donderdag 23 april 2020

De institutionele economie van de melkbus

Melkbussen waren in het industriële tijdperk nodig om de melk naar de fabriek te transporteren. Dat gebeurde door de zogenaamde melkrijders. Die werden op jaarbasis door de fabriek gecontracteerd. Hoewel er geloof ik ook wel fabrieken waren met een eigen wagenpark. Als de data bewaard gebleven waren over alle fabrieken en systemen zou je er een mooi institutioneel-economische scriptie mee kunnen schrijven.
De melkritten werden in de regel aanbesteed, bij inschrijving maar soms werd er ook wel met kostprijscalculaties gewerkt. Je had kortere en langere ritten. Vroege ritten waren ook vaak dicht bij de fabriek, om die op te laten starten, en kosten niet veel.
Het waren vaak kleinere boeren die inschreven en dan met paard en wagen of later de trekker in de ochtend wat bijverdienden en in de middag hun eigen bedrijf deden. Aanvankelijk mochten ze niet hun eigen melk aanvoeren vanwege het risico van fraude (beetje aanvullen met andermans melk) maar dat was later niet altijd haalbaar. Vandaar dat overgiet verbod (zie de blog van gisteren).
Ze moesten ook goed liggen bij de boeren (die de lege bussen weer netjes langs de weg terug wilden en al helemaal geen deuken of verloren deksels) en collega-melkrijders op de fabriek helpen lossen. Contracten verschilden ook in die los-routines: soms werkte een fabriek met volgorde van aankomst maar dat gaf nog wel eens duw en trekwerk bij de poort. Anderen hadden een vaste volgorde, als je te vroeg was moest je wachten op je nummer. Uiteindelijk mondden de contracten uit in complete reglementen met artikelen. Zoals Öp de bussen mag niet worden gezeten.
Er waren ook nog situaties waarbij melkrijders ook ondermelk tegen korting konden krijgen voor hun paard. Wie dicht bij de fabriek woonde mocht vaak ook zelf zijn melk wegbrengen - iets wat ook bij suikerbieten voorkwam. En zo een kleine toeslag kon verdienen, hoewel de afstand van de fabriek in de uitbetalingsprijs geen rol speelde. De tarieven waren een veel voorkomend bestuursonderwerp, zeker ook in de moeilijke jaren dertig. Een marxistisch georiënteerd onderzoeker zou hier zo maar kunnen concluderen dat de klassenstrijd hier werd uitgevochten tussen de grotere boeren in het coöperatiebestuur (die soms ook zeer sociaal voelend konden zijn) en de kleine boeren-melkrijders.
Fabrieken concurreerden met elkaar (ook coöperaties aan hun grenzen) en met name bij boeren die ver van de openbare weg af zaten (dat kon wel een km zijn) was er soms het aanbod dat men de bussen bij de schuur kwam ophalen. Wat dan weer in het contract van de melkrijder moest. Zo waren op de Veluwe de melkritten altijd erg lang omdat de concurrentie groot was en er soms wel 5 melkrijders door de weg kwamen - kortom dat gedoe over thuisbezorgen van pakketten heden ten dage is al erg oud.

Geen opmerkingen: