zondag 7 september 2025

Op-, uit-, afbouw

 Nog een paar aanvullende opmerkingen bij mijn analyse van afgelopen dagen over de immobiliteit van de boeren in de polders alhier. Het lijkt er dus op dat 2 a 3 generaties de afgelopen 75 jaar op veel boerderijen het maximum was. Het kan natuurlijk zijn dat degenen die er nog zitten, juist wat aan de hogere kant zitten, maar dat is me toch niet heel erg opgevallen. De oude regel dat opa opbouwt, vader uitbouwt en kleinzoon afbouwt lijkt van toepassing. 


Er is niet alleen de nodige mobiliteit binnen het gebied, al een paar eeuwen komen je ook boeren tegen die uit de zeer verre omtrek komen (of daarnaar toe gaan). Ik noteerde plaatsen van oorsprong als Enkhuizen, Lopik, Texel, Werkendam. Zeeland (Oosterland resp. Tholen) en Goeree Overflakkee. En dat betreft niet zozeer de droogmaking van de Zuidplas, maar juist als er boerderijen te koop of te pachten waren. 

Veel mobitliteit lijkt er ook geweest te zijn in de periode 1890 - 1930. Eerst omdat het goed ging met de sector en mensen een boerderijtje begonnen op een hoek van een groter bedrijf, of vanuit een dorp een perceel pachtten. En daarna omdat het zeer slecht ging en voor een tweede zoon een bedrijfje werd afgesplitst. 

 Je komt door de eeuwen heen ook een aantal faillissementen tegen. Alsook boeren die gedwongen zijn hun boerderij te verkopen aan een belegger en dan verder gaan als pachter. Een sale and lease back constructie. Soms zijn ze later weer in staat om te kopen. 

Verder valt op dat de beleggers steeds meer vertrekken. Bij de droogmakerijen waren er aanvankelijk veel investeerders betrokken die veelal niet zelf gingen boeren maar een pachter zochten. Dat was op zich al mobiliteitsbevorderend want na een pacht van een aantal jaren werd er soms competatief een pacht aanbesteed. Na de Tweede Wereldoorlog zie je de beleggers vertrekken. Mijn interpretatie is dat de pachtwet met zijn continuiteitsrecht en de pachtprijsbeheersing (en het makkelijker worden van beleggen in de internationale kapitaalmarkt die er na Bretton Woods wellicht minder gevaarlijk uitzag) de verpachters heeft doen vertrekken en we de mythe van het gezinsbedrijf met grond in eigendom hebben omarmd.  Het meest spectaculaire afscheid komt voor rekening van een Haagse dame, mevrouw Beelaerts,  die zich freule laat noemen.. Zij vererfde haar 10 grote boerderijen in 1959 aan de pachters, die eigenaar werden (en een rekening voor successierechten kregen). 

Tot slot, sommige families leveren heel wat boeren en pachten of kopen boerderijen voor meerdere zoons, En sommige van die families zijn ook zeer verbonden, verzwagerd. Het leidt tot typische streeknamen als Van der Spek, Van Eijck, Paul, etc.  En in de bijlagen van het boek staat netjes een lijstje van de boeren die anno het jaar voor publicatie GLB-subsidie krijgen, met naam en adres gerangschikt naar grootte van de ontvangst. Men was zo kies het bedrag niet te vermelden, wel dat er een paar hobbyboeren tussen zitten met maar enkele hectares. 

Geen opmerkingen: