Robinsonades lees
je niet zoveel meer, maar in het boek over eigendomsrechten (zie de vorige
blog) kwam ik een mooie tegen. Eentje die een geloofwaardiger verklaring geeft
voor het ontstaan en bestaan van eigendomsrechten dan de cultuur of religie als
bron.
Economen
gebruiken denkmodellen die de werkelijkheid versimpelen om tot de essentie door
te dringen. Een mooie vorm is de Robinsonade waarin we ons verplaatsen naar de
situatie van Robinson Crusoë op zijn onbewoonde eiland. Als daar alles
gratis voor handen is (net als bij ons zuurstof), dan is er bijna geen
economisch handelen (“Bijna” omdat ook
Robinson keuzes moet maken: ga ik kokosnoten plukken en schillen, of vissen of
lekker op het strand liggen?).
Welnu, zijn er in
zo’n situatie eigendomsrechten – als je aan niemand iets kunt verkopen? Het antwoord is nee. (Juridisch misschien
wel, maar economisch niet: een recht is niet tot waarde te brengen bij gebrek
aan kopers).
Dan verschijnt
Vrijdag ten tonele. Verandert dat de zaak? Als er geen schaarse goederen zijn,
is het antwoord ook nee: Robinson kan niets iets doen dat een conflict met
Vrijdag oplevert omdat die in zijn gebruik van goederen wordt belemmert. Zo’n
conflict kan alleen ontstaan als iets schaars is.
Pas bij een
conflict moeten er regels komen om conflict-vrije samenwerking mogelijk te
maken: wat is van jou, wat is van mij? Zonder potentiele conflicten (en dus
schaarste) hebben eigendomsregels geen zin.
Maar ook in deze
tuin van Eden zijn er twee schaarse zaken: het fysieke lichaam van een persoon
en de plaats waar hij/zij staat. Daarvan hebben Robinson en Vrijdag er allebei
maar 1, en het zou kunnen zijn dat Robinson wil staan waar Vrijdag staat, of
andersom. En dus moet er een regel komen voor sociale orde.
In de Robinsonade
is de voor de hand liggende (en juiste) regel: iedereen mag zijn lichaam op een
plek neerzetten waar hij maar wil, als er maar niet al iemand anders staat. Wie
er het eerst was heeft een recht en opgestaan, plaatsje vergaan.
En zo werk het in
de grote wereld met meer schaarstes: wie als eerste door arbeid in de meeste
ruime zin van het woord een goed of plek in bezit neemt die nog niet van iemand
anders is, is eigenaar en vanaf dat moment kan er alleen vrijwillig (via
contracten) worden overgedragen (geruild).
Er zijn geen
echte alternatieven. Als je niet-eigenaar van je eigen lichaam zou zijn (en mag
bepalen wat je ermee doet en mee maakt) dan is of iemand anders eigenaar (en
dan erkennen we uber-menschen en unter-menschen, plantage-eigenaren en slaven)
of iedereen gezamenlijk is eigenaar van ons allen. Zo mondiaal bezit gaat niet
werken, want je moet iedereen dan om toestemming vragen om een stap te
verzetten en niemand kan die toestemming geven zonder eerst ook weer iedereen
toestemming te vragen – je bent immers geen eigenaar van je eigen wil. Mooi
werk, zo’n filosofische Robinsonade.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten