ook de ondergang getekend - I've got the blues.
Tot slot de opbeurende woorden van de bluesminnende duivel (een rol die voorzien was voor Harry Muskee): "Je zit op een goudmijn. De blues is gestolde pijn. [..] Geluk is overgewaardeerd. Lifestyle is geneuzel, glossy happinezpraat. Van blije mensen krijg ik jeuk. Lijden is de kunst".
Kortom een mooie bluesopera. Kester Freriks schreef er een paar weken geleden al lovend in de NRC over, en dat bracht ons dan ook in Gieten. Natuurlijk extra leuk voor de Westside Story en Hair generatie die geniet van de referenties aan Q65, Brainbox en natuurlijk de nieuwe uitvoerigen (door geweldige muzikanten) van de Cuby klassiekers Windows of my eyes (nu als bijna akoestisch liefdeslied) en Appleknockers Flophouse. (voor de jongere lezer link ik naar live optredens van de orginelen).
De boerenleenbank presenteert de cijfers |
Tot slot de vraag of we professioneel nog wat met zo'n uitje kunnen. De auteurs hebben de situatie wel getroffen en ik heb ze niet op foutieve interpretaties kunnen betrappen. Eentje maar, en die wordt veel gemaakt: "het gaat slecht met de agrarische sector". Ze zullen wel bedoelen: het gaat slecht met veel boerenbedrijven, die kunnen alleen bestaan door ook een inkomen van buiten het bedrijf te behalen en door forse inkomenstoeslagen van de belastingbetaler. Velen zijn te klein en worstelen met de toekomst van de grond waar de familie al generaties op boert. Dat is waar.
Maar een van mijn eerste LEI directeuren, wijlen Jan de Veer, heeft me al eens uitgelegd dat dit niet noodzakelijk betekent dat het slecht gaat met de sector op macro-niveau. Als je door Drenthe rijdt zie je ook mensen die mooie nieuwe, grote melkveebedrijven hebben neergezet. En in de suikerbieten is de efficiency door hogere opbrengsten de laatste jaren sterk verbeterd. Maar het is nu eenmaal de tragiek van de landbouw dat we door die steeds grotere machines (vergelijk een moderne John Deere met de ooit grote Ford 5000) met minder mensen en dus bedrijven hetzelfde kunnen produceren, en mensen zich nuttiger kunnen maken in andere sectoren - en consumenten hun geld aan computers of kaartjes voor theater kunnen besteden in plaats van voedsel (ja dat is te goedkoop omdat we milieueffecten niet inprijzen). Dat levert persoonlijke tragiek op, maar daarom gaat het niet per definitie slecht met de sector.
Ten tweede de vraag of ik anders ben gaan denken over plattelandsontwikkeling. Ja en nee. Nee, omdat veel wat hier getoond werd een tragiek is die ook al bestond zonder plattelandsontwikkeling. De bedrijfsovername, de modernisering, het wel of niet "meegaan met de tijd" en de buren-vetes die generaties doorgaan. Menig streekroman staat er vol mee en dat speelde ook al bij de komst van de melkmachine. De blues is niets nieuws.
Ja - omdat de bluesopera weer eens haarscherp in kaart brengt wat voor psychologische, sociologische, economische en vooral politieke elementen er spelen in de ontwikkeling van een lokale gemeenschap. Plattelandsontwikkelingsconcepten van buitenaf, uit Den Haag of Brussel, zijn daarin niet neutraal maar kiezen voor een visie en kunnen vernieuwing brengen maar een gemeenschap ook splijten en tot persoonlijke tragiek leiden. In transitie-onderzoek hebben we wel eens geconstateerd dat we daarbij naief zijn over de politieke dimensie van transities. Goed dat de kunst ons daar bij de les houdt en zelf zo helpt om een gemeenschap bewuster te laten kiezen. Zo kan kunst ook een goede rol spelen in transities om zaken bespreekbaar te maken. Ook dat is al eens in transitie-onderzoek naar voren gebracht.
Als de kunstsubsidies op zijn, zou dit van mij alleen al daarom door het Leader-programma gesteund mogen worden.
O,ja - er komt nog een uitvoering in Carre. Vermoedelijk zonder ronkende tractoren, maar gaat dat zien. En RTV Drente heeft het opgenomen, dus wie weet wil een van de Nederlandse zenders dat nog eens uitzenden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten