dinsdag 5 juli 2011

Van oude bedrijfseconomie en moderne voedselverspilling

Tijd voor wat definities uit de oude doos. Over wat versplling is. Bedrijfseconoom J.L. Mey formuleerde in 1960 als enge kostendefinitie:
"Kosten zijn onvermijdbare, voorzienbare en in samenhanq met het produktieproces kwantitatief meetbare offers".
Aansluitend formuleerde Van der Schroeff in zijn standaardwerk Kosten en Kostprijs (1974): "Onder verspillingen vallen al die offers samen te vatten, welke in het betreffende produktieproces meer worden gebracht dan voor het bereiken van de economisch meest qunstige proportionaliteit nodig, zijn."

Hier mee bracht ik vandaag boven water waar het bij mij gaat kriebelen als we alle voedsel dat niet humaan wordt aangewend (direct of indirect als veevoer) nu verspilling noemen. Een deel daarvan is technisch onvermijdbaar (wie salade snijdt gooit vieze bladeren en stronkjes weg) of economisch (het is soms te duur deels beschadigde kroppen met de hand uit elkaar te halen, of wie om 8 uur s avonds in de supermarkt gegarandeerd nog brood wil vinden, weet dat er bij dit service niveau ook wat wordt weggegooid). Dat zijn dus onvermijdbare kosten en geen verspillingen in de definitie van guru Van der Schroeff. En nu voedsel en energie uitwisselbaar worden is het niet eens zo erg als iets vanwege de uiterste verkoopdatum of anderzins in de biovergister gaat.
Enfin ik had mijn oude definities nodig om te weten waar het wringt. Waarmee het toch zinvol kan zijn heel de "verspilling" te meten omdat je ook innovatie wil die het technisch of economisch onvermijdbare deel wil verkleinen. Maar eigenlijk, zo constateerden we vandaag, gaat het om optimaal managen van goederen- en reststromen. Maar dat klinkt weer saaier.

Geen opmerkingen: