maandag 12 mei 2008

Strokasteel en erfgoed

De dag van de kastelen vandaag, en vandaar aandacht voor het meest moderne kasteel van Nederland: het strokasteel van de PeerGrouP dat in 2005 en 2006 in Veenhuizen stond. Ik werd eraan herinnerd omdat ik deze week tijdens een avondje bardienst op de locale tennisclub ik (zo druk was het niet in de mei-vakantie) het boekje "Op historische gronden" las. Het gaat over erfgoed, dat de laatste jaren weer zeer in de belangstelling staat. De globalisering leidt tot vervreemding, we willen een vast punt om de wereld te bezien, en dat is het locale, de regio. Zo zijn we op zoek naar de canon, wat maakt ons specifiek, hoe kunnen we ons in de wereldwijde concurrrentiestrijd onderscheiden en talent aantrekken.
In de veranderende delta Nederland is daarbij gekozen (in de zgn. Belvedere-aanpak) voor 'behoud door ontwikkeling'. Maak er geen museumdorp Orvelte van maar herinterpreteer het in de huidige context. Maakt het ook betaalbaarder, denk ik als econoom dan. In dat kader laat hoogleraar Eric Luiten zien dat je op die manier tot allerlei kastelen komt, van pure herbouw (Huis Heemstede in Houten) via nieuwlichterij wat betreft vorm en doel (stadsuitbreiding Haverlij, Den Bosch; Kasteel Almere (!)) tot sterke herinpretaties van vorm en concept (Huis de Wiers , Vreeswijk) en het strokasteel.
Veel post-moderne opvattingen in het boekje die laten zien dat de keuze van het erfgoed niet vrijblijvend is en dat je op meerdere manieren naar die keuzes kunt kijken. Historici hebben opvallend genoeg vaak niet zoveel met erfgoed omdat ze de keuze te selectief vinden en van de keuze wordt vooral de positieve kant benadrukt: wel de Batavia, niet het kolonialisme en de slavernij.
Auteur Roel During wijst erop dat men in Zuid-Europa vooral kiest voor immaterieel erfgoed (streekproducten, spirituele plaatsen, tradities) die men openlegt voor toerisme (ook een vorm van behoud door ontwikkeling), Oost Europa kiest voor erfgoed uit tijden dat de landen niet bezet waren, of een verbinding met het westen hadden (zoals de Hanze) en ze plaatsen Soviet artifacten definitief in het museale. En in Noord-West Europa kiezen we voor restaureren van het materiele, met een voorkeur voor fortificaties (Hollandse waterlinie, stelling van Amsterdam), industrieel erfgoed en ook water (ontdempen van stadsgrachten).
Verder lijken we in Nederland weinig met het regionale te doen, terwijl in de rest van Europa dat nog meer leeft. Die landen zijn groter, verscheidener en jonger. Tot mijn verbazing las ik dat in Italie pas in 1980 de meerderheid van de bevolking het Italiaans als eerste taal had. Dit maakt het risico groot dat het betekenis en identiteit geven meer politiek is dan je in eerste instantie denkt en onder de governance van hogere doelen van technocraten of politici komt te staan. Terecht pleit Andre van der Zande dan ook voor meer aandacht voor het democratisch deficit: wat willen de mensen in de regio eigenlijk zelf?
M. Eerden, E. Luiten, A. van der Zande, J. Kolen en R. During: Op historische gronden.

Geen opmerkingen: