zaterdag 13 januari 2007

GLB Hervorming en risico V

Na de onderbreking voor een blog over de kavelruil, terug naar van mijn serie over effecten van de GLB Hervorming op risico. Het vermogen van boeren daalt doordat eigendomsgrond minder waard wordt, zo stelde ik in de vorige aflevering. En ook door een derde effect (naast directe subsidies en minder ingrijpen in markten) van de hervorming: afbouw van quota. Die vertegenwoordigen ook een forse waarde.
Lagere grondwaardes zijn het gevolg van lagere opbrengsten van grond. Die komen door de lagere prijzen maar ook door lagere kilogramopbrengsten. Er zijn een paar redenen waarom die kilogramopbrengsten wat zullen dalen, of minder zullen stijgen. Allereerst de lagere prijzen: als de oogst minder waard is, is ook de laatste 20 kg kunstmest of de laatste bespuiting tegen afrijpingsziekten in de tarwe niet meer rendabel. De ondernemer weegt daarbij immers marginale kosten (de extra bespuiting) af tegen de -nu lagere- marginale opbrengsten (de extra kilos tarwe). Goed voor het milieu trouwens, dit effect. Door dit effect zullen de opbrengsten ook meer zullen fluctueren.
De hervorming houdt ook nog een vierde effect in: cross compliance - waarmee gedoeld wordt op het feit dat een boer zich netjes moet houden aan allerlei voorschriften uit europese richtlijnen zoals rond vogelbeheer en waterkwaliteit. Voor zover men dat nu al niet doet, betekent dat onder andere ook minder chemische middelen met een zelfde effect van lagere kilo-opbrengsten. Het lijkt me dat vooral de risico's op fors lagere kilogram opbrengsten toenemen.
Lagere en meer flucturerende kilogramopbrengsten dus. Omdat markten vrijer zijn zullen lage oogsten leiden tot hoge prijzen, gemiddeld zijn jaren met slechte oogsten zelfs de jaren met goede inkomens omdat het prijseffect sterker is dan het volume-effect. Maar goede oogsten leiden dus tot lage omzetten. Al met al dus meer fluctuerende geldopbrengsten en meer flucturende, en lagere grondwaardes.

Geen opmerkingen: